GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de wereld van den Bijbel.

Een van de onmisbare voorwaarden voor het goed verrichten van waarlijk Geestelijken arbeid is de voortdurende bezinning en dus ook'de voortdurende critiek op de motieven waaruit, de doeleinden waartoe, de houding waarin en de wiyze waarop men dien arbeid verricht.

Wanneer ik zoo spreek van Geestelijken arbeid, dan gebruik ik het woord Geestelijk, dat met een hoofdletter moet geschreven worden. Met dat woord wordt, gelijk U-wel bekend zal zijn, aangeduid dat, wat in het Nieuwe Testament pneumatisch wordt'genoemd. Dat ^s een woord uitsluitend doelend op den Heiligen Geest van God. En het duidt altijd iets aan dat door den Heiligen Geest beslissend wordt beheerscht in oorsprong en karakter, werking en tendens. Geestelijke arbeid is dan die mensche-

lijke arbeid, welke verricht wordt onder de voortdurende leiding en stuwing van den Geest van God.

Tot dezen Geestelijken, d.i. dus pneümatischen arbeid moet ongetwijfeld ook het onderwijs op onze scholen met den Bijbel gerekend worden. Wij willen immers Christelijk onderwijs geven? En is dat niet het onderwijs, dat zich vóór alles richt op het doen kennen van den Christus? Is het niet het onderwijs dat op zijn bevel en in zijn kracht wordt gegeven? Is het niet het onderwijs, dat zich voluit in dienst stelt van Christus' imperium en mee wil werken aan de effectueering van zijn koningsheerschappij ? Welnu zulk onderwijs kan alleen gegeven worden in de kracht en onder de leiding van den Heiligen Geest! Maar wie waarlijk zóó onderwijs geeft is dan ook ten volle bezig in Geestelijken arbeid.

Als nu Christelijk onderwijs een Geestelijk werk is, dan vraagt het inderdaad ook om voortdurende bezinning. Een bezinning die zeker ook 'een meer theoretisch-wetenschappelijk karakter moet dragen en dus in het huis van wijsbegeerte, theologie en paedagogiek moet worden ter hand genomen. Maar óók en voor alles een bezinning die religieus en dus practisch van aard is en door lederen werker en werkster voortdurend moet worden verricht. Een bezinning, die tenslotte moet zijn een zich onderwerpen aan de critiek van den Heiligen Geest, welke in dit geval geheel en al hetzelfde is als de critiek van Gods Woord, het levende Woord, dat eenmaal gesproken werd en dagelijks gesproken wordt door den Heiligen Geest.

Tot deze bezinning op hun werk zou ik al onze christelijke onderwijzers willen oproepen en met dit artikel wilde ik aan die bezinning graag eenige stimulans en leiding geven.

Ik wil daarbij mijn uitgangspunt nemen in het feit, dat de christelijke scholen in ons land den teekenenden, ik zou bijna zeggen: klassieken naam dragen van „Scholen met den Bijbel". Die naam is inderdaad prachtig!

Scholen zijn immers voor alles onderwijsinrichtingen. Het gaat daarom op die scholen vóór alles om het aanbrengen van kennis. Neen, o neen, ik bedoel heelemaal niet> het bijbrengen van ziellooze abstracties en dorre kwasi-wetenschappelijke begrippen. Naar mijn innige overtuiging misgaan onze scholen zich reeds veel te veel aan die dwaasheid. Neen, ik heb het oog op nuchtere, practische, levende kennis, op kennis die leven is en waardoor men inderdaad leven kan. Ik denk aan de levende kennis van de levende taal, die de kinderen spreken en spreken moeten; de kennis van het land en de wereld waarin ze wonen; .de kennis van dê menschen, hun ontstaan en taak, hun ziel en lichaam, hun zonde en verlossing. Ik denk vooral aan de kennis van den levenden God, Die de wereld en de menschen met hun taal en land, hun ziel en lichaam schiep. Ik denk vooral aan de - kennis van Jezus Christus in Wien God de wereld heeft verlost en nog dagelijks verlost en door Wien Hij zijn genadeheerschappij verwerkelijkt.

In het aanbrengen van deze kennis en het wijzen van den weg waarlangs men tot vermeerdering en verdieping van deze kennis komen kan vindt de christelijke school haar doelstelling.

