GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIF

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoor toe, gij hoogepriester Jozua, gij en uw metgezellen, die daar vóór u zijn gezeten, zijn mannen-van-wonderteeken. Want zie, Mijn Knecht de Spruit zal Ik doen komen. Want zie, die steen, dien Ik gelegd heb vóór Jozua, •— zeven oogen zijn op dien éénen steen, zie, hoe Ik zijn snijwerk snijd, spreekt Jahwe der heirscharen. En Ik zal de schuld van dit land op één dag wegnemen. Te dien dage, spreekt Jahwe der heirscharen, ' zult gij elk zijn naaste noodigen tot onder wijnstok en vijgeboom. Zach. 3 : 8-10.

!UTDE> 6CHRirK HET WONDERCONSISTORIE.

Hoe lang was dat al weer geleden, dat de kerk van God den HEERE was weggevoerd in ballingschap.... Zeventig jaren, ruw geteld. En hoe benauwend was die periode geweest voor de kerk, juist als kerk. Want in die ballingschap was het zwaarste en pijnlijkste probleem wel dit geweest: waar is toch het adres der kerk? In den aanvang, toen nog maar een gedeelte van het volk gedeporteerd was naar het land van den overweldiger, toen waren velen heel gauw klaar geweest met dit probleem. Die zoo gauw gereed waren geweest, dat waren de NIET-gedeporteerden. De kerk? — en waar die was? Wel, het antwoord was niet ver te zoeken. Eeuwen lang had immers de kerk van Israël haar adres gehad in Jeruzalem? Daar waar de tempel stond, dat prachtgebouw van Salomo, den koning uit de gouden eeuw, daar in dat zichtbaar centrum, was steeds de kerk geweest, vergaderd in een zichtbaar centrum God zelf had die centralisatie immers gewild; hij had met Zijn vloek verpletterd elkeen, die het waagde, tegenover de centralisatie-gedachte van Gods wet de dé-centralisatie-idee te stellen van eigen willekeur, zooals Micha van het gebergte Efraim zulks had bestaan in de periode der Richteren, en zooals later Jerobeam uit politieke overwegingen het had aangedurfd, hij, met zijn concurreerende religieuze centra te Dan en te Bethel. Maar dat was alles doemwaardig werk geweest. , , God zelf had DEZEN BERG begeerd ter woning, om ALDAAR geëerd, zijn heerlijkheid te toonen; de Heer, die hem verkoren heeft, die trouwe houdt en eeuwig leeft, zal HIER ook zeker wonen". Afgeloopen: — discussie verder overbodig. Zij, die in Jeruzalem achtergebleven zijn, de niet-gedeporteerden, zijn dus de ware kerk, en hebben als het adres van de kerk te gelden. Maar die weggevoerden, die gedeporteerden, 't is wel tragisch, maar 't kan niet anders gezegd worden: zij zijn de kerk niet meer, noch haar adres. De zaak is uitgemaakt. Is daar ook een zekere Ezechiël onder, een achtenswaardig man? 't Mag zijn, maar feiten zijn nu eenmaal feiten.. God zelf heeft gesproken. In Jeruzalem, bij dien steenen tempel, daar is de bijenKORF. Wie in de bijenkorf gebleven is, die hoort tot 't bijenvolk. De anderen zijn niet meer dan bijen-in-los-verband; ze zijn niet meer in 't kerkverband. De mand met goede vijgen, die is nog altijd in Jeruzalem, bij tempel en paleis. Daar in het buitenland, nu ja, daar zijn wat kwade vijgen; op de tafel van Jahwe der heirscharen mogen ze niet prijken; God heeft geen lust aan zulk bedorven materiaal; ze voegen niet in 't kader van 't hemelsymposion. .

Maar tegen die verschrikkelijke consequenties eener al te vlotte logicisten-redeneering had de Heere zelf zijn knecht Ezechiël door openbaringen getroost. Zou hij niet meer de kerk zijn? Niet meer het kerk-adres? Weineen, Ezechiël: waar het WOORD des Heeren is, en waar dit Woord geloof werkt in de harten, DAAR is de kerk. Zeker, het Oude Testament is nog niet afgesloten, en daarom BLIJFT terecht de honger knagen naar het oude centrum, ginds, ver weg, in 't vaderlijk Jeruzalem. Jeruzalem, Jeruzalem, eer ik u vergete.... Alleen maar: ook onder het Oude Testament is nummer één het WOORD, en nummer twee het zichtbaar vereenigingspunt. Het eerste kan nimmer worden ontbeerd, zal de kerk leven. Maar het tweede KAN desnoods gemist worden; en één maal komt de tijd, waarin het heelemaal ontbreken zal. Dat zal de dag van 't Nieuwe Verbond zijn. Dan zal God zelf de décetitralisatie invoeren; aan ALLE plaatsen, waar het Woord geloof werkt, zal dan de kerk zijn; een plaatselijke kerk hier, en een andere plaatselijke kerk ginds; en de ééne zal niet over de andere eenige heerschappij voeren; geen een zal metropool zijn voor de andere als voor een filiaal-, een dochter-kerk.

