GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het wachten Gods ten tijde van gericht.

En daarom zal de Heere wachten, opdat Hij u genadig zij en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij Zich over ulieden ontferme, want de Heere is een God des gerichts; welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten. Jesaja 30: 18.

Wij weten in deze dagen van het wachten der mensehen. De verschrikking van een oorlog, die als een orkaan over ons gekomen is, houdt ons van dag tot dag bevangen. Met heel de wereld 2den wij vol spanning uit, hoe de afloop zal zijn van de dingen, die zich in zoo'n verbijsterende vaart op het wereldtooneel voltrekken.

Meer dan het wachten der menschen is echter het wachten Gods. En Jesaja spreekt ons daaxvan tot een bijzonderen troost in grooten nood.

Wij lezen hier in zijn profetieën hoe Israël onder de kastijdende hand Gods door moet. Het boet voor zijn vele zonden.

Maar als de profeet land en volk geteisterd ziet, blijft hij niet bij Gods oordeelen staan. Juist aan den tijd van het gericht kent hij den naderenden tijd van genade. Zoo gaat het licht schijnen in de duisternis van dezen nacht en komt hij met het verrassende evangelie: daarom zal de Heere wachten op Zijn genadebetooning.

Het merkwaardige van dit woord is, dat het een zuivere gevolgtrekking is. De profeet ziet de straf Gods over Israël en nu besluit hij daaruit, dat God straks Zijn genade zal laten zien. Het een moet op het ander volgen. Zien vsrij, dat God ons slaat, zoo weten wij ook, dat de tijd van helen zal aanbreken.

Dat zegt ons dus voor dezen tijd, dat wij niet moeten blijven staan bij de verschrikkingen van Gods oordeelen alleen. Als wij alles overzien wat zich in de laatste weken heeft afgespeeld, mogen wij met groote zekerheid besluiten, dat God ook wat anders geven zal dan Zijn kastijding. Want dit wordt ons door het Woord Gods gewaarborgd: op gericht volgt genade. God wacht er op om dit waar te maken.

En om nu te meer ons te sterken in dit geloof, wordt ons tevens het geheim van dit wachten Gods verklaard. Jesaja verkondigt ons, dat God een God van gericht is. Duidelijkheidshalve zouden we kunnen zeggen: een God van recht en gerechtigheid. Onze Statenvertaling heeft op meer dan één plaats Gods straffen in gericht vertaald door straffen met mate.

Want het gericht Gods beteekent niet alleen, dat Hij gericht oefent, maar dat Hij daarbij rechtvaardig is en gedachtig blijft aan Zijn Woord. Hij heeft Zijn Woord niet voor niet gegeven. Zijn verbond is geen schijnbeweging geweest. Daarom kan God wel moeten straffen, maar alleen voorzoover het Zijn eer eischt en dienstig is tot heil van Zijn volk. Het einddoel van al Gods werken aan ons is leven en zegen en vrede.

En zoo verstaan wij het „daarom" des geloofs, dat Jesaja hier uitspreekt. Het is onmogelijk, dat God niet anders zou doen dan Zijn kinderen te straffen. Hij tuchtigt met mate. Als Hij kastijdt, ziet Hij reeds op het einde. Ook als Hij komt met Zijn strengste tucht, wacht Hij met goddelijk verlangen naar den tijd, dat Hij weer genade zal bewijzen.

Daarom kunnen ook wij, met het gezicht op Gods oordeelen, vertrouwend wachten op Zijn genadebetoon, dat zeker komen zal.

In dat wachten echter — dat zal ieder gevoelen — ligt voor ons nu niet uitsluitend troost. God komt met dit woord ons evenzeer vermanen en verootmoedigen. God is immers een God van genade. Hij wil niets liever dan genade betoonen. Maar waarom wacht Hij daar dan mee?

Dit kan niet aan Hem liggen; zoo moet het dus enkel bij ons liggen.

Want ja, wij kunnen Gods genade tegenstaan. Wij kunnen ons zóó gedragen, dat God Zijn genade inhoudt.

En in dit opzicht hebben wij allen ons te beproeven. Als God met Zijn genade komt en wij spelen er maar wat mee, wij maken er geen ernst mee, zal God dan nog voortgaan ons te zegenen?

Neen, dan komt het wachten Gods. Dan wacht Hij, dat wij ons veranderen en bekeeren.

Dat is de ernst van het oogenbUk, waarin wij ons thans bevinden. Dat is de ernst van dezen oorlogstijd. God wacht op onze „boete en beterschap".

In dat opzicht geeft de Heere ons in deze profetie van Jesaja ook duidelijke richtlijnen. Wat was de zonde van Israël? Waarom deed de Heere bezoeking over hen?

Zij hadden de waarheid Gods niet kunnen verdragen. Zij wilden nog wel profeten hooren, als deze maar niet te scherp en te concreet waren. En vooral ook de tegenstellingen verzachten! De Heilige Israels mocht niet genoemd worden! Want in Hem lag voor Israël de afgezonderdheid, die men niet langer begeerde.

Wijst Gods Woord ons daarmee niet op zonden, die ook onder ons gevonden worden?

Daar is dezer dagen verklaard, dat de Kerk nu bovenal de roeping heeft om te troosten. En zeker kan zij zich geen schooner taak zien toegewezen.

Maar vergeten we niet, dat naar de belijdenis der Kerk als eerste stuk om. welgetroost te leven voor ons noodig is te weten, hoe groot mijn zonden en ellende zijn.

Daarom zal in de kennis en belijdenis van zonden de eerste vrucht gezocht moeten worden van de zware beproeving, die God over ons heeft beschikt. Dan wacht God niet langer met de vertroosting Zijner genade. Het einde van Zijn wachten wordt dan gevonden in ons verwachten: welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten.

Moet het hier nog gezegd, dat dit verwachten van God een verwachten is van Jezus Christus?

Er is een verwachting onder de menschen, die zich misschien wel tot God richt, maar men verwacht van Hem wat anders dan de genade in Christus. Dat zijn zij voor wie de verschrikking van den oorlog onbegrepen is voorbij gegaan. Als de groote schrik voorbij is en de eerste ellende verholpen, ademen ze weer op. Want ze verwachten van God niet meer dan herstel van wat eens geweest is.

Het groot herstel, dat in Christus is gewrocht, gaan ze voorbij.

Die den Heere verwachten, stellen hun verwachting echter op Christus Jezus.

En zoo alleen zijn zij welgelukzalig. Want ja. God troost den mensch, maar alleen in Jezus Christus.

In Hem wordt ook deze profetie van Jesaja vervuld. Immers hoe kan ik ooit verzekerd zijn, dat na het oordeel Gods tenslotte enkel Zijn gunst overblijft?

Die zekerheid vind ik alleen bij Christus en Zijn kruis.

In het kruis van Christus is Gods oordeel over ons heengegaan en zoo is er voor ons enkel genade overgebleven.

En nu zien wij, rijker dan Israël het ooit gezien heeft bij de vervulling van Jesaja's profetie, dat God niet enkel straffen kan. Op Zijn straf volgt zegen. Zijn straf is zegen. In Christus is het wachten Gods vervuld. En wat Hij nu nog wacht, is opdat wij in Christus alles zullen vinden ook ten tijde van gericht.

Hij wacht, dat wij de schoonste vrucht van onze beproeving vinden: de kennis van onzen Heere Jezus Christus, in Wiens gemeenschap v, aj dageUjks rijker worden, ook al zouden we eiken dag armer zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1940

De Reformatie | 4 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1940

De Reformatie | 4 Pagina's