Als nu zoo het karakter en het doel onzer christelijke scholen moet worden geteekend, dan moeten die scholen inderdaad en voor alles scholen met den bijbel zijn! Met een scherpziendheid eigen aan hef frissche, levende geloof, hebben onze voortrekkers dat verstaan. Ze kunnen alleen christelijke scholen Wezen als ze voluit scholen met den bijbel zijn. De bijbel moet in den vollen zin des woords het iundament boek voor alle onderwijs wezen. Alleen in den bijbel laten God en Zijn Zoon Jezus Christus zich kennen. Alleen in .de felle belichting van Gods Woord kunnen Gods veelkleurige schepselen zuiver worden gezien.

Dit alles aanvaardend, komt evenwel van zelf de vraag op, hoe; in welken zin moet de bijbel het fundamentboek van alle christelijk onderwijs zijn? Over deze vraag wilde ik het een oogenblik hebben, in de hoop U hiermee als vanzelf tot nadere bezinning op Uw levenswerk te brengen.

Wanneer wij het hebben over de vraag; in welken zin moet de bijbel het volstrekt heerschende boek voor de scholen met den bijbel zijn, dan zal ieder aanstonds inzien, dat het antwoord op die vraag geheel en al bepaald wordt door het karakter van den bijbel zelf. Wie helder het wezen, het karakter, de functie van dat wondere boek heeft geschouwd, zal als vanzelf en- onmiddellijk ontdekken in welken zin het onze scholen en haar arbeid volstrekt beheerschen wil en moet.

Wat is nu de aard, de functie, het doel van den bijbel?

Als antwoord op deze vraag zou ik er U allereerst op willen wijzen, dat de bijbel een boek en dus een springlevend ding is.

Dat zijt ge toch met me eens, dat een boek een levend ding is? Als menschen een boek dood noemen, dan hebben ze het niet over het echte boek, dan zien ze niet het volle boek. Dan spreken ze alleen over het bedrukte papier dat met lijm, garen en band een echt boek helpt maken. Het echte boek leeit, het spreekt, het is woord. Zooals bij het spreken van man tot man, de lucht de woorden van den spreker, overbrengt s& ar de nabije hoorders, en zooals de radio-activiteit dat doet over duizenden kilometers afstand, zóó brengt het boek de woorden over uit verre eeuwen naar heden en toekomst, van het eene eind der aarde naar het andere, van de eene wereld naar de'andere. Het b.oek is het instrument, waardoor de woorden en de door de woorden gesymboliseerde gedachten en gevoelens en de in die gedachten en gevoelens zich openbarende en zich gevende mensch naar ons toekomen. En zoo is het boek een van leven tintelend ding.

Welnu, zoo is nu de bijbel het boek van den levenden God. Het levende woord van den levenden God, in het bijzonder het levende woord van den Heiligen Geest. O ja, menschen hebben het geschreven! Menschen spreken ook nu nog daarmee en daarin ons aan. {vlozes, David, Jesaja, Mattheus, Lucas, Paulus. Men proeft hun geest, men kent hun hart, men bewondert hun groote begaafdheid daarin. Zij hebben hun boek vaak met hun bloed geschreven! Maar Gods Geest nam die schrijvende menschen met huid en haar in zijn dienst. En terwijl die menschen van a—z hun eigen boek schreven, schreef God tegelijk door hen zijn eigen boek.

En met dat boek en in dat boek spreekt God nu, vandaag, uit den hemel naar de aarde. Hij spreekt erin, Hij doet het uitgaan. Wie het hoort staat voor den sprekenden, werkenden God; den sprekenden, werkenden Geest. Het woord bestaat niet en kan niet bestaan zonder dien Geest. En de Geest komt en werkt altijd met het woord. En omdat dat woord altijd het woord des Geestes is daarom is het levend en krachtig. Het is activiteit, energie, krachtsuitoefening van den Heiligen Geest. Het is een tweesnijdend, scherp zwaard dat doordringt, zóó ver, dat het vaneenscheidt ziel en geest; gewrichten en merg en het schift overleggingen en gedachten des harten. Het heeft altijd effect. Het keert nooit ledig, d.i. zonder iets bereikt te hebben, weder. Het doodt óf maakt levend. Het is zaad der wedergeboorte óf een hamer ter verharding. Het is voor sommagen een doodslucht ten doode, voor anderen een levensgeur ten leven.

En wat "is nu de centrale boodschap van dat wonderlijke, levende boek van God?

Huiveringwekkend is in dit opzicht het misverstand.

Voor heel, heel velen is de bijbel niet anders dan een boek over de religie.

Ze zoeken en vinden erin een grootsche en indringende beschrijving van het religieuze leven van volken en menschen. In verhalen en gelijkenissen, in aangrijpend proza en verheven poëzie, wordt dat religieuze leven van den mensch geschetst in zijn sublieme hoogten en verbijsterende diepten, in zijn verterende onrust en bovenaardschen vrede, in zijn grauwe wanhoop om ruige zonden en zijn soms bijna bovenmenschelijke verhevenheid en heiligheid.