En waar dus bij het voortschrijden van de tijden God zelf den eeredienst gaat decentraliseeren, daar is het dwaze hoogmoed van die in Jeruzalem achtergelaten Joden, als ze zeggen: het steenen gebouw, en het archief, dat hebben wij nog, en daarom is des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel HIER! Wat hier? Waar het Woord verlaten wordt, daar maakt een steenen bouwsel nog geen Kerk immers? Laat Ezechiël geen altaar vinden zóó als van Salomo er een gebouwd werd, bij hém is toch het WOORD zijns Gods, spreekt de Heere. Bij hem is visioen, en openbaring, en geestverrukking. En als hij met zijn, , , oudsten", officieel, vergaderd is, dan is dat geen contraconsistorie, en geen schismatiek consistorie, maar een WONDER-TEEKEN-CONSISTORIE. Ze zijn een wonderteeken, want ze werden tot een testimonium van den komenden Nieuwen Dag, waarin de Heere de KERK gaat bouwen uit levende steenen, en waarin de baksteenen heelemaal op 't tweede plan komen te. staan. Een wónder-consistorie dus, maar officieel, en wettig, als in Babyion het consistorie, de Raad, der Kerke Gods. En laat die anderen, die achtergeblevenen, die achtergelatenen, nu maar pochen op en om hun steenen tempel en zijn pracht. Wacht maar, tien jaar nadat Ezechiël met zijn , , oudsten" weggevoerd is, zal die steenen tempel toch nog zelf in puin geschoten worden. En dan gaan degenen, die de vreemde koning destijds spaarde, ook in ketenen, als een troep miserabele gedeporteerden naar 't oord der ballingschap. Wie aan die steenen HING, en wie zich daaraan op-hing, die heeft DAN niets meer over. Maar wie de kerk om 't WOORD vergaderd zag, die houdt de kerk, en 't kerkadres toch over, al is hij tijdelijk ook , , in de verstrooiing".

Zoo vormde Ezechiël-met-zijn-oudsten een eerste wonder-teeken-consistorie. Hij was er zóó van onder den indruk, dat hij niet eens meer schreien kon, toen straks die prachtige tempel, die , , lust van zijn oogen", ja, ook van de zijne, in de asch gelegd werd. Hij kón niet schreien, want hij mocht het niet; het was hem verboden door zijn Zender, dien Paedagoog, die aan zijn wónder-consistorie leert, dat niet om kwesties van steenen-die-dood-zijn, maar alleen om zaken van zonde en van genade, van Woord-verwinning en Woord-verlies, men in de kerk mag lachen èn mag weenen, respectievelijk.

Nu, in die ballingschap was in het lest Ezechiël gestorven. Zijn , , oudsten" waren eveneens • daar tot hun vaderen verzameld. Jeruzalem hadden ze niet weer gegroet. Maar de beloite van den HEERE werkte door. Zij werkte nieuw geloof in 't land van de verstrooiing. En kijk, toen eindelijk Cyrus, de veroveraar van Babel, aan de Joden verlof gegeven had om naar hun land terug te keeren, toen was daar wéér zoo'n wónder-consistorie opgekomen door de kracht van 's Heeren Geest. Hoe God toch zorgen kan!

