GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele opmerkingen in zake de Duitsche wet op de sterilisatie.

De Redactie heeft ons verzocht aan de bespreking van „Das Gesetz zur Verhütung erbkranken Nachwuchses" i) door den heer L. D. in „De Reformatie" van 1 Juli 1938 enkele opmerkingen van speciaal medischen aard toe te voegen. De doorlezing van dit geschrift gaf ons de navolgende ap^ merkingen in de pen.

Om het doel der wet te bereilcen heeft men ingesteld den plichttotaangifte van alle onder de wet vallende ziektegevallen. Deze plicht berust in do eerste plaats op lederen in Duitsdiland practiseerenden arts; verder op allen, die zicb. Iselasten met de genezing en onderzoek van of raadgeving aan zieken. Hoever dit laatste gaat blijkt duidelijk uit den aangehaalden Kommentaar van Güt-Rüdha-Ruttke (blz. 30). Als beroepsgroepen, op wie, behalve de geneesheeren, de plidit tot aangifte rust, noemt deze co-mmiemtaar: tandartsen, dentisten, verpleegsters, masseurs, masseuses, vroedvrouwen en — excusez du peu —kwakzalvers! De omstandigheid, dat op personen, die weinig of n'iets geleerd hebben van de ziekten, waarover het gaat 2), niettemin de pücht van aangifte berust, zou in hooge mate belachelijk zijn, indien de zaak zelve niet zoo< ernstig ware. Het feit, dat men den aangifteplicht ook aan kwakzalvers heeft opgelegd, geeft blijk van een mentaliteit, die naar wij vermoeden geen enkel redelijk denkend mensch kan begrijpen of waardeeren.

Behalve op artsen en bovengenoemde beroepsgroepen beriist de aangiftephoht verder op directeuren van ziekenhuizen, verplegingsinrichüngen, sanatoria, gestichten, gevangenissen e.d. Dat onder deze directeuren zich verschillende niet-medica bevinden, is blijkbaar geen bezwaar. Duidelijk wordt dit geïllustreerd door de uitlatingen van Ruttke over den plicht van den directeur een& stichting tot aangifte van verpleegden. Op de „31-Tagung der Orthopadischen Gesellschaft" in Aug. 1936 gehouden liet hij zich over deze materie als volgt uit: „Wat betreft de aangifte bevindt de directeur eener stichting zich in dezelfde posiüe als de arts in de vrije practijk. Hij is dus ook to] verdachte gevallen tot aangifte verplicht... OOK de theoloog en de leeraar is als leider van een inrichting er ten volle verantwoordelijk voor, dat in. zijh inrichting aan den plidit tot aangifte volledig voldaan wordt. Hij kan er zidi niet achten

versraïuilên; dat hij als niet-medicus zich! hierover geen oordeel kan verooirloven." En wee dengeine, die dezen plidht, hetzij met opzet, hetzij, uit nalatigheid, verwaarloost; hem of haar wordt een boete opgelegd van ten hoogste 150 R.M.

Een tweede opmerking, die wij' zouden willen maken, is van den volgenden aard. Toen wij' indertijd de medische bezwaren tegen sterilisatie ontwikkelden 3), hebben wij er op gewezen hoe vooral de psyche van de vrouw onder dezen ingreep zou kunnen lijden. Immers na de sterilisatie zal zij nractisch gesproken nimmermeelr kinderen kunnen krijgen. Het laat zich indenken, dat sommige vrouwen op den duur zich met deze gedachte toch niet kunnen verzoenen. En aangezien de sterilisatie niet meer ongedaan gemaakt kan worden, zal in sommige gevallen dit aanleiding tot conflicten geven, vooral bij geestelijk labiele en tot psyehotische, resp. neurotische, stoornissen gepraedisponeerde individuen. Dit bezwaar nu is geenszins denkbeeldig, gelijk bhjkt uit de statistiek, die Toni Keszler van haar gevallen geeft (blz. 56). Van de 148 in het opvoedingsgesticht of het toevluchtsn oord aanwezige meisjes op den leeftijd van 16 tot 20 jaar, die voor toepassing der wet in aanmerking kwamen, namen 75 het voorstel gelaten, zelfs stomp op; 31 hadden er bezwaar tegen; 20 leden er werkelijk onder; 8 waren blijde het beletsel, bestaande in de vrees voor een onecht kind, kwijt te raken; bij 14 meisjes viel hare houding niet goed te beoordeelen.

