GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paaschevangelie.

Zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid, Op. 1:18. Dat is de blijde boodschap des Heeren, waarin edte Hij Johanne.s begroette, die Hem in Zijne lieerlijkheid mocht aanschouwen.

Het is dfe vreugdetijding des Heeren al den dag en steeds door tot wie in Hem gelooft en tot Zij-ne gansdie gemeente.

Want leeft Hij' tot in alle eeuwigheid, dan leeft Hij te allen tijdfe ook nu, lederen dag, elk oogen- Wifc.

Dat is dus eene heUsverkondiging des' Heeren aan wie op Hem hunne hope gevestigd hebben, den gansdhen tijd door, eiken dag opnieuw, zonder onderbreking, gedurig maar weer.

Z^j komt ook nu weer tot ons op dit Paasdhfeest, en gaat opnieuw tiit tot een groot deel der menschheid.

Met elke jaarlijksche herdenking van 's Heeren herrijzenis uit dood en graf klinkt deze heilboodschap als met vernieuwde kracht over het rond der aai-de en in onze ooren.

Wij zijn ZOO' aardsch niet alleen, maar zooi zondig en verdorven, en hooren de stemmen van ^vereldsche menschen en zaken, en schenken daaraan onze aandacht, maar vernemen dan de heilstem des Heeren steeds zwakker, of in het geheel niet meer.

Niet omdat zij zich niet laat hooren. Zij klinkt altoos even helder en luid. 'Maar omdat wij er niet opmerkzaam op zijn, en onze aandacht aan andere dingen sehenken, en met onze verlangens uitgaan naar andere zaken.

Omdat ons leven in het heilswerk des Heeren gedurig weer op zoo s.chuldige wijze verflauwt. Daarom kan eene geregelde bizondere herdenking van de „heilsfeiten" zoo goed doen om ons geestelijk weer uit den dommel te wekken en hart en oog te richten naar omhoog op God den Heere en wat Hij in Christus schonk.

Dat geldt ook van de jaarlijksche bizondere gedachtenis van onzes Heilands opwekking en op^ standing uit den dood.

Dan hooren wij opnieuw als met verwakkerde aandacht Zijn woord: Zie, Ik ben levend in alle «uwigheid.

Leven is meer dan bestaan. De verlorenen in de plaats der rampzaligheid nestaan wel, straks ook wederom vereenigd naar lichaam en zie), maar zij leven toch eigenlijk niet, noch nu, noch straks.

2iJ zijn in den eeuwigen dood. Zij hebben wel bewustheid. Zij zien wel, en hooren öok, «a denken, en'hebben gevoel.

Zij bestaan niet slechts, maar zij bestaan ook als •Pedelijke en zedelijke wezens, met verstand en wil ^ gevoel, nu nog wel enkel, naar hun geestelijk t> estanddeel, straks echter weer naar hun beide bestanddeelen, stoffelijk zoowel als geestelijk, jiaar lichaam en ziel, als volledige menschen.

Maar leven in rechten zin doen ziji noch jiu, noch dan.

Leven is meer dan bestaan. Leven is ook meer dan bestaan in eenheid of verbondenheid van lichaam en ziel. Wanneer straks evenzeer de verlorenen himne lichamen herkrijgen, komen zij toch niet opnieuw tot leven.

Integendeel gaan zij dan in den tweeden dood, Openb. 20:6 en 14; 21:8.

Voor het leven is wel het bestaan noodzakelijk vereischte.

Wie niet bestaat, kan ook niet leven. En voor het volle leven des menschen is noodig dat hij bestaat in lidiaam en ziel, dat hij een volledig mensch zij.

De gelukzaligen in den hemel ^ijfl. daarom ook nog niet het volle leven deelachtig. Daar ontbreekt voor hen nog iets aan.

Zij missen nog hun licliaam. Behalve dat zij voor hun volle leven ook noodig hebben de gemeenschap met alle Gods uitverkorenen, en de gereinigde en vernieuwde aarde en hemel.

Met betrekking tot hen wordt dan ook gesproken van eene eerste opstanding, Openb. 20:5, die zij iverkrijgen bij hun ingaan in den hemel, als zij naar hun lichaam wegzinken in dood en graf. Dat doet denken aan eene tweede opstanding, het ingaan in de eeuwige heerlijkheid met lichaam en ziel beide, op den iongsten dag.

Willen wij weten, wat leven voor den mensch is, dan moeten wij zien op den Heere Jezus, herreizen uit dood en graf, in Zijne heerlijkheid. Hij zegt: zie. Ik leef in alle eeuwigheid. Johannes zag Hem, en het greep hem zoo aan, dat hij als dood aan 's Heeren voeten nederviel. Het was een en al leven en gloed en kracht, licht en heerlijkheid en heerschappij bij den Heere. Zijne oogen waren als vuurvlammen. Zijne voeten waren blinkend en gloeiden als in een oven.

Zijn aangezicht was gelijk de zon sdhijht in hare kracht.

Zijne stem was als die van vele wateren. Een tweesnijdend scherp zwaard verzinnebeeldde do macht van Zijn Woord. Ik heb de sleutels der hel en des doods, zeide Hij. Hij had zeven sterren, beeld Zijner kerk, in Zijne rechterhand.

