GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eij bet Kerstfeest.

Nu W6 ons weer hebben gereed! gemaakt — indien , ai thans — om bet Kerstfeest te vieren, dat Is, om uit de kracht van den levenden Christus niet zoozeer op Hem als op een kindeke te zien, als wel zijn menschwording te gedenken, komt hot er wederom op aan, die vleeschwording te belijden, zóó, als de Schrift ze ons openbaart.

Nog steeds zal zulk belijden in dezen tijd een handhaving van het christelijk geloof tegenoveï onder meer, de theorieën van Karl Barth beteeke^ nen moeten.

Zooals Barth in Nederland te Utrecht over de 12 artikelen een reeks van voordrachten gehouden heeft, zoo heeft hij ook twintig toespraken (de z.g. Gifford lectiu-es) gehouden aan de universiteit te Aberdeen in de lente van 1937 en '38, welke gebundeld onder den titel „Gotteserkenntnis und Gottesdienst nach reformatorischer Lehre" verschenen zijn 1). Het „woord vooraf" is gedateerd Aug. 1938. Ditmaal gaan de voordrachten over de Scbotsche confessie van 1560. Vooraf gaat een vertaling, die een eigen vertaling blijkt te zijn, en daarna volgen de voordrachten zelf, waarbij een massa van wat in de confessie staat terzijde gesteld blijft, doch vele barthiaansche hoofdgedachten met meerdere of mindere duidelijkheid wordten voorgedragen.

Over die vertaüng der Scbotsche Confessie, en in het algemeen over Earth's wijze van vertalen, zou heel wat te zeggen zijn; wat trouwens al reeds het geval was sinds Barth met een eigen vertaling van den brief aan de Romeinen voor den dag gekomen is. Wij zeggen niet teveel, als wij Barth verwijten, dat zijn vertalingen herhaaldelijk blijk geven van droevige vooringenomenlieid en van willekeur. Een frappant voorbeeld is ditmaal in art. 13 der Schotsche Confessie de vertaling van „oorzaak" (causa) door „grond". Het artikel spreekt over de oorzaak van de goede werken; maar dat komt Barth niet te pas in zijn theologie; immers, de omkeer die bij den mensch plaatsgrijpt in den vorm eener radicale verandering in de objecten van zijn affecten van liefde en van haat, mag (zoo zegt hij), nimmer worden aangezien voor iets meer dan een tee ken. Een teeken nu is altijd te onderscheiden van de beteekende zaak. Niet onwaarschijnlijk heeft deze onjuiste en ongereformeerde opvatting de vertaling, gelijk wij ze bij Barth lezen, in de pen gegeven, wanneer hij dit art. 13 laat handelen niet over de oorzaak der goede werken, maar over „den grond der goede werken".

Begrijpelijkerwijze interesseeren wij'ons ditmaal 't meest voor wat Karl Barth in dit nieuwe boek zegt over Gods openbaring in Jezus Christus, met name dan over de vleeschwording van Jezus Christus. Ook hier valt helaas te constateeren, dat de duitsche vertaling, die Barth geeft, afwijkt van den latijnschen tekst, en dat deze afwijkingen steeds ten gunste komen van Barth's theorieën, ook al wordt daardoor het origineel, nu ja, verminkt. Het begint al dadelijk met het begrip van de volheid des tijds. Herhaaldelijk is er in ons blad reeds op gewezen, dat Barth dit begrip ontdoen wU van zijn historische beteekenis. De volheid des tijds is bij hem niet een rijpgeworden historisch proces, maar een onhistorische „tijd", een tijd, waarin de historie „doorbroken" wordt, omdat God wonderlijk, transcendent, tot de wereld ingaat, echter niet o-m met haar m é é te gaan, maar om dóór haar héén te breken. Vandaar dan ook, dat Barth geheel willekeurig zijn eigen meening legt in de vertaling der Schotsche confessie. Deze laatste toch drukt zich aldus uit, dat God den Zoon in de wereld zond, toen de volheid des tijds gekomen was; en in deze uitdrukking belijdt ze met alle christelijke kerken van vroeger, dat die volheid des tijds reeds vele eeuwen bezig was te komen; het proces — niets minder dan dat — van Gods werk in de geschiedenis was reeds lang aan den gang geweest; en zie, in de dagen van keizer Augustus is het tot rijpheid gekomen. Datgene waar het hier feitelijk om gaat ligt hier dus open en bloot uitgesproken: de waarde n.I. van de geschiedenis, van het procesmatige van Gods werken, de werkelijkheid van het „hebben" van Gods werk in onze geschiedenis als een werkelijk daarin op^ tredende historische kracht, die niet het historische doorbreekt, maar daartoe ingaat, daarin meegaat. Wilde nu Barth eerlijk vertalen, d.w.z. zonder iets in de Schotsche Confessie in Ie leggen, dan had hij dezen v o 11 o o i d v e r 1 e d e n tijd („gekomen was") rustig laten staan; de strijd tusschen hem en de oude confessie ware dan meteen duidelijk aan het licht getreden. Helaas is het andersom. Van den voltooid verleden tijd („gekomen was") maakt Barth een onvoltooid Verleden tijd („kwam"): „als die FüUe der Zeit kam, da sandte Gott seinen Sohn".