Omdat men nu dat religieuze leven dikwijls verengt en verschrompelt tot een aangelegenheid van het inwendige leven, van de zielen, wordt de bijbel in verband daarmee vaak gezien als een zieleboek. Een teekening van deze ziele in allerlei activiteit en toestand wil hij naar veler opvatting aan ons geven. Ten slotte gaat het in den bijbel dan overal, zelfs bij de historische momenten ervan, om die ziele en wat zij ervaren kan en kennen moet. 't Is al zielebeschrijving wat men er in zoekt en leest. Teekening van ziele-ellende en zieleverlossing, van zielewanhoop en zieletroost. van ziele-onrust en zielevrede.

Dikwijls ook is de bijbel weinig meer dan het boek met de ongelooflijk groote hoeveelheid mededeelingen omtrent wereld en menschheid, leven en dood, verleden en toekomst, God en Satan. Mededeelingen waarmee men het wel eens is en die men daarom aanvaardt en waarnaar men zijn leven dan zoo goed en zoo kwaad als 't gaat reguleert.

Óf ook, men beschouwt de Schrift als een menschenboek precies als andere en het Schriftwoord als een menschenwoord net als andere. Alleen: dat woord kan soms, plotseing, onverklaarbaar, door een dynamische Geesteswerking orgaan, werktuig, middel orden van een levend woord van God, een evende, verpletterende openbaring van den eiligen Geest.

Tegenover dat alles roept God ons in den ijbel met geweldige kracht toe, dat Hij met ijn boek vóór alles en boven alles over Zichelf spreekt. Mèt zijn boek en in zijn boek egt de levende God, dat Hij er is, dat Hij eelt, dat Hij regeert, dat Hij verlost, dat Hij erdoemt, dat Hij aiies is. Met en in zijn boek eeft God openbaring omtrent Zichzelf.

O ja, er komt in den bijbel ontzaglijk veel voor. Er is misschien nooit een boek geschreven zoo bont en zoo veelkleurig als de bijbel. Allerlei ^nenschen, volken en culturen doemen voor ons op. Het menschenleven wordt erin geteekend met een scherpte en diepte als nergens elders. Alle mogelijke vormen van litteratuur van het allerdroogste proza eener kroniek af tot de meest verfijnde poëzie toe, zijn er in samengebundeld. Maar ten slotte heeft het boek toch maar één fundamenteelen inhoud. Ten slotte geeft God met zijn boek die ééne boodschap, dat Hij leeft en regeert. Al wat genoemd, geschreven, geteekend of bezongen wordt, dient om naar Hem te wijzen, van Hem te spreken. Hem te laten zien. De bijbel wil vóór alles God, den levenden, almachtigen, genadigen en rechtvaardigen doen kennen. Dat is het eerste en het laatste wat de bijbel wil.

Denk maar aan het majestueuze begin!

In den beginne schiep God den hemel en de aarde.

In dat ééne zinnetje wordt al het bestaande samengevat! De hemel boven ons, de aarde met al wat er op is om en onder ons en de tijd waarin alles ontstaat, bestaat en vergaat. Maar ver daarboven uit staat God, de levende, Die alles uit niets te voorschijn riep, het nu in vollen eigendom heeft en hèt onderhoudt en regeert van seconde tot seconde.

Denk ook aan het grootsche midden. Jezus Christus wordt dan geboren. Maar: Hij is Gods eigen Zoon. De eeuwige Vader zendt Hem. Vrijwillig gaat Gods eeniggeboren Zoon in in de ellende van deze wereld en wordt mensch als wij. En de Heilige Geest formeert zijn menschelijke natuur in Maria's schoot. Het is alles Gods werk. Hij is ten volle de eigenlijke Werker van dat groote ïeit. Hij zelf treedt groot en heerlijk in dat gebeuren voor ons.

En zoo is het overal in den Bijbel!

Bij Mozes, David, Jesaja, Petrus, Paulus. God is in die allen, komt in die allen, spreekt door die allen! God staat en spreekt en werkt eii toont zich majestueus en heerlijk in Israël en de volken, in de Kerk en de wereld! God, de God van liefde en recht, van genade en toorn komt in den bijbel op ons toe! De bijbel is een symphonie die uitjubelt de grootheid van den Almachtige! Hij is een schilderij, waarop alle figuren en kleuren, ja, heel de compositie alleen maar dienen om den hoofdpersoon, den grooten eeuwigen God in het volle licht te stellen!

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1945

De Reformatie | 8 Pagina's