GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

NOODZAKELIJKE CORRECTiE,

Verschenen is het tweede deel van Handelingen in de Korte Verklaring, bewerkt door dr F. W. Gi'osbeide.

Als datum, waarop de copie werd afgesloten, wordt genoemd 31 December 1943. Het boek is dus tot stand gekomen tijdens den oorlog (vgl. opmerkingen op bldz. 7 en 151) en dus in, den tijd, waarin een groot deel van den kerkelijken strijd viel.

Dit in aanmerking genomen is wel opvallend de wijze, waarop de schrijver bij de bespreking van Hd. 15 de bekende Jeruzalemsche vergadering karakteriseert. Prof. Grosheide zet als opschrift boven dat hoofdstuk: „DE EERSTE SYNODE". En daarvan wordt dan de volgende motiveering gegeven: „In de eerste plaats verdient het opschrift, dat we boven dit gedeelte plaatsen, eenige toelichting. Gewoonlijk spreekt men van het apostelconvent. Tegen dien naam bestaat tweeërlei bezwaar. Wij zijn gewoon het woord convent te gebruiken van hetgeen niet een officieele kerkelijke vergadering is. iVIen denke aan het convent van Wezel in. 1568 en aan het .convent der kerken gedurende de oorlogsdagen. En wat in Hd. 15 beschreven wordt, is juist wel een officieele kerkeUjke vergadering. I ! I

Daarom verdient de naam synode de voorkeur. In de tweede plaats lezen we, dat niet alïeen de apostelen, doch ook de ouderlingen aanwezig waren, weshalve h.et „der apostelen" minder jiiist is te achten. Om deze beide redenen noemen we de in ons hoofdstuk beschreven vergadering de eerste synode", bldz. 7. i

De schrijver ziet dus maar twee mogelijkheden: i die vergadering was óf een convent, of een synode. En waar tegen het eerste overwegend bezwaar bestaat, blijft er z.i. slechts plaats voor het tweede.

Het woord „synode" is daarbij dan te verstaan als technische term: het staat niet tusschen haakjes; wordt gebruikt naast uitdrukkingen als „approbatie" (13, 24), „bezwaarden" (12), „deputaten" (25, 26), „dat de synode in het openbaar heeft vergaderd" (13); en niet het minst spreekt de nadere aanduiding, dat deze synode de „eerste" was, waardoor ze wordt gezien in de rij der vele volgende. Er valt dan ook niet aan te twijfelen, of we moeten dat woordje „synode" verstaan in den tegenwoordiggangbaren zin, in z'n kerkrechtelijke beteekenis.

Daarbij mag voorts niet voorbijgezien worden de apodictische manier waarop over het karakter dier vergadering als „eerste synode" geschreven wordt. Ze was geen convent, — dan een synode. Aan een derde mogelijkheid is niet gedacht. En dit valt temeer op, waar de schrijver bijvoorbeeld in de kwestie van de zuid- of noordgalatische hypothese (bldz. 34), de uiterst moeilijke vertaling van 16 : 6 (bldz. 36), de houding van Paulus t.a.z. de , Judaïsten te Jeruzalem in 21 : 21 w. (bldz. 127) ' bij het bepalen van eigen standpunt in ieder geval laat uitkomen, dat er ook anders over gedacht wordt, zij het ook, dat in een korte verklaring niet l.op elke kwestie breedvoerig kan worden ingegaan. Dat er echter in vroeger en later tijd, niet het minst i van onze zijde, bezwaar is ingebracht tegen de karakteriseering van de Jeruzalemsche vergadering, als zou zij een synode zijn geweest, daar wordt zelfs . met geen woord melding van gemaakt.. Ze was geen convent en „dus" een synode! Tertium non datur!

Dè vraag is dan ook gewettigd, of hier niet de partijdigheid om den hoek komt gluren, wat tekort doet aan de waarde van de Korte Verklaring, die voor breeder lezerskring is geschreven dan dergenen die tot de öynodocratische kerken behooren. Immers doet dezelfde schrijver, die zoo heel apodictisch schrijft over „de eerste synode" ook zelf I duidelijk uitkomen, dat er in de Jeruzalemsche ver- ' gadering behalve de apostelen slechts twee kerken ; aanwezig waren. Op bldz. 11 lezen we: „Er komt officieel overleg tusschen de ambtsdragers van ; twee kerken". En dat er toen méér kerken waren, I zelfs buiten die, welke gesticht waren door den aposi tel Piiiilus tijdens diens eerste zendingsreis (14 : 23) stemtf de schrijver ook zelf toe, als hij spreekt van ' , , de kerken in Phoenicie" en „in Samaria" (11). Over dat bestaan van meer kerken is trouwens ook geen verschil van gevoelen; het blijkt duidehjk uit Gal. 1 : 22 (drie jaren na Paulus' bekeering) en uit • Jak. 5 : 14 dat vóór het gebeiirde van Hd. 15 is te i dateeren. Maar dan weet ook de schrijver zelf heel I best, dat twee kerken geen synode vormen. Het feit, dat de kerk van Antiochie zich inzake de propaganda van enkele judaïstische wetsijveraars tot Jeruzalem wendt, èn omdat daar de baJcermat der ! dwaling gevonden werd èn omdat daar nog steeds de zetel der apostelen was (vgl. bldz. 10/11), stempelt het karakter dier vergadering evenmin tot dat van een synode als het gewicht der te nemen besluiten.