Wie proeft hier geen willekeur? En wie erkent niet dat hier, zij het ook in een klein trekje dat weinig menschen opvalt — heel het Kerstevangelie, incluis de adventsprediking, de facto gebrutaliseerd is door den denker-theoloog? De volheid des tijds komt bij de Schotsche vaderen naar ons toe langs de horizontale lijn. Dat is gereformeerd. Barth daarentegen laat ze komen langs de verticale lijn; en dat is öngereformeerd. Dit verschil is misschien door een beeld goed aan te geven; een beeld dat we ook aan den bijbel ontleenen. In ander verband toch spreekt de Schrift wel eens over druiven der aarde, die rijpgestoofd worden moeten. Licht dat beeld eens even uit zijn tekstverband, en laat voorts die druiven op de tafel van een denkbeeldigen eter komen. Dan is het gereformeerd, te zeggen: de rijpgestoofde druiven, de druiven die hun „volheid des tijds" gehad hebben, komen heden op tafel. Het zijn dan druiven, die aan een ons bekenden wijnstok gegroeid zijn, een wijnstok, die zijn wortels in onzen grond en zijn ranken tegen onzen muur geslagem heeft, een wijnstok, kortom, die hier beneden groeit en vruchten draagt, ook al mag hij misschien „van boven", dat wil zeggen door den hemelschen Landman geplant zijn. Komen er echter op de tafel van den eter druiven uit een „andere wereld", geapporteerd langs de lijn énkel van het zich als zoodanig repeteerende mirakel, niet gegroeid aan ©en ordinairen wijnstok, doch staat daarentegen de tafel van den eter met vier poolen op denzelfden beganen grond, als waarop hij met zijn twee beenen staat, dan past die spijze niet bij dezen eter, dan hebben ze eigenlijk geen historische verbanden; dan kan wel het oogenblik, waarop die druiven uit een andere wereld komen, de continuïteit verbreken waarin zoowel de tafel als de eter als de ordinaire spijzen van den man zelf opgekomen zijn, maar dan is ook meteen daarin gebleken, dat dit „oogenblik", schoon het optrad in de geschiedenis van de tafel en van wie er aanzit, niet historisch is geworden. Zoo aarzelen we niet, deze fout in Barth's vertaling een aanslag op het Kerstfeest van 't historisch christendom te noemen.

