GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het „zakken” van den gemeentezang.

Deze weinig fraaie titel hoeft weinig verklaring. We kennen alle het jammerlijke resultaat, wanneer de gemeente een halve toon lager uitkomt dan het orgel. De menschen zijn dan , , gezakt". In den loop van het vers wordt het dan hoe langer hoe valscher en op 't einde ontstaat iets, dat een schandvlek is in den eeredienst.

Wie is hier de schuldige? Zoo op 't eerste gezicht: de zangers. Zij zakken. Het orgel blijft op toon. Toch is"dit slechts ten deele waar. Ik geloof dat de schuld ligt bij allen. Bij de gemeente die zakt, bij den organist, dieniet zakt. En misschien nog wel bij den predikant ook. En waar nu in onze kerken het , , zakken" wel actueel is, ' doordat we veelal vanuit onze mooie kerkgebouwen met hun - prachtige tweeklaviers-orgels zijn gekomen in onze gymnastieklokalen met soms een wormstekig harmonium, is het misschien niet kwaad, en de Reformatie dienstig, als we dit onderwerp eens nader bekijken. Het zakken komt door verschillende oorzaken. De prediking kan zoo weinig bezieling wekken, dat het volk er koud onder blijft en niet met geestdrift haar liederen zingen kan, Dan zakken ze. Voorts kan de gemeente het zingen opvatten als iets wat er niet op aankomt. Zich laten gaan in de sleur van de melodie •— en ze zakken weer. Maar de meeste schuld kan liggen bij den organist die er de moeite niet voor neemt om zijn werk , , met alle macht" te doen. Schrijver dezes is zelf organist, dus hij beschuldigt geen anderen. Over allen dus een paar opmerkingen, en over den laatste het meest. Want bij goede samenwerking is er zeker iets, zelfs veel aan te doen.

En de eeredienst is het toch zeker waard. Over den predikant mogen we kort zijn. Hij doe zijn werk zóó, dat hij door zijn woord de gemeehte tot bezield zingen leidt. Hij late voorts een dienst niet beginnen met een vers dat voor zakken geschapen schijnt.. Zijn organist kan hem wel een lijstje geven. En dan kan het bij een vollen morgendienst meer lijden dan bij een half leegen. avonddienst.' Een koude kerk of zaal doet er ook geen goed aan. „

De gemeente, het ligt voor de hand, luistere goed naar het orgel. Zelfs naar het harmonium. En bemerkt .zij dat het mis wil gaan, dat de zaak valsch wordt, dan denke zij de volgende melodie-tonen iets hooger dan ze zijn. Zij zinge niet alleen met den geest, maar ook met het verstand.

De organist heeft de voornaamste taak hier. Allereerst bepale hij nauwkeurig de toonsoort waarin hij het vers zal spelen. En zijn toonsoorten waarbij men eerder zakt dan bij andere. We zullen de oorzaak niet diep onderzoeken, maar vermoeden dat ze ligt in de richting van de reine kwinten, die in-het gehoor verschillen met de gelijk-getempereerde stemming van het orgel. Vooral bij een zwak harmonium of orgel zou ik dan willen aanbevelen de jonische melodieën te spelen in Es of in E. En de toonsoort van D te laten. rusten. Zooals dus b.v. Psalm 1, 3, 73, 36, 138, enz. Voor de hypo-jonische zou ik G liever niet nemen, maar As of Ges of F. Bijv. Psalm 66, 119 enz. Als de hoogte het toelaat kan het ook in A. ^

Wat de hypo-dorische toonsoort betreft, bv. Psalm 86, 77, deze laat zich het best spelen in g-dorisch. En een aeolische als 72, 65 of de avondzang in g-aeolisch. Liever dan in e- of f-aeolisch. X)e ervaring leert hier het meest.

Bijna van even groote béteekenis ten aanzien van het zakken is de harmonisatie. Men kan een melodie harmoniseeren met voor 't meerendeel kleine, of ook voor 't meerendeel groote drieklanken. Bij de kleine drieklank domineert de kleine terts, bij de groote de groote terts. En nu komt het mij voor dat men bij het harmoniseeren met kleine drieklanken'eerder zakt dan bij het harmoniseeren met groote, omdat de doorsnee-kerkganger een groo^^ terts gemakkelijker en beter hoort en zingt dan een kleine.

Ik zal een voorbeeld geven. Een eerste-klas zak-melodie is wel die van psalm 65, 72. We beginnen met d. Spelen dus: g-aeolisch.

Nu kunnen we harmoniseeren; g-aeolisch I lo I lo I IV Ille IVe I Dat zijn dus, op één na, allen kleine drieklanken. Maar het kan ook zóó: g-aeolisch III Ille III VI III Vle IIIo VII III

Dat zijn allen groote drieklanken. Ik geef onmiddellijk toe, het is meer Bes-groot, , dan g-aeolisch, maar het blijft op toon. Muziek — theoretisch breng ik gaarne dit offer, als ik hiermee het afschuwelijke zakken kan voorkomen.

Ten slotte; Wanneer nu èn het gloedvol woord van

den liturg, èn het goedwillende zangersvolk, èn de met kennis van zaken spelende organist niet kunnen voorkomen, dat er op een bepaald moment gezakt wordt, dan is er nog één middel. De organist ga in zoo'n geval, in zoo'n uiterst geval, in den loop van het vers en op een geschikt moment, en dan nog bovendien zoo ongemerkt mogelijk, een halve toon lager spelen. Dan heeft hij de kans, dat het eind gelijk komt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's