GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oorlogsvoeding.

En neem gij voor u tarwe en gerst en boonen en linzen en gierst en spelt, en doe die in één vat, en maalc die u tot brood: naar het getal der dagen die gij op uwe zijde nederliggen zult: drie 'honderd negentig dagen zult gij dat eten. Uwe spijs nu die gij eten zult, zal in gewicht zijn twintig sikkelen daags; van tijd tot tijd zult gij die eten. Gij zult ook water naar zekere maat drinken, het zesde deel van een hin; van tijd tot tijd zult gij het drinken. Ezech. 4:9—11.

Do symbolische handeling ter begeleiding en ondersteuning van het profetisch© woord behoort tot het methodisch apparaat der profeten Israels; ook Ezechiël moet op Gods bevel ze verrichten. Gemakkelijk viel hem dat niet. Hij moet niet minder dan in een eigen honger-periode een uitgehongerde bevolking afbeelden. Zes graansoorten moeten door elkaar gemengd worden m het brood, dat hem te eten gegeven wordt. Een wonderlijk •mengsel, 't is niet best. Vooral niet voor een Israëliet, die hl zijn wet tegen het mengen van ongelijksoortige stof uitdrukkelijk gewaarschuwd wordt (Deut. 22:9, 10, 11; vgl. ook Lev. 19:19). Brood, waar andere ingrediënten doorheen gewerkt waren, beteekende derhalve: armoede en economische nood; maar ook: geestelijke verlating. Als men n.l. zijn toevlucht nemen moet tot wat een orthodox man tegen de borst stuit, is dat niet maar economische ontblooüng, doch vooral religieuze verlating. Evenzioo was voor Joel niet dit het ergste, dat de sprinkhanen de akkers afvraten (economische nood), doch dat ze het altaar in den tempel kaalvraten, zoodat het volk niet meer in Jeruzalem offeren kon: het kon niet eens meer zijn God „bedienen"; en dat was nu de nood-in-hetfreligieuze. Het oorlogsbrood van Ezechiël smaakt slecht; er zit veevoer (gerst) in, en nog minder spul, tot peulvTuchten toe... Maar vooral — het is onrein: het wijst op een lotsgemeenschap met wat niet slrookt met Israels dieper leven.

Dit tranenbrood moet de profeet geruimen tijd eten. Onze vertaling heeft: 390 dagen, en velen denken daarbij aan de veertien maanden van Jeruzalems belegering. Anderen lezen: 190 dagen, en denken aan de periode der ballingschap van het tien-stammen-rijk: voor ieder jaar één dag in de symboliek. Zóó lang moest de profeet (vs 4) op zijn linkerzijde liggen: een machteloosheids- en verstijvings-houding, die beeld zal zijn van de over het volk komende ontkracliting.

De „zieke" man zal op rantsoen staan: niet meer dan 20 sikkels krijgt hij te eten, d.w.z. 327.4 gram (Noordtzij); „ruim drie ons per dag, welke dan over verschillende maaltijden moeten worden verdeeld" (dezelfde). Met zijn drank staat het al niet beter: het zesde deel van een hi en is zijn rantsoen en d.i. „slechts weinig meer dan 1 liter per dag (1 hien = 6.074 L.) misschien voldoende om het leven te rekken, maar niet om het dorstgevoel in den zomertijd afdoende te bestrijden" (Noordtzij).

Het maakt een groot verschil of een profeet van Israël in het Oude Testament in een symbolische handeling oorlogsvoeding neemt, dan wel of leden eener bepaalde volksgemeenschap in de dagen van het Nieuwe Testament vanwege opgedrongen lotsgemeenschap met een volk, dat him den oorlog bracht, in een paar weken tij ds daarna zich zulke .oorlogsvoeding zien opgelegd. Tusschen dat profetisch gebaar en onze huidige nooden is een groot verschil, evenals tusschen de belegerde stad Jeruzalem, die hier in haar nood geschilderd wordt, en ons volk dat geen kerkvolk meer is.

Maar er zijn ook punten van overeenkomst. En vooral — er is eenzelfde historische openbaringslijn.

