GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

PERSMANIEREN.

Het spijt mij, dat ik gedwongen word eenige plaatsruimte te vragen in dit, toch al met zooveel plaatsgebrek worstelend blad.

Het betreft eenige publicaties in het blad van den Heer Scheps. Deze heeft onder den titel „Geen legende-vorming" zich verzet tegen een zinnetje in een brief, dien ik d.d. 7 Juli 1944 richtte tot dèn Heer A. Schilder, en waarvan afschrift is opgenomen in de bijlage van ons kerkelijk handboek. Het betreft hier het zinnetje: „De bron is wel wat troebel", en mijn mededeeling, dat een zekere Kaptedn (over wien het hier gaat) poogde met Scheps samen een Chr. weekblad op te richten. Hiertegen verzette de heer Scheps zich, omdat hij slec!h, ts als intermediair voor den heer Kaptein optrad, door voor dezen, menschen aan te schrijven, die voor medewerking in aanmerking konden komen. De heer Scheps vond, dat men hem „te veel eer bewees" door dit van hem te vermoeden. Dit verzet sdhreef hij in het nr van 29 Juni j.l.. In het nr van 27 Juli d.a.v. verscheen toen een ingezonden stuk van de hand van Kaptein zelve, die zich heel boos betoonde, omdat ik gesproken had van een „wel wat troebele bron". Het werd zelfs een vervolgartikel van drie en een halve kolom in genoemd nummer en nog een slot van precies vijf kolom in het nummer van 10 Aug. j.l. In verband met de tendentieuse strekking van dit artikel schreef ik een tegen-ingezonden stuk, met verzoek aan den heer Scheps, dit in (het eerstvolgend nummer te willen plaatsen. Hieraan werd niet voldaan. Eerst in het nr van 31 Aug. verscheen het, maar metéén voorzien van een onderschrift van genoemden Kaptein, aan wien Scheps de vriendelijkheid bewees, éérst mijn stuk te laten lezen, ofschoon niet hij, maar onderget. de aangevallene was, en met meer recht aanspraak op deze vriendeHjkneidrhad mogen maken. In dit onderschrift onder mijn verweer, krijgt de heer Kaptein wéér een kolom tot zijn beschikldng, voor een verdediging, waarop meteen heel laconiek, het „debat gesloten" wordt, onder mededeeling, dat mijn stuk „bekort" wds.

Het is niet mijn bedoeling op dit laatste verweer van Kaptein in te gaan. Het spreekt voor zich zelf en verdraait doorzichtig genoeg voor wie lezen kan, de feiten.

Maar wat ik wel graag publiek wil hebben is, dat de heer Sdheps, zijn vriend Kaptein negen en een half kolom van zijn krant gunnend, voor zéér persoonlijke aanvallen, een verweer van mij, dat drie en een halve kolom besloeg, nog essentieel verkort en daardoor onleesbaar maakt.

Ik zal den lezers van de Ref. besparen, wat ik heb eschreven. Zij hebben er ook geen belang bij. Maar

ik meen toch goed te doen hier weer t© gevten wa door den heer Scheps gecoupeerd is, want daar draait feitelijk alles om. Het luidde als volgt:

„Ik lees dan letteriijk als volgt (n.l. in het landelijk persverslag). De Perszuiveiingscommissie belbandelde in een zitting, die twee dagen in beslag nam, de zaak van het dagblad der Staatkundig Gereformeerde Partij „De Banier". De commissie stond hier voor de beantwoording van een niet gemakkeUjke en niet aUedaagsche vraag. Immers de heer Kaptein, de hoofdfiguur van deze zaak, ontpopte zich, trachtte zich althans te ontpoppen, als een goed vaderlander, die om de goede zaak te dienen, Ud werd van de N.S.B, die „De Banier" torpedeerde door alle Duitsch© propaganda, die hij kreeg, er in te plaatsen.

In den bezettingstijd was bij als kind in huis op het Departement van Volksvoorlichting en hij heeft van deze relaties gebruik gemaakt, om. de kerkelijke pers in Nederland de hand boven het hoofd te houden. Leidende figuren van de Ned. Herv. Kerk, van de Geref. Kerk, van het^ Leger des Heils hebben va, n zijn diensten gebrmk gemaafet. Tegenover hem staat de familie Kersten. Deze sdhildert Kaptein met heel wat anderte kleuren."

Verder lees ik:

„Ook de houding van den heer S. Kersten, den directeiir van d© onderneming werd scherp gelaakt. Hij stond b.v. in relatie met de „volksche uitgeverij: Westland". In den aanstellingsbrief van den heer Kaptein, door S. Kersten onderteekend, luidt het: dat deze er voor moet zorgen, dat „de inhoud van „De Banier" strekken moet tot opbouw van de nieuwe Nederlandsche Volksgemeenschap "

Tot zoover het stuk, dat de heer Scheps, zonder mijn voorkennis schrapte. En juist om dit citaat draait alles. Immers hieruit bUjken de volgende feiten:

1.- Kaptein was Ud van de N.S.B.