Daar was vooreerst die Jozua. Eén van.de

volkshoofden, naast Zerubbabel. Zerubbabel, die is een afstammeling van koning David, prins van den bloede, stadhouder. Maar Józua stamt uit de priesterlijke geslachten. Welkom, deze Jozua; w^elkom, óók bij Zerubbabel; de prins van koninklijken bloede doet geen poging om van de oplaaiende volksvreugde misbruik te maken teneinde, als een soort van pontifex maximus, wereldlijke en geestelijke (religieuze cultische) macht in zich te vereenigen. Ieder weet hier wel zijn plaats: het is immers een gelouterde gemeente, die terugkeert; haar is de wet des Heeren in het HART geschreven; zij behoeft er niet met kunst en vliegwerk te worden inge-scherp-t. Heil U, gij priester Jozua; als gij uw mannen maar bijeenroept, vormt gij zóó maar een consistorie, een religieuzen, kerkelijken Raad. De tempelbouw is weer ter hand genomen; God zelf heeft steeds nog dezen berg begeerd ter woning. We hebben ons zichtbaar centrum terug; de bijen kwamen terugvliegen naar den korf. Het is goed, het is genade, zoolang we nog niet den Messias hebben. Maar laat het Woord des Heeren toch zijn heerschappij behouden.... kunt gij een recht geestelijk con­ istorie vormen? D^ hoogepriesterlijke volmacht ot het waarnemen van den tempeldienst wordt vernieuwd; en welhaast zal de tempelbouw oltooid zijn; dan gaat het Huis in 't Centrum wachten op de komst van Hem, die als de Groote Kerkvorst heel de wereld zal overdekken met kerken, hier één, daar één. Hebt gij Uw consistorie klaar?

Och, vraag dat niet. De HEERE heeft het consistorie klaar. Hoor maar, hoe Hij door Zacharia Jozua, dien hoogepriester, aanspreekt: Jozua, en voorts die metgezellen van u, van Jozua, die metgezellen, die vóór uw aangezicht gezeten zijn. Ze zijn gezeten in , , de acht'bre zetels van 't gericht", in 't huis van David weer gesticht. Zij vormen met Jozua, hun president, een Raad of college, een Consistorie-van-de- Kerk. Ezechiël had zijn oudsten, — een consistorie in den vreemde, in de verstrooiing. Hier heeft de hoogepriester Jozua weer zijn collega's onder hem als president. Maar nu is het Consistorie dan weer thuis. ... O, wónder-consistorie! Ze zijn een WONDERTEEKEN, al die mannen, stuk voor stuk. Menschen-van-wonderteeken. Want het priesterschap van Aaron was vernietigd geweest, naar 't scheen; van zijn altaar was het weggesleept, zijn gereedschap hem onteigend, zijn zetel stukgehakt, 't Was niet meer dan een afgehouwen tronk van Aaron, een afgehouwen tronk van Levi. Maar uit dien afgehouwen Levi-tronk deed God de Heere een „spruitje" schieten, een nieuwe scheut. Hij deed het op hoop tegen hoop, en door het wonder van zijn reddende genade.

Zoo is dit wónder-consistorie reeds in het enkele feit van zijn bestaan een. restauratie-wonder.

Maar van die restauratie is niemand de werkmeester dan Jahwe, de Heere God, alleen. Het is niet de volksgenius, niet de volksmassa, niet de volksélite, niet de volksjeugd, maar het is alleen de HEERE God, die God, die „wond'ren" werkt, aan wien nu' deze restauratie is te danken. Een , , restauratio in integrum": draagt Jozua geen witte kleeding, geen kleed van den gerechtvaardigde, die van zijn zonden, de zonden van Levi, en van Israël, is vrijgesproken?

Doch meer is van dit wonderconsistorie hier te prijzen. Het restauratie-wonder is ook iypologisch wonder. Jozua, die zelf een scheutje is uit LEVI'S afgehouwen tronk, en dus als priester, om zoo te zeggen, uit Gods grond gestampt, en ook van boven af verwekt door 's Heeren Geest, hij mag ook type zijn van Christus, die zelf de Groote Spruite is, het Scheutje uit den afgehouwen tronk van DAVID. Die Christus zal een scheutje zijn, niet aan den afgehouwen priesier-tronk alleen, doch óók aan den afgehouwen Koningstronk. Hij zal Koning-Priester wezen, priester immers niet naar Aarons, doch naar Melchizedeks wijze. , , Spruit" noemt de Heere den Messias (vgl. 6:12); ook Jeremia en Jesaja teekenden Hem onder dezen naam. Dien Spruit-Messias zal de Heere nu doen komen. En dit door 't absolute wonder. Hij zal niet te verklaren zijn uit den volksgenius, noch uit de volksélite, en niet uit vleesch en bloed, maar Hij zal verwekt zijn door den Geest Gods zelf, en uit een maagd geboren, zonder den wil des mans. Van dezen Jozua of Jezus mag de Jezus (Jozua) uit 't wónder-consistorie van de profetie van Zacharia type zijn; hij mag Hem vertoonen in zijn eigen persoon, vertoonen als gezalfd door 't wonder van Gods Groote Restauratie, gezonden uit den hemel, niet maar , , een god", gezeten in den , , raad-van-goden", het goden-consistorie, doch Zoon van God, zelf God, die aan den boezem van den Vader ligt, in 't Consistorium des hemels.