En zoo is Hij nu na Zijne opstanding en blijft Hij onveranderlijk, tot in alle eeuwigheid, enkel leven, louter heerlijkheid, volle kracht, heerschend over alias, elk ding afzonderlijk, en alle dingen tezamen, beheerschend enkel door het woord, dat Hij spreekt, en naar Zijnen wil, zelfs dood en graf.

Dat is leven, het ware, volle mensohelijke leven. Want de Heere verscheen hier aan Johannes in Zijne menschelijke natum-.

Hij de Zone Gods, en als Middelaar Gods en der menschen, maar tocla en daarom in Zijne menschelijke natuur. Ik ben dood geweest, en zie. Ik ben levend in alle eeuwigheid, sprak Hij'.

Wat wij hiep op aarde aan menscfaelijk leven en menschelijke kracht en menschelijke heerlijldieid zien, is ook wel leven en kracht en heerlijkheid, doch o, zoo flauw en zwak en dof.

Onze zonde en Gods vloek hebben dat leven gekrenkt, die kracht gebroken, die heerlij'kheid haren glans doen verliezen.

Om te weten wat het wezenlij'ke mensdhelijke leven is, moeten wij opzien naar den Heere Jezus in den hemel.

Dan beseffen wij onze nietigheid, en zien wij de zwakheid en gebrokenheid van ons leven, en gevoelen wij de kleinheid van onze kracht, en merken wij hoe onze aardsche heerlijkheid als niets is.

Zie, Ik ben levend, sprak onze Heiland, en wel levend in alle eeuwigheid.

De aardsche machten woelen. De wereldlijke geweldigen brallen en woeden. Zij' spreken: laat ons hunne banden versöheuren, ©n hunne touwen van ons werpen, en zij' doen, alsof zij aan hunne volken myriaden en myriaden van jaren verzekeren konden.

Het wordt veelszins donker in het menschelijK leven op aarde, en angstwekkend wat de volkerengemeenschap aangaat.

Die in den hemel woont, zal echter lachen, de Heere zal ze bespotten.

Als wij op den Heere Jezus in Zijne heerlijkheid zien, verstaan wij daar iets van.

De vijand zal Hem niet dringen, de zoon der ongerechtigheid zal Hem niet onderdrukken. Hij sprak: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

Hij troont in heerlijkheid bij den Vader. En Hij heersdht van den hemel uit over de gansche aarde, en in de geheele wereld.

Zelfs ook wie niet van Hem willen weten en Hem bestrijden in de Zijnen, moeten nog tegen hunnen wil dienstbaar zijn tot den opbouw van Zijne gemeente en de steeds voller komst van Zijn koninkrijk.

Hij' is uit dood en graf weer opgekomen, maar om nu ook in waren zin te leven en te heersahen.

Zie, Ik leef in alle eeuwigheid. En dat leven, dat Hij bezit, en dat Hij is. Joh. 14:6, deelt Hij mede aan de Zijnen, en doet Hij leven door wie in Hem gelooven. Reeds hier in beginsel, maar nog slechts in beginsel.

Doch wat het eens met hen wezen zal, kunnen wij zien aan den Heere Jezus.

Naar onze menschelijke maat bevatten kan, stort Hij Zijn leven eens vol over in wie Hem als himnen Heiland mogen bezitten en kennen en aanhangen en dienen.

Ik leef, en gij zult leven, sprak Hij. Joh. 14:19. En Hij bekleedt hen eens met kraclit en heerlijkheid; zoo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden, Jlom. 8:17, Philipp. 3:2L

Johannes hoorde de verlosten bij monde der vier

en twintig, oudieriingen het Lam ter eere zingen, : Gij' hebt ons Gode gekocht met Uw bloed en ons gemaakt een Iconinkrijk en priesters. En dan volgt: en zij zullen als koningen heersclien op de aarde, Openb. 5: 9 en 10.

Ziende op den Heere in Zijne heerlijkheid, waai-mede Hij bekleed is bij Zijne opstanding uit den dood en bij Zijne opvaart naar den hemel, en denkende aan de toekomst, welke tegengaan degenen, die van harte in Hem als hunnen Verzoener en Behouder gelooven, kunnen wij' rustig zijn en vol blijde verwachting ook te midden van alles dat zou willen en mogen benauwen.

Als nu deze dingen begiimen te geschieden, zoo ziet omhoog en heft uwe hoofden opwaarts, omdat uwe verlossing nabij is, Luc. 21:28.

De Heere Christus ging in den dood voor Zijn volk en stierf hunnen dood en bradit een eeuwige verzoening voor hen aan.

Maar Hij kwam ook weer uit den dood op^, gerechtvaardigd door God, en als met den kwijten ^'Tijbrief voor Zijne gekochten. Hij' hernam het leven, om niet weer te kuimen sterven, Rom. 6:9.

Zie, Ik leef in alle eeuwigheid. Dat is de Paaschboodschap, het Paaschevangelie. En het is eene blijde aankondiging van hetgeen door Hem geschonken zal worden aan een ieder, die in Hem de verzoening zijner zonden zoekt en geloovig aanneemt, en het leven uit Hem begeert en leeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's