GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tuberculose.

II.

Zooals wij zagen kan het primair affect met zich mede brengen een gedeeltelijke immuniteit. Wat verstaan wij onder immuniteit? Hieronder vatten wij samen den toestand van onvatbaarheid van een individu voor een infectieziekte, waaraan, mits geïnfecteerd, andere individuen tot hetzelfde soort en ras behoorend, wel ziek worden. Wij maken nog weer onderscheid tusschen een aangeboren of natuurlijke immuniteit en de verworven onvatbaarheid. Als voorbeeld van de laatste kunnen wij de pokken nemen. Als iemand een zware of lichte pokkeninfeclie heeft doorgemaakt, dan is zoo iemand zijn geheele leven lang onvatbaar voor pokken. Van deze wetenschap werd vroeger in Indië en "Egypte practisch gebruik gemaakt. Aan hen was het bekend dat bij verscheiden groote epidemieën als de pestziekte bijvoorbeeld die menschen, die reeds aan die ziekte geleden hadden en haai' doorstaan hadden, voor een nieuwe infectie onvatbaar waren. Derhalve werden juist deze men- ! schen gekozen om de lijders aan de gevreesde pestziekte in de daarvoor bestemde ziekeninriehüngen te verplegen. De duur nu der onvatbaarheid na een doorgemaakte infectieziekte is zeer verschillend lang. Het tegenovergestelde van onvatbaarheid komt zelfs ook voor. Er zijn bepaalde aandoeningen bekend, die éénmaal doorstaan, als het ware een verhoogde gevoeligheid met zich mede brengen. Als regel echter zal het lichaam tijdens het lijden aan een acute infectie zich al meer en meer tegen de gevolgen der infectie leeren verdedigen. Dit nu doet zich ook voor na het ontstaan van het primair affect. De natuurlijke verweerkrachten van het lichaam worden hierdoor zeer versterkt. Praktisch is dit van groot belang. Het is een ervaringsfeit dat de tuberculose, wanneer zij volksstammen treft, waar de ziekte niet inheemsch is, vele slachtoffers maakt. De aandoening verloopt dan in korten tijd doodelijk. Naarmate de ziekte langeren tijd geheerscht heeft, wordt zij zachtaardiger en neemt langzaam af. Ook in den groeten wereldoorlog heeft dit zeer de aandacht getrokken. Onder de troepen die uit Zuid-Afrika en Indië naar Europa werden overgebracht, verbreidde de tuberculose zich schrikbarend snel en veel meer dan de helft van hen, die tuberculose kregen, stierf. Dit kan niet anders zijn dan dat de natuurlijke verweerkrachten uiterst gering waren en de lichamen niet in staat waren hun verdedigers ook al door slechte bijkomstige omstandigheden te vormen. Ook vele gezonde negers uit Senegal, waar geen tuberculose voorkomt, overleden reeds gedurende hun verblijf in Frankrijk op het oorlogsterrein.

Stemt het ons eenerzijds tot vreugde de voordeelen van een tot rust gekomen primair affect, eventueel complex, te hebben, zoo moeten wij anderzijds bedenken, dat een nieuwe infectie hier uit ons ook kan treffen, een zoogenaamde endogene herinfecUe. "'tis vaak al heel moeilijk, zoo niet onmogelijk uit te maken, of een herinfectie endogeen of exogeen, d.w.z. van buitenaf geschied is. De endogene herinfectie zal vermoedelijk een zeer groote rol spelen. Zeer vele gronden die wij niet zullen opsommen, zijn hiervoor aan te voeren. Dat de endogene herinfectie zeer op den voorgi'ond treedt, is op zichzelf geruststellend, want daaruit blijkt, dat de invloed van een tuberculeuse omgeving op de ouderen van minder nadeel is, dan zulks op de kinderen in hun eerste levensjaren het geval is. Maar ook de herinfectie van buitenaf mag niet verwaarloosd worden omdat men nooit weet in welken graad van immuniteit te verkeeren. Het is daarom onze taak ten zeerste om onze lichamelijke gezondheid te denken; zich zelf bijvoorbeeld niet alléén terwille van een dwaze mode tot hongerkuren laten verleiden en ook aan een behoorlijke kleeding bij de zeer sterk wisselende weersgesteldheid in ons land, zorg besteden.