Punten van overeenkomst zijn er. Als Jeruzalem straks zijn oorlogsbrood te kauwen krijgt en gerantsoeneerd wordt, zelfs in betrekking tot het allereerste levensmiddel, water, water, — dan is het stilliggen van den regelraatigen tempeldienst, dan is het verschraalde of verschaalde offer, dan is het leege altaar het ergste: een leeg altaar, dat doet méér zeer dan een leege tafel. En wie er anders over denkt, die is in den nood al spoedig de man gebleken, wiens liefde verldld is, de hypocriet, die heengaat, nu ja, omdat lüj er nooit echt in geweest is. Als David de toonbrooden van het heiligdom eet in dagen van nood, doet hij hetgeen in dien nood geoorloofd is, nu de priester zelf ze hem gaf; en de priester desgelijks handelt goed. Maar als David dat een prachtig buitenkansje vindt, op altaar en tempel te mogen vegetoeren, en als hij dat fijne „heüige" brood niet zwaarder Ic verteren vindt dan Èzechiëls oorlogsbrood van vandaag, dan is David geoordeeld. Brood, dat schraal is, water, dat krap toegemeten is, — dat beteekent lotsgemeenschap met de paria's van heel de wereld; het beteekent het brandmerk in den rug aller slaven: vae victis, wee, wie de zwakste is gebleken, bij de mènschen wee! Maar als het schrale brood dan bovendien nog is samengesteld op onwettige manier, als het niet „kosjer" is, dan is dat meer dan lotsgemeenschap met de slaven van de heele wereld. Het beteekent alsdan lotsgemeenschap met de heidenen, met de vreemden in religieuzen zin, met de o n b c - snedenen van hart. Wie dat niet het ergste vindt, en wie dien bijsmaak er niet meer aan proeft, die zal daarin hypocriet blijken, weggeloopen straks, omdat hij toch al niet echt er bij was, noch er in. En als die man later dan weer prachtig brood krijgt opgedischt, en van „kosjere" samenstelling, dan zal hij er niets bizonders aan proeven, dan alleen maar dit, dat het weer het vlcesch doet glanzen. Dat hij weer wets conform mag eten, ja, dat is hem ten eenenmale ontgaan.

Zijn periode van het schrale eten en drinken is hem een proefprocedure geworden. In dei distributieperiode is hem van Godswege een spiegel voorgehouden; maar ocli, hij zag er alleen maar in, hoe mager hij was naar het lichaam; hij heeft niet eens ontdekt, hoe mager hij was naar den geest. Het ontging hem, dat Jahwe een „magerheid" over het volk „gezonden" heeft, opdat zou blijken, wie de oogen open heeft voor de eischen van de wet en wie niet. Hij keek in den spiegel, maar hij is nog minder dan de man, die terstond vergat, hoedanig hij was. Hij kon niet vergeten, want hij had niets gezien. 'Hij kende alleen maar de bakkersformule van het oorlogsbrood, en de sanitaire effecten, die het had op zijn vleesch. Hij had nooit de vraag gesteld, hoe de cultische formule van dat oorlogsbrood was, en hoe het de wetgever Israels was, die daar zoo bedachtzaam zijn drank hem schonk tot aan dat streepje, dat op zijn beker aangebracht was: tot zoover en niet meer, vanwege de aanwezigheid van de gerichten van Jahwe!

Die openbaringslijn der geestelijke schifting, der formeering van een overblijfsel naar de verkiezing, die is er óók nii.

Oorlogsbrood, rantsoen. Vindt ge d a t het ergste? O neen, maar die geestelijke penetratie, die is hel zwaarste lot. LoLsgemeenschap met de paria's aller landen, vindt ge die het ergste? O neen, maar de lotsgemeenschap met anti-christelijke bewegingen, die is ons zware kruis: een dagblad, dat niet opgemaakt is e voto Dordraceno, en de algemeene censuur die uw geestelijke spijze voor u indenkt naar niet-christelijken maatstaf, dat is het ergste. Geen vacantie-genoegens meer? Maar de achteruitgang van kerk en zending, de kwijning van de zaak van Gods koninkrijk, dat is veel erger. En wie dat niet ziet, en niet daarover tobt, die zal straks bUjken uitgevallen uit de rij der bondgenooten, óók als de distributiekaart weer in e kachel gaat. Hij heeft de bakkersformulc bestudeerd, maar niet de wetsformules. Hij is tot zijn ééne graansoort weergekeerd, doch heeft nagelaten het beginsel der wet, die als cultisch voorschrift hem waarschuwde tegen vermenging met het heidendom, tegen penetratie van vreemde leer en zede.

Oorlogsbrood en distributie, en een belegerde stad, — ze zijn er weer. En de schifting gaat onherroepelijk verder. Die onrecht doet, dat hij nog nrecht doe; en die vuil is, dat liij nog vuil worde. En wat daar verder volgt (Openb. 22:11). Zalig is hij, die brood eet in het koninkrijk Gods. Ja, zalig is hij, die den wil Gods doet, van harte, en die zijn brood kan onderscheiden met de geestelijke keur, zijn tafel aan kan schikken met de wet in 't hart. Zalig, wie de pacifieke penetratie van heidendom en v a I s o h e 1 e e r verafschuwt als de pest, hetzij hij weinig eet of veel, hetzij hij mèt of zonder bon aan tafel moet.

Het overblijfsel der verkiezing wordt ook tegenwoordig openbaar. De afval ook, — de langzame. Want zóó kwam Christus in Èzechiëls tijd, en zóó

komt hij ook nu.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's