Een tweede trekje is mogelijk niet minder sprekend. De Schotsche belijdenis zegt, dat de Zoon de menschelijke natuur heeft aangenomen uit dte „substantie" van een vrouw, en dat nog wel ©en maagd. Het woord „substantie" zal hier wel gekozen zijn — wij hebben thans geen tijd om deze onderstelling historisch te verifiëeren — met het oog op het feit dat in den eersten zin gezegd was^ dat de Zoon, dien God in de wereld zond, de „substantie" van Gods glorie was. Barth evenwel laat in beide gevallen het woord „substantie" geheel verdwijnen in zijn vertaling. Als de confessie zegt, dat de Zoon de substantie was van Gods glorie, dan maakt Barth daarvan, dat de Zoon „die Full e", de volheid van Gods eigen heerlijkheid was; en de „substantie" van de maagd Maria, die ook expres als vrouw wordt aangediend, wordt heelemaal verwaarloosd in de vertaling van Barth: de Zoon nam menschelijke natuur aan „von einer Jungfrau". De reden van deze verminking, zachter mogen wij het niet zeggen, ligt al weer voor de hand. Barth heeft immers meer dan eens uitgesproken, dat Christus' geboorte uit een maagd niet het eigenlijke was, niet de zaak zélf was, waar het om te doen is. De geboorte uit een maagd is weer hoogstens ©en „teeken"; ze is niet de beteekende zaak zélf. Want die beteekende zaak hgt op een heel ander niveau. Dié ligt hierin, dat het Woord Gods — God in Zijn openbaring — tot de menschen komt, en dan weer van boven af, en dan weer, net als die druiven van daareven, „uit ©en andere wereld", die met „onze wereld" niet in continuïteitsverbanden staan kan. Want dat Gods Woord zonder menschelijk toedoen tot menschen komt, dat is de eigenlijke vleeschwording des Woords volgens Barth. Zoo is evenwel de term „vleeschwording des Woords" van zijn kracht afdoende beroofd. Alle openbaring heet hier „vleeschwording des Woords" gelijk ook alle openbaring meteen „verzoening" beteekent. Maar daarmee is ook die vleeschwording des Woords, gelijk de openbaring zelve, weer onhistorisch gemaakt. Hiermee correspondeert dan weer, dat ook ons geloof als onhistorisch wordt gezien: bij deze denkers kan het geloof geen onderdeel van een proces van vernieuwing zijn, geen schakel in Gods heilsketen, geen onderdeel in een historisch gedachte „heils-orde". De lieden, die om Barth heenzwermen, mogen vaak de oogen der eenvoudigen verblinden, door, b.v. a la Misikotte, evenzoo te spreken van „geloof" diat

„vie e SC h wordt"; maar de getrouwe belijders zullen op het Kerstfeest goed doen, aan zulke -verleiders, zooals de bijbel zelf verwante geesten noemt, het vertrouwen op te zeggen.

Een derde trekje in Earth's vertaling valt nu meteen op. Indien de geboorte uit een maagd, en dus de ontvangenis van Christus, niet uit den •wil des mans, docli uit den Heihgen Geest, niet de zaak zelf is waar het om te doen is, doch slechts een t e e k e n, een héénwijzing naar die andere zaak, niet meer dan zulk een ver-wijzing, — dan wordt alle terminologie, die tegen deze nieuwbalcken conslructie ingaat, wederwn gaarne •weggewerkt, ook al staat ze honderdmaal met zooveel woorden in de confessie. Wederom schaamt Barth zich niet, te knoeien met de gele papieren van de kerk. De Scholsche beüjdenis immers zegt, dat de Zoon de menschelijke natuur uit Marias substantie aannam onder medewerking van den Heiligen Geest: „cooperanle spiritu sancto". Barth daarentegen laat dit beteekenisvoUe begrip van „medewerking" rusten, en vertaalt, nivellecrend: „durch das Werk des Heiligen Geistes".

. Nog een - vierde onregelmaligheid trekt de aandacht. De Scholsche belijdenis leert, dat Christus was beloofd onder de wet: „in lege"; en daarmede is natuurlijk weer gedoeld 'op de verbondsfase van bet O. T., die juist als historische fase, gezien in samenhang met de daarop volgende „evangelische" fase des Nieuwen Testaments, prachtig harmonieert met hetgeen in dit artikel vooropgeplaatst werd: het gereformeerde leerbegrip van de volheid des t ij d s. Bij Barth evenwel worden de woorden: „in lege" (onder de wet) weggelaten. Ook hier weer een verwringen van den tekst naar eigen vooropgezette meening.

Een vijfde anomahe hangt samen met de tweenaturen-leer. Evenals zoovele andere belijdenisschriften, en daaromheen gegi-oepeerde theologische werken — in onze afwijzing van de aanvallen van prof. Hepp op prof. VoUenhoven heb^ ben wij er nog aan herinnerd — zoo drukt ook de Schotsche confessie zich aldus uit, dat Immanuel waarachtig Ciod en waarachtig mensch is en één „Persoon", die uit twee volmaakte naturen bestaat. Een uitdrukking die van beteekenis is, wijl zo tegenover hen die de uitdrukking „onpersoonlijke menschelijke natuur" als een dogma zijn gaan beschouwen, haar beteekenis heeft. Een uitdrukking ook, welke correspondeert met die der Nederlandsche Synopsis, volgens welke de twee naturen den éénen Persoon van Jezus Christus zooal niet componeer en, dan toch constitueeren. Barth echter gaat dit alles vervagen door te zeggen, dat Christus twee naturen, volkomen vereenigd in één Persoon, is. We zeggen „is", en niet „heeft"; want het kan bij Barth niet anders zijn bedoeld dan zoo.

