GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meer dan Salomo is hier.

Bij het Kerstfeest

Daar staan wé weer, ons Kerstboek in de hand, en onze oogen turen in het ücht en in ons graf. In het ücht, want we kunnen onze kinderjaren maar niet kwijt. We liebben allemaal dien glans gezien, die over de ingrediënten van de Kerstfeestviering door onze ouders en voorgangers was gelegd; en het heeft heel lang geduurd, eer we tegenover hen durfden opmerken, dat het volkomen glansloos, om niet te zeggen, dof en leelijk was in de kleine ruimte, waar de Christus zelf geboren is. Of, dat „de ster", die trouwens pas veel later kwam, geen binnenkamer tot decor gediend heeft. En, óók met dit gegeven voor oogen, zocht onze geest töoh naar de lichtmotievenvan-den-Kerstdag. • Ze staan er in de Sclirift, en men schrijft er altijd nog tractaten over. Onze oogen turen in het licht.

En daarachter, neen, daaronder, vindeni zij ons graf. 't Zal duister zijn, zoodra 't gesloten wezen zal. Maar het verwacht ons, en het open gat is fel belicht. We voelen 't komen: dit Kind, dat ons geboren is, gaat ons het tijd'lijk lev en kosten. Op ons zijn de einden der eeuwen gekomen, de antichrist is ons naderbij gekomen. We ruiken zwavel, en we schikken al een eindje op — naar den verschoven hoek. De lucht wordt zv/oel; het eindspel T> zoo straks beginnen. En als we goed gelezen hebb> ..i (b.v. Openb. 11), dan rekenen we ons voor, dat we nog veel te hoog „gerekend" hebben, toen we op een graf gerekend hebben, dat eerst gedolven, en daarna gesloten werd. In de laatste dagen zal men ons geen laatste eer meer gunnen. Want de eerste zal er niet meer zijn. Tegen den tijd, dat de menschheid de erfzonde-leer volkomen en definitief zal in den ban gedaan hebben, zal zij smalend van óns zeggen, dat wij, en wij alleen, in z, onde zijn ontvangen en in onge- -reohtigheid geboren. De zonde van het ressentiment, de ongerechtigheid van het spelbrekersgrut.

En men zal het Vrederijk van den totalitairen Eenheidsstaat der Verbonden .Menschheid hebben uitgeroepen. En die Groofe Salomo, die aan den eersten in de superlatieven vah Wijsheid en van Pracht zal herinneren, maar die voorts hem zal weerspreken in 2ijn geloof aan een God cfie in den hemel woont — ^> d is toch in hem zelf, en zelf is hij toch immers Gröd? — hij zal den naam van Antichrist gaan voeren en laat de heele wereld straks beschriiyen. De Boven- Salomo, die als Anti-Salomo zich psalmen zingt over Zichzelf, en die regeert bij de gratie van zichzelven.

Nu gaan wij, sterker dan tevoren, ons „lied der IfeÉde" wi^nx, Sjn canon is eenvqudi£.'- We wijzen naar de kribbe, we zien daarachter 't kruis en 't graf, waarin nooit iemand anders is gelegd (of toch ook dat nog? ) en we zeggen: zie, meer dan Salomo is hier. Zijn naam is Jezus Christus, ontvangen van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd en gestorven en begraven, nedergedaald ter helle.

Want aan dat thema: meer dan Salomo is hier, is eeuwen vóórdat de Christus zelf het van zich aanhief, onder het oud Verbond een hoog-lied gansch en al gewijd.

Het Hooglied

Men heeft ons jaren lang willen opdringen allerhande interpretatie van dit lied. De allegorische, die vers voor vers, en woord voor woord, ging „ver-geestelijken". De typische, die in de personen zocht naar den type van den Eénen Persoon, die in den schoot des Vaders was en onder ons gewoond heeft, vleesch geworden zijnde. Was Salomo die type"? En was die Salomo de bruidegom, die de bruid heeft, de bruid, die dan de Kerk verbeeldt ? Of, was soms niet die prachtige koning met zijn purper en iijn goud, doch een eenvoudige herdersknaap, een anonieme zoon der vlakte, een spruite-zonder-naam uit het dal der nederigen en vergetenen, de bruidegom? Zó.ó, dat hij de type was van Jezus Christus, en Salomo de concurrent, de vrouwenroover, die ook zijn oog op 't meisje had laten vallen, maar door haar verworpen was ter wille van den armen knaap, aan wien zij zich vertrouwde? Zoo, dat Salomo — nu ja — de 1 e e 1 ij k e rol speelde ? Althans die van den hulpelooze? Of, was misschien die bruid Abisag, die den ouderdom van Koning David heeft verlicht, en na diens dood, onaangeroerd gebleven, den jongen Salomo in de armen viel?