En die Messias zal heusch geen Presidentzonder-consistorieleden wezen. O neen; i Hij brengt zijn tempel met zich mee. Wat voor een tempel? Een tempel van levende steenen. Vóór Hem, als Zijn ondergeschikten, zullen , , zitten" zijn twaalf apostelen. Hij zal Zijn Consistorie bondig samenroepen, en het zal wel vast en hecht en zeker zijn. Die geestelijke teropel, die door het WOORD gebouwd wordt, en in geloof, zal het einddoel zijn van de huidige restauratie van den steenen tempel. De steenen tempel, dien Ezechiël moest missen, toen hij alleen maar 't WOORD had overgehouden, hij kwam terug; maar voor een korten tijd. De WOORD-tempel komt zeker daarvoor in de plaats straks, — de Spruite zal hem bouwen. En van dien Geestelijken tempelbouw is nu de steenen tempel uit

den tijd van Zerubbabel wonderteeken. Zie, daar ligt een steen voor Jozua's voeten. Het is de sluitsteen van den steenen tempel in het Centrum-van-beneden van den ouden dag, weer op zijn plaats gezet in den hechten hoek van 't nieuw-gebouwde Tempelhuis. Maar deze nieuwe hoeksteen staat onder Gods btzondere bonds-attentie en - bewaring. „Zeven" oogen, d.w.z. de volheid van de oogen Gods, het volle oog van onzen Bondsgod, met zijn Zeven Geesten, zijn vollen Geest, zeven oogen zullen acht geven op dien éénen steen. Die hoeksteen moge eenmaal van de bouwlieden verworpen worden, wederom, hij moge ook minder aanzienlijk zijn dan die andere hoeksteen, dien Salomo eens legde, gelijk trouwens die heele nieuwe steenen tempel niet in schoonheid halen kan bij 't oud gewrocht van Salomo's verheven kunst. Maar die hoeksteen is toch veilig-, hij zal in 't centrum van den Tempel in de Stad van David blijven staan, totdat hij uitgediend heeft. Eerder vermaalt het Beest hem niet tot gruis. En voor de inscriptie, voor 't opschrift, voor het snijwerk, voor de symbolische kunstfiguren zorgt de Heere zelf. Hij zal de Groote Etser wezen voor dezen nieuwen hoeksteen. Hij zal ook dezen tempelsteen graveereni de teekenen zullen erin staan van de Trouw van God, de namen van Zijn volk, de symbolen van de hemelsche hiërarchie, de contouren van de Vorsten van het Hemelsch Consistorie: engelen, machten, tronen, patriarchen en profeten. Of wat dan ook, het détail blijft aan den Etser overgelaten. Eén ding is zeker, het zal een kunstig bewerkte hoeksteen zijn. En voor den tabernakel, voor welks inscripties en graveersels de Heere zelf gezorgd heeft (Ex. 32 : 16) opdat het alles wezen zou naar t op den berg aan Mozes eens getoond model en voor den tempel van Salomo, welks graveersel eveneens vermeld wordt in 't oud kroniekenboek, zal deze tempel-hoek- en - sluitsteen niet onderdoen. Wel zal hij daarvoor onderdoen vanwege zijn betrekkelijke armoede, zijn simpelen eenvoud; is 't heele nieuwe tempelhuis niet simpeler dan dat van Salomo? Maar slechts op één ding komt het aan: op 't eigendomsmerk van den Verbondsgod. Zijn schrift. Zijn inscriptie, Zijn Eigenaars-Signet is alles voor een tempelhuis. En zoo zal Jozua, als hoeksteen-legger van den tempel, in den geest vereenigd met zijn medeconsistorieleden, een schaduwbeeld, een type mogen zijn van den Messias Gods. Die zal zijn Geestelijken Tempel eenmaal bouwen. Steenen spellen dan geen glorie meer naar 't inzicht van het vleesch. Maar 't zijn dan geestelijke steenen; hun leven rees hun uit den dood. Ze leven door het wonder. Ze zijn allen priester, allen koning, allen hebben straks hun ambt. En ze hebben maar één Hoeksteen, van de menschen wel veracht, maar bij God' uitverkoren en dierbaar. Die ééne Steen — die steen-des-hoeks — zal Zijn inscriptie dragen; het zal de Naam zijns Gods zijn. Ja, Hij zal God zelf zijn. Eén met den Naam. Schrift valt in Hem met Schrijver samen. En al Zijn steenen dragen ook hun inscriptie, hun graveersel: de naam van Christus is hun ingegrift; en Etser is de Geest Gods zelf.