heid in ons land, zorg besteden. Waar wij nu gezien hebben dat een immuniteit in 't algemeen een zeer groote rol speelt in dit proces, komt als vanzelfsprekend de gedachte bij ons op, in hoeverre die immuniteit kunstmatig is te verkrijgen. Bij andere infectieziekten — als voorbeeld kunnen wij weer de pokken nemen — werd daar zelfs in vroegere tijden al aandacht aan besteed. In de 5e en 6e eeuw reeds trokken de Chineezen kinderen hemdjes aan, afliomstig van lichte pokkenlijders. Ook verzamelden ze de etter uit pokpuisten, die, met kruiden gerookt, bewaard werden tot een volgend jaar. Hiervan brachten zij een weinig op watjes en stopten die dan in de neusgaten der kinderen. Dit was dus een actieve immunisatie met verzwakte infectiekiemen, die men nog meer opzettelijk verder verzwakt had. Geen wonder dan ook dat in dezen tijd waar zooveel en tegen zoovele infectieziekten wordt ingeënt, men ook trachtte de tuberculose hiermede te bestrijden. In 't algemeen kan men een immunisatie verkrijgen, wanneer men spontaan aan die ziekte gaat lijden. Ook kan dit door den verwekker van de ziekte in kleine hoeveelheid levend in te enten, verder ook in een kunstmatig verkregen verzwakten toestand of zelfs in een gedooden staat; ja zelfs met bepaalde extractie-stoffen van den verwekker. Ten opzichte van tuberculose zijn door middel van dierproeven al deze methodes afzonderlijk lang en ernstig geprobeerd. De ervaring bij experimenteel onderzoek op dieren over de onvatbaarheid tegen tuberculose heeft geleerd, dat die slechts bestaanbaar is bij de aanwezigheid van het levende agens in het lichaam. Met doode tuberkelbacillen of met uit deze geëxtraheerde stoffen is het tot dusver niet mogelijk gebleken bij dieren een verminderde vatbaarheid tegen een besmetting met levende krachtige = virulente tuberkelbacillen

te bereiken. Calmelte, een groot Fransch onderzoeker, heeft zich door de vele mislukkingen niet uit het veld laten slaan. Integendeel hij hield hardnekkig vol aan de toch zeer logische gedachte, dat de kans bestaat, dat een niet virulente stam, zoo hij levend in het lichaam, waarin hij wordt gebracht kan verblijven, van immuniseerende kracht zou zijn. Hij stelde zich daarom tot taak een tuberkelbacillenstam te verkrijgen, die zonder schade voor het organisme levend kan worden ingebracht. Te zamen met zijn medewerker Guériti kweekte hij in in het jaar 1906 een virulente tuberkelbacillenstam, afkomstig van een rund. Op een bepaalden voedingsbodem kweekte hij dezen stam voort. De voedingsbodem was zoodanig gekozen, dat bij herhaalde overentingen de virulentie van den stam steeds inboette.

Nadat zij jarenlang op deze wijze dien bepaalden stam in het leven wisten te behouden, bleek hij voor apen, runderen, paarden, konijnen en cavia's = guineesche biggetjes, die in zeer hooge mate voor tuberculose vatbaar zijn, absoluut onschadelijk. Door verdere proeven bleek aan Calmette en Guérin, dat deze stam — sindsdien genoemd de Bi. C G.-stam — wel ©en immuniteit tegen tuberculose kon verwekken. Pas in 1921 werd de sprong gewaagd om de beschuttende werking van een vaccin, uit dezen stam gemaakt, bij den mensch toe te passen. In dit jaar werd een zuigeling, geboren uit een moeder met open tuberculose en dat door een grootmoeder met open longtuberculose zou worden opgevoed, met het Bi. C. G. gevaccineerd. Toen dit kind gezond bleef en zich normaal ontwikkelde, gingen de onderzoekers, , na dezen eersten grooten stap, voorzichtig voorwaarts. In de volgende drie jaren werden nog ruim 300 kinderen in Frankrijk met het B. C. G. ingeënt. Ook de resultaten bij deze kinderen waren zeer moedgevend. Pas in 1925 werd door Calmette aan eenige landen, waaronder Nederland, een B. G. G.-cnltuur afgestaan. Door ettelijke dierexperimenten in het Rijks-Serologische Instituut alhier heeft men zich van de absolute onschadelijkheid overtuigd, alvorens het vaccin in 1926 in ons land met nog tal van voorzorgsmaatregelen en voorwaarden voor de toepassing op kinderen werd afgeleverd.

Het vaccineeren van zuigelingen geschiedt in de eerste tien levensdagen, omdat gebleken is, , dat in dezen tijd door den mond gevaccineerd kan worden. In de eerste dagen na de geboorte laat het darmslijmvlies de bacteriën gemakkelijk door. Op deze wijze komen ze in de lymphklieren terecht, alwaar ze zich, niet ten nadeele van den bezitter, kunnen gaan nestelen en vandaar uit een beschuitenden invloed kunnen uitoefenen, die geruimen tijd kan duren.

Niettegenstaande de ervaring met het B'. C. G. vaccin nog slechts van jongen datum is, zoo mogen wij toch dit vaccin, gezien de resultaten in dezen korten tijd verkregen, bij de bestrijdhig der tubei^ culose als een aanwinst aanmerken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's