Men wilde namen, namen weten.

Voor 't minst dien éénen naam: van Salomo.

En liefst ook nog den tweeden: den naam der bruid. Abisag.

Een hooglied van twee onbekenden, was dat niet veel te min? Zou de kerk zoo lang willen stil staan bij het graf van een onbekenden soldaatbruidegom en bij dat van een anonieme bruid?

De kerk Weef vragen.

Totdat van terzijde één verheugde stem kwam roepen: ik heb den sleutel'der verklaring gevonden. Het was de stem van een pruisisch consul in Damaskus: Wetzstein, door Budde en veel anderen met stijgende verzekerdheid als getrouw getuige in dezen aangeprezen. Hij vond in Syrië, in Noord-Palestina, een reeks bruiloftsliederen, die op de verzen van het Hooglied veelszins lijken. In toon. In beeldspraak. In veelheid. In wisseling. In — spel. V/ant in die bruiloftsliederen („watsf") van Noord-palestijnsche boeren werd een s p p 1 gespeeld. Een boerenjongen en een boerenmeisje. Beiden naamloos. Beiden zv/art van 't dienstbaar zijn. 3e gingen trouwen, en dan werd er feestgevierd. Een richtig feest. De dorsohvloer werd met tapijten belegd, de dorschslee opgetuigd met kleurige kleeden, en versierde stoelen: eerestoelen, „tronen". De jongeman en 't meisje werden daarop gezet: men speelde koning en men speelde koningin. Om • hen heen de familie en de vrienden; deze allen in de rol van deftige dames en heeren: lijfwacht, hof stoet, eeremaagden. Zeven dagen soms werd dat spel van koning en koningin gespeeld, en dan was 't feest gedaan: ze trokken allemaal het werkpak weer aan, en 't leven vroeg zijn harden dienst opnieuw.

Toen zeiden velen: kijk, dat is het Hooglied. Een bniid zonder naam, een bruidegom zonder naam, Men kent en vindt vandaag him grafplaats zelfs niet meer. Maar ze speelden eenmaal koning en ze speelden één koer koningin. Geen echte Salomo was in het spel; Salomo wordt alleen maar in den derden persoon ter sprake gebracht: die is een „hij". Maar 't liefdesspel van die twee, hoerenkinderen gunde hun de illusie van koning-en-ook-koningin voor een paar dagen; hier is een „gij" en „ik".

Zullen ook wij in die vondst van den pruisischen' consul het uitgangspunt voor ónze interpretatie nemen ? """'

Och neen, een uitgangspunt vindt ónze exegese nooit in eenige papieren-vondst. Sacra Seriptura sui ipsius intei-pres: de bijbel legt zichzelf wel uit. , Maar nü herinneren w^ ons, dat de bijbel aan ons leert:

_ Zoo vaak een man, die den Heere vreest, zijn vrouw zich neemt, e» deze vrouw hém, spelen zij geen koning, of spelen zij geen koningin, doch ZIJN ze koning en ZIJN ze koningin. Een r o 1 wordt niet gespeeld; want ze ZIJN met Christus gezalfd, tot koning en tot koningin. Een AMBT van ALLE geloovigen is er altijd geweest, ook in de dagen' van het oud Verbond. En wie het bedienen, die zijn een koningsvolk tezamen. Het bizondere ambt van koning, zoo als Salomo het mocht en moest bekleeden, had wel zijn bizondere nraerogatieven, m^ar — DIE zijn bestemd om tevergaan. De militaire macht van David, en de koninklijke pracht van Salomo zal eens vergaan. Uit een afgehouwen tronk van konings gloriedie-men-zien-kan, komt het Wónder-spruitje schieten. En uit een w o e s t vj n-van-getaande-glorie gaat de Kerstroos eenmaal bloeien. Daarom zal een Stem eens zeggen: ziet gij dien jongen man daar, zonder naam, maar vari mijn Geest vervuld? En ziet gij naast hem zijn al even anonieme bruid, die ook vanwege Mijnen Geest den stilleiï geest gewonnen heeft, die kostelijk isvoor God, ? _Ik zeg u, dat Salomo ih al .zijn heerlijk, heid niet is bekleed geweest als één V a n de ze

Wie zóó het Hooglied leest, wint vele vreugden.

„V e r"-geesteliiken doet hij nu niets: het i s al geeste- • lijk, al-te-maal. Het a 1 is geestelijk.

Dus niet natuurlijk?