Zoo is het Consistorie van het wonder uit dé profetie van Zacharia ook een typologisch wonder. Het vertoont den Tempelbouw van 't Nieuwe Testament. Jozua staat nog vóór dien hoeksteen, die uit het atelier van den Jeruzalem- . schen steenhouwer afkomstig is. Tusschen Hèm als steen-legger en kerksteen-bewaarder eenerzijds, en den hoek-steen anderzijds is nog een afstand; deze twee zijn nog niet één; Jozua is maar type, en die steen niet meer dan schaduw. Maar als de Spruit komt, dan zal tusschen Hèm, den Hoeksteen, en den Kèrkbewaarder eenerzijds, en zijn tempelsteenen anderzijds een levende gemeenschap zijn: het is, zoo zegt men dan, de ééne Geest, die in Hem als in het Hoofd, en in ons als. Zijne ledematen woont. O, typologisch wonder!

Restauratiewonder, typologisch wonder. En nu nog dit: dit wonderconsistorie is ook galantie-wonder. Zooals Jozua's college in zijn existentie zelf reeds BEWIJS is, dat de Heere Zijne eeden houdt, zoo wordt dit geestelijk consistorie dan ook tot een wonderteeken van de Trouw van God, óók in 't bewaren van Zijn volk. Garantie-wonder dus. Een gebouw, dat niet verzekerd is, een volk, dat geen garanties heeft, garanties van de sterke Mogendheid, wat maalt men erom, als 't rondom wereldmachten régent? Hier een Cyrus, daar een Darius, elders weer een ander? De , , kleine staten" vragen om garantie; vooral dat kleine staatje van armetierige joodjes, die permissie krijgen, let wel, per-missie, een permit, om te reizen, een permit, net zoolang als 't duurt, zoolang de Hooge Politiek het goedvindt? Wat zal dat tempeltje hier, en wat wil dit Consisorie-tje van toch nog maar amechtige Joden?

Stil nu, het wónder-consistorie is óók een aranfie-teeken. De kerk wordt gegarandeerd. oor de Sterke Mogendheid, de eenige die er s, die van den Heere Zebaoth. Hij zal het volk aranties geven, allereerst in 't RECHT. Hij zal p één dag, d.w.z. in één enkele, afdoende dagebeurtenis, en dag-order, dit volk ontheffen an de schuld. Dat zal de dag van Golgotha ens zijn, de dag van 't ééne, absolute, afdoende ffer. Jozua, gij zijt nog maar een levietisch riester. Men moet uw tempel binnen, om ALLE agen te offeren. Offeren-zonder-eindresultaat. fferanden zal men brengen, ook in uw fin-deiècle-tempel, offeranden, die niet meer dan schaduw zijn, die nimmer kunnen verzoenen. aar de Spruit, dien gij verbeeldt, en dien gij ook vertoont, zal op zijn éénen werk-dag met een gansch éénig offer in eeuwigheid verzoeen, en rechtvaardigen, degenen, die Hij geend heeft van af de eeuwigheid. En dierechtaardigmaking beteekent garantie-naar-den- , , staat". Garantie, waar geen-wrikken aan is, zelfs niet naar het recht van God.

En bij die garantie-naar-den-rechts-staat komt nu ook nog een garantie naar den „stand", den vredestoestand. Als die dag er is, dan zullen ze elkaar noodigen. Het consistorie zal groot zijn, en het zal uit God zijn vrede hebben. Het zal een gemeenschap zijn van heiligen. Een open republiek, Een stad, die dorpsgewijs bewoond wordt, omdat er geen gevaren haar meer dreigen, omdat de Pax Christi vast is. Onder wijnstok en vijgeboom, waar men de vruchten van zijn eigen arbeid ziet, en met behagen overziet, en eet, daar zal de een den ander nooden. Het zal een vrede zijn, aanvankelijk in de gemeente der teruggekeerde ballingen genoten. Een vrede, sterker en hechter in de kerk van 't ieuwe Testament. Een vrede, eenmaal absoluut en algeheel in het Nieuw Jeruzalem. Daar zullen de steenen niet meer schaduwbeelden zijn. En niet de tuinen meer. En niet de boomen meer. Het zal daar geen inscriptie meer zijn alleen maar in steenen, en geen harp meer onder lommerrijk geboomte. Het zal daar alles iic/iaam zijn, echte werkelijkheid, alles alles. En de Garantie zal er eeuwig blijken. De afdoende.

O, Jezus, Jezus Christus, onze Heer! O hemel-

consistorie! O, gouden eeuw!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIF

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's