2. Kaptein plaatste alle duitsche propaganda voor zijn blad, die hij kreeg.

3. Kaptein was als kind in huis op het Etepartement van Volksvoorlichting.

4. Kaptein had een aanstellingsbrief, waarin als zijn taak omsdh'reven stond, dat dé inhoud van het blad, dat hij redigeerde, moest strekken tot opbouw van de nieuwe Nederlandsche Volksgemeenschap".

Mijn verweer was op deze feiten gegrond. Wanneer een Openbare aanklager in 19 4 6 met dezen man nog geen raad weet, en hem „raadselachtig" noemt, hoe kon ik dan in 19 4 4 tot een' andere conclusie komen, dan dat deze bron „troebel" was? Mij dunkt, dat dit zéér euphemistisch was uitgedrukt. Immers: ik kende dezen man niet, wist niets anders van hem, dan dat ihij in de affaire van de beeren Kersten gezeten had, op het bureau van Van der Vaart Smit zijn opleiding had genoten en „als kind in huis was, op de Departementen, waar de N.S.B.ers het voor het zeggen hadden; verder dat hij in 1944 Ud van de Gteref. Kerk van Pijnacker was geworden, en in 1943 en 1944 zich verdiensteüjk Was gaan maken voor kerkeUjke instanties. Dat was alles wat ik van den man wist.

Wanneer nuannol946 voor een openbare aanklager deze bron nog niet helder bUjkt te zijn, wat kon ik a n n O' 1 9 4 4, het jaar van de grootste spanningen, van terreur en intrige, waar het ging om het al of niet te voorschijn komen van Prof. Schilder, dan anders doen (beschikkende over de gegevens, die ik toen had) dan hetgeen deze Kaptein mij te vertellen wist over zijn invloed ova Prof. Schilder's vrijheid te bewerkstelUgen, door de geven aan het adres waar dit beridht zijn moest, met de waarschuwing de grootste reserves, gezien deze troebele bron, in acht te nernen?

Op het verdere verweer van dezen Kaptein in het blad van Scheps ga ik hier niet in. Zijn zakelijke noten onder mijn stuk zouden niet geplaatst kunnen zijn, wanneer de heer Scheps er de schaar niet ingezet had. En wat de niet-zakeüjke noten betreft, volsta ik met de opmerking, dat het niet Verwondert, dat'iemand, die er blijkbaar geen scrupules in ziet, een verminkt stuk te attaqueeren, in dat attaqueeren zélf, evenmin scrupuleus te werk

gaat.

V. SPRONSEN.

Naschrift. Bovenbedoelde brief van dhr v. Spronsen aan dhr A. Schilder komt ter sprake in ttijn beantwoording van synodale roddelpartijen over mijn onderduiken; zie daarover mijn BIJLAGE bij het HANDBOEK DER GEREFORMEERDE KERKEN (onderh. art. 31 K. O.) uitgave firma Oosterbaan & Le Cointre, Goes. De heer Kaptein Was medewerker van dr v. d. Vaart Smit. Ik heb destijds een copie van het bureau v. d. Vaart Smit gewraakt, en ze hém toegeschreven. Groot rumoer Van dhr v. d. V. S. Aanklachten en zoo. Waarschuwing aan mijn adres van dr G. Ch. Aalders, en zulks fileer. Een poosje later bleek, dat het een copie was Van dhr Kaptein, en die was verbonden aan het bureau v. d. V. S. Sapienti sat. R e d a c t i e.

LECTUUR VOOR MILITAIREN.

Leiden, 24 Augustus 1946.

Hooggeachte Prof. Schilder,

Op de vergadering van den Kerkeraad van Leiden waa een schrijven ingekomen van één onzer leden, die thans in Indië onder de wapenen is. Uit dit schrijven bleek dat bij onze miUtairen groote behoefte is naar goede lectuur. De kerkeraad droeg mij op met dezen broeder te correspondeeren en hem geregeld lectuur te verschaffen. Wellicht zijn er ook uit andere plaatsen leden van onze kerk in Indië aanwezig. Mijn vraag is nu: zou voor toezending van goede lectuur aan onze jongens nu een landelijk comité opgericht kunnen worden, die deze zaak behartigt. U weet met mij aan hoeveel gevaren onze miUtairen daar bloot staan en onder 's Heeren zegen kan dit weinige wat vsTJ voor hen doen, voor hen van groote beteekenis zijn. Mocht er al een comité zijn, dan zou ik gaarne vernemen met wie ik mij in verbinding moet stellen. Indien er van onzen kant nog niets wordt gedaan voor onze militairen in Indië, wilt U dan door middel van „De Reformatie", de aandacht op deze zaak vestigen? Met de meeste hoogachting en br. groeten,

R. H. SCHIPPER,

Diaken Geref. Kerk, Leiden.

Braaösemerstraat 2.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's