Houd stil met üsze dwaze vraag: 't is geestelijk IN 't natuurlijke: de natuur is onder den Geest gebracht en door Hem aan God geheiligd. Want de alle-dag-sche liefde wordt geheiligd door het Woord Gods —• door het gebed — bij wie Hem vreezen. Geheiligd, ^ niet getranscendeerd. Het Hooglied is g e l«!j k e n i s, in drama-vorm. Daar gaan er twee elkaar bekenn'en in den Heere; deze verborgenheid, zegt Paulus, is groot, doch ik zeg dat, ziende op Christus en op de gemeente. En — om niet meer te noemen —• wie zóó dit bbek leest, vindt het vol van Christus, vol van Kerstfeest, vol van Advent.

Want nu gaat in het slot van 't boek de onbekende bruidegom zich oprichten in volle lengte en, niet maar als spel-leider, of als mede-speler, doch als koning-bijde-gratie-van-Jahwe, zijn koningschap-zonder-uiterlijke-gedaante vergel ij ken met dat van Salorao. Van Salomo q. q. Niet met Salomo als geloovige, die óók onder de enge poort 'door moet, vergelijkt hij zich, want als geloovigen zijn zij samen broeders. Ook Salomo hebbe zijn ambt van alle geloovigen en hebbe daarin zijn ö n vergankelijk sieraad. Maar met Salomo als zichtbaar, pronkend, pralend koning, als koning van 't bizonder ambt, vergelijkt hij zich, — vrijmoedig. Die koning Salomo met a 1 zijn pracht, met zijn gedaanteen-heerlijkheid, moet eens vergaan. Messias komt te voorschijn als de wónder-vrucht, die de harde schaal van Salomo's uitwendige glorie, die bolster, móet en zal verbreken.

En zie nu hier.

Die koning Salomo heeft een wijngaard. Een echten. Zooveel bunder. Zooveel wijnstokken. Kadastraal bekend. Hij is een stuk van 't kroondomein. De wijngaard ligt in Baal Hamon — of er een dorpje van dien naam bestaat, dan wel of de naam symbolisch is, doet ons nu niets meer. De opbrengst is énorm: 1000 zilverlingen vloeien telkens zóómaar als de v/inst in 's konings particuliere schatkist: een goede wijngaard met duizend wijnstokken is naar Jes. 7 : 23 duizend sikkelen waard^). Hoe rijk is toch die koning!

Bij hem vergeleken is die bruidegom niets, zoolang men in de kategorieën van de wereldlijke kapitaal-vorming denkt. Hij is maar een eenvoudige knaap, en soms, als hij weg is, moet men hem gaan zoeken: stel u voor, dat men Salomo ooit moet zoeken! Als die uitrijdt, weet de heele stad er alles van! En even onaanzienlijk als de jonge man, is ook het jonge meisje. Ze heeft altijd hard moeten werken. Toen ze mee ging tellen, zeiden haar broers, dat ze ook maar eens de handen uit de mouwen moest steken: een meisje is er niet voor de pronk. En toen werd ze te werk gesteld, óók al in zoo'n wijngaard. Misschien van één der rijke grondbezitters van de stad. Misschien •— men kan nooit weten — in den wijngaard van koning Salomo zelf; waarom zou 't niet kunnen? Ze heeft daar hard gewerkt, maanden achteréén, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, in de brandende zon. Ze is er nog zwart van, verbrand door de gloeiende zon (1 : 5, 6). 't Is wel een scherp contrast: die koning, die een vnjngaard heeft, maar die te deftig is, om er zijn handen in te steken (hij heeft zijn personeel daar voor!), en die bruid, één van de dagjesgelders, een arbeidster in den wijngaard van een ander.

En toch! —

Toch heeft die bruidegom ook zelf zijn wijngaard '(8 : 12). Een echten? Neen, hoe kon dat? Zijn vrouw is hem een wijngaard: een belofte; zooveel bunder... .pure belofte. Ze bloeit voor hem; met al haar hebben en houden; met lichaam en ziel is zez ij neigendom geworden, en o, hoe gaat dat straks allemaal bloeien! Voor hem haar tod straks. Voor hem die ziel, die zinnen! Zij is de glorie van den man. En haar man is de glorie van Christus. En Christus is de glorie van God. En in die christologisch gekende, theocentrisch _ bepaalde, ordening van alle ding is hij nu, met haar — want die twee zijn tot één vleesch, de twee wijngaarden (vgl. 1 : 6 slot) zijn tot één wijngaard geworden — in-geschakeld, foederatief, met al het zijne.

Nu breekt de geest der inspiratie door.