En zoo wordt tenslotte alles pasklaar gemaakt voor hetgeen Barth nu verder betoogen wil, dat namelijk de artikelen 4 en 5 der Schotsche confessie een ander „geschieden" belijden dan ons onderhavige art. 6. Artikel 4 had gehandeld over de openbaring der beloften, ai-likel 5 over de voortdurende successie, den wasdom en onderhouding der kerk, terwijl dan artikel 6 spreekt over de incarnatie van Jezus Christus, pe inhoud van art. 4—5 is nu volgens Barth een „geschiedenis" van een ander karakter dan de in art. 6 beleden „geschiedenis". De eerste van deze twee „geschiedenissen" (art. 4—5) is dan de in lijd en geschiedenis uitgebreide, de horizontale, om zoo te zeggen; de tweede daarentegen (art. 6) laat zich reduceeren lot een punctueel geschieden, een geschieden in een punt des tij ds, een „Ercignis", een „gestalte". Natuurlijk is hiermee weer begunstigd de meening van Barth, dat het „wonder" der openbaring nimmer een historische factor onder andere worden kan, en derhalve slechts een geschieden in een punt des tijds is. Maar wal wij opmerkten inzake de volheid des tijds bewijst reeds de willekeurigheid van deze conslructie. j : '

Trouwens, hoe kan men de „zending" van I Gods Zoon onhistorisch malcen? Zenden is in déze wereld niet mogelijk zonder dat op het tijdelijk gebeuren ingegrepen wordt, ja, maar óók tegelijkertijd op dat tijdelijk gebeuren beslag gelegd wordt, van dal t ij d e 1 ij k gebeuren e en stuk in beslag genomen wordt. Men moet niet vergeten dat de Schrift hel werkwoord „zenden", ook als God daarvan het handelend onderwerp is, in alle mogelijke lijden vervoegd heeft. „Zenden" beteekent, als men de woorden der Schotsche belijdenis maar laat staan zooals een normaal ontwikkeld respect voor historische documenten ze steeds zal willen laten slaan, voor hel minst al een werk dat negen maanden duurde. Men denke maar weer aan die „cojperatie", die medewerking van den Heiligen Geest. Het is een misbruik-maken van hel woord „zending", als men hel „zenden" hier laat opgaan in een „oogenbliks"-werk. Zenden is historisch, ook al komt de gezondene van boven. En eerst wijl Christus zóó gezonden is, in den tijd, met gebruikmaking van den tijd, kan Hij de Arch-eeg, de vooraantredende Leidsman onzer zaligheid zijn.

Het leek ons niet overbodige op een en andet te wijzen in dit tegen Kerstmis verschijnende nummer van ons blad. Kart Barth vertelt in zijn „woord vooraf", dat de Schotsche belijdenis tot aan 1937 in Schotland zelf, zooals hij, half bedroefd, half vergenoegd, kon vaststellen, ongeveer even onbekend en ontoegankelijk was in Schotland als de Zwitsersche belijdenis tot voor kort in Zwitserland. En nu wilde hij met dit boek, voornamelijk dan door de weergave van de confessie als zoodanig, voor zijn deel er toe medewerken, dat deze confessie weer bestudeerd zou worden. Hij vermaant zelfs haastige lezers, eerder zijn verhandelingen 'óver die confessie dan de confessie zelf ongelezen te laten. Die raad is ditmaal niet duur. Want de voordrachten zijn feitelijk al verwerkt in den tekst der vertaling. Barth verklaart zelf, dat orthodoxie of positiviteit hem altijd vreemd geweest is, om maar niet te zeggen, dat ze hem tegen de borst gestuil heeft. Daartegenover verklaart hij, dan wèl aan de confessie getrouw te willen zijn. Wij antwoorden, dat het juist daaraan helaas schort.

En het ware, óók om der wille van de beteekenis van onze Kei-stfeest^viering, wel te wenschen geweest, dat dit eerder, of althans met aanvaarding der onvermijdelijke consequenties, , ware bedacht geweest door de organisatoren van een bekend calvinisten-congres.


1) Voor Nederland: Callenbach, Nijkerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's