En als zou gevraagd worden, of twee kerken zonder de andere daarin te kennen mede voor die andere een leerbeslissing kunnen nemen van zulk een gewicht — dan geldt, dat in Jeruzalem de apostelen mede aanwezig waren, die door Christus met bijzondere bevoegdheid waren bekleed, terwijl prof. Grosheide zelfs de mogelijkheid open laat voor een speciale openbaring en schrijft, dat (gelet op de onfeilbare leiding des Geestes) „in later tijden nooit een kerkeUjke vergadering, al geniet zij de leiding van (xods Geest, haar besluiten voor besluiten van den Heihgen Geest kan uitgeven" (!) bldz. 27.

De Jeruzalemsche vergadering droeg dus een uniek karakter. Ze behoorde tot die geschiedfase der kerkhistorie, die een normatief karakter draagt. Ze had bevoegdheid om een leerbesluit te nemen, dat bindend was. Toegegeven zij, dat zij niet een convent was in den zin dien wij thans aan dat woord toekennen. Zelfs kan worden toegegeven, dat hier „een beginsel" van synode aanwezig was, om met prof. Bouwman te spreken, omdat er sprake is van een eerste contact van kerken. Maar dit geeft nog geen recht om die vergadering een „synode" te noemen, „de éérste synode". Waarom niet gesproken van een eerste classis, of classis contracta? Omdat die benaming, vooral de laatste aanvechtbaar is! Maar even aanvechtbaar is de benaming „synode". Liever zij hier de neutrale benaming „vergadering" gebruikt, een benaming, die niet nader kan worden gekwalificeerd, juist om het „eenmalige" ervan.

• Nu spreekt ook Calvijn van „synode" of beter gezegd, hij gebruikt het woord „concilie", maar dan slechts in zeer algemeenen zin. In zijn Institutie (IV, 10, 21, 22) bezigt hij de uitdrukking „apostolisch concilie" zooals hij ook spreekt van het concilie der 400 profeten van Aohab (IV, 9, 6) en van het concilie der priesters en farizeërs „waarin de kerk geenszins was ingesloten" toen men den Heere* Christus veroordeelde (IV, 9, 7),

Prof. Bouwman spreekt van , , aposteloonvent" (Ger. Kerkrecht, II, 188), „een beginsel van een synode" (188) en „een beginsel van een meerdere vergadering" (47), - en citeert Tmretinus, die spreekt van „een soort synode" (190^. De vergadering van Jeruzalem was dan ook volgens hem „geen synode in den lateren zin van het woord" (47).

En prof. H. H. Kuyper schrijft, dat al ligt hier wel de aanwijzing, dat een kerk niet op zichzelf een beslissing kan nemen in zaken die het algemeen betreffen, „toch dit apostelconvent nooit met wat wij een synode noemen op één lijn kan worden gesteld. Van een afvaardiging van alle kerken, die toen reeds bestonden en die hier met gelijke rechten kwamen om te beslissen, was bij dit convent te Jeruzalem geen sprake" (Heraut 2356> , , De bevoegdheid der meerdere vergaderingen").

In de bekende kommentaar van E. Barde, vertaald door dr G. Keizer wordt gezegd: „Wij zien daarin (n.l. in die vergadering van Jeruzalem, I. d. W.) noch een concilie, noch een synode" (305).

Er heeft zich onder ons dan ook een opinie gevormd, dat we in Handelingen 15 niet met een synode te doen hebben, daargelaten nu voorts, of die vergadering al of niet een convent was. Daarom bevreemdt het temeer, dat prof. Grosheide zonder nadere motiveering van „de eerste synode" spreekt. De afwijzing van de gedachte aan een convent geeft nog geen recht om van een eerste synode te spreken. En juist vanwege de daaraan verbonden consequenties is de suggestie, dat we iiier met een eigenlijke synode zouden te doen hebben, te laken. Ze doet af van de waarde van het boek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1946

De Reformatie | 12 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1946

De Reformatie | 12 Pagina's