Nu — aan het slot van 't boek breekt Hij tot de direct messiaansche onderwijzing door.

Laat nu die rijke Salomo maar het zijne houden: zijn duizend zilverlingen, zijn kapitaal-aanwas, zijn kroondomein. Debruidegomgunt hethem: het gewone kerklid benijdt den bizonderen ambtsdrager-koning niet. Want die bruidegom heeft iets, dat Salomo als zichtbaar vorst (n-g-d) niet heeft. W e 1 Salomo als geloovige. Niet Salomo q. q. Koning Salomo kan z ij n bezit niet zelf beheeren: daar komen allerlei vreemden tusschen hem èn zijn bezit, dien wijngaard, in: zijn personeel van wachters, hoeders, snoeiers, druiventreders, harkers. Maar tusschen bruidegom en bruid komt niemand. ZIJN „wijngaard" is voor z ij n aangezicht: geen vreemde mengt zich in de zaken van die twee. Eigendom en bezit gaan hier samen; bezit en beheer niet minder. Salomo moet van de opbrengst van zijn wijngaard weer een flinke som afdragen aan zijn personeel: een vijfde portie minstens, zoo van de 1000 zilverlingen. Maar de bruidegom heeft' de bruid g e> heel. Al wat uit haar gewonnen wordt, is heel en al van hem. üij is ondeelbaar, en h a a r winst is 'took. Want alles is 't zijne. Doch hij is van Christus. En Christus is God.

Die arme jongeman, die in zijn schamelheid, niet als aangekleede, opgedirkte tooneelpop, doch als van den Geest vervulde en gedragen geloovige, rustig verklaart, in eigen kategorieën te v/iilen zi'n gezien en verstaan, en Salomo niet te benijden, doch hem in Koningsqualiteit te overtreffen, is hier een profeet van Israels messiaansche velwachting geworden.

Isu is hij type van Christus.

• Dat is o o k Salomo, q. q.

Maar Salomo is 't slechts gebrekkig. Hij is het inzooverre men hem zien en tasten kan.

Maar die anonymus, die in 't verbond één vleesch geworden is met een andere, een dochter Abrahams, geboren uit de belofte, hij is type van. Christus in zijn onzichtbare grootheid. Salomo is type in ponderabilia; hij is het in imponderabilia. En hij is meer dan type: hij is een stuk van Christus' kroondomein. Hij i s een stuk van Christus'- eigen wijngaard.

Hier spreekt de Geest van Christus in de profetie van 't Hooglied. Hij leert ons dat de w a r e glorie van Israël niet ligt in Salomo's kapitalen, fixatie slechts der vleeschelijke gloriesvan den troon van David, doch in het doen van 's Heeren wil. In 't iftgaan tot vernedering. In 't komen uit den afgehouwen tronk. Het Hooglied ziet den Davids-tronk nóg staan in al zijn weelde. Maar het leert ons vrede te hebben met den adventsbijl, die daar nu reeds ligt aan den wortel van Davids uiterlijken boom. De schamelheid, de naamloosheid, de tot-niet-wording, de ontlediging i s de weg tot b 1 ij v e n d e heerUjkheid voor al de kinderen der belofte. De eenige weg. Gods weg.

Lees 't Hooglied zóó, en ge kunt weer Kerstfeest vieren in het kruisjaar 1946. We zoeken 't licht. Hier is het. We krijgen in den vóórlaatsten kruisdag nóg een graf — in den laatsten zelfs dat niet meer. Geen nood: Christus, die ons zijn glorie maakt, met al onze misère door toegerekende gerechtigheid, is God. De ontlediging gaat nu beginnen: het is het uur der ongeschoren, ongezalfde koningen. Want ze zijn met Geest gezalfd. (Zondag 12). En Geest is zooveel meer dan olie, als de beteekende zaak meer is dan haar teeken.

Wij zoeken ons graf: maar 't Licht, dat straalt er over. Het ongeschapen Licht. God is dat Licht: verzoend met ons door 't kind, dat man werd, gansch vernederd. Ik hoor hem in den hemel zeggen: Mijn wijngaard, dien Ik heb, is voor Mijn aangezicht. Geen vreemde komt tusschen Hem en ons. Wie zal ons scheiden van de liefde Gods, welke daar is in Christus Jezus onzen Heere? G»en vreemde komt daartussthen. En al de winst — uit ons gewonnen — is heelemaal voor Hem. Alle vrucht van óns, ja ja, ze is aannemelijk bij Hem. Heel de vnjngaard. De na­

tuur is door den Geest geheiligd.


1) G. Dalman, Arbeit u. Sitte in Palastina, IV, 1935,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's