Vermeldenswaard is in dit verband de mededeeling van Heydeoke. *) Bij' sommige gesteriliseerde geesteszieken nam hij reacties waar in den züi van ontstemmingen en verwardh'eidstoestanden. Bij' andere personen werden depiressie-toestanden aangetroffen. Volgens Heydecke is het in deze gevallen de plicht van den arts en van den predikant om den patiënt „die Grosse des Gesetzes" te doen inzien, hem te overtuigen „dass sein Opfer dem Volk und dem Staat gegenüber unbedingt notwendig ist". Terecht teekent Havermans hierbij! aan, dat de gesterUiseerde in al die mooie phrasen slechts een schralen troost zal kunnen vinden.

Ten slotte zouden wij: nog even willen wijzen op een belangrijke toevoeging aan paragraaf 10 der wet, neergelegd iji de „Gesetz zur Aenderung des Gesetzes zur Verhütung erbkranken Nachwuchses vom 26. Juni 1935" (blz. 65). Hierbij' wordt n.l. abortus geoorloofd geaclit bij vrouwen, die onder de sterilisaüewet vallen, terwijl ze zwanger zijn, zij het onder voorbehoiid van toestemming der vrouw, haar moedersdhap niet oudeir dan zes maanden is en van de onderbreking der zwangerscHap gèëh ernstig 'gevaar voor het leven 'of de gezondheid der patiënte te duchten is. De reedö meermalen geuite meening, dat opi de sterilisatie consequent volgt de abortus provocatus, is derhalve reeds bewaarheid. °)

Uit deze sobere mededeelingen blijlkt duidelijk •op welk hellend vlak men zich begeeft, wanneer sterilisatie van Staatswege nuttig en noodig wordt geacht. Daarom blijve voor ons sterilisatiei, hoe mooi ze ook worde voorgesteld en hoe nuttig ze in sommige gevallen ook zou kunnen zijn, altijd contrabande. Juist omdat de mensch mensch is «n .geen dier, merkt Bavinck^) zooi teredht op, mogen religie en etlaiek niet aan de hygiëne ten offer worden gebracht. „De ziel is meer dan het üobaam, wijsheid beter dan robijnen, en een rein hart gaat niet alleen een gespierden arm, maar aelfs een rijken geest in waarde ver te boven."


1) Eine Handreichung für die Schulung der in den evan gelischen Anstalten und in der Wohlfahrtspflege wirkena Krafte. (Dr H. Harmsen.) Berlin-Dahlem, 1937. _ . y 2) Aangeboren zwakzinnigheid, puberteitszwakzinnigne ^ circulaire krankzinnigheid, epilepsie, St Vitusdans, ertei)^ blindheid, erfelijke dooïheid ên erfelijke zware lichameiij misvorming.

3) Dr A. C. Drogendijk: Het Sterilisatievraagstuk, blz. ». Kampen, 1937.

4) Geciteerd naar F. M. Havermans: De sterilisatie in de ïractijk. Studia Catholica, Mei 1937.

5) Volledigheidshalve zij opgemerkt, dat in het Zwitsersche kanton "Waadt de sterilisatiewet van 1 Jan. 1929 reeds op 17 Nov. 1931 is uitgebreid in dien zin, dat regels werden gesteld, volgens welke zwangerschap kan worden afgebroken op eugenetische indicatie.

6) Dr H. Bavinck: De nieuwe opvoeding, blz. 32. Kampen, 1928.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's