GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buiten de kerk geen enkele zaligheid (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiten de kerk geen enkele zaligheid (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om nu de bekende uitspraak uit art. 28 te verstaan in haar ware bedoeling, zullen we terug hebben te gaan tot "artikel 27.

Een der belangrijkste vingerwijzingen, die het zinnetje helpen verstaan, en ons naar art. 27 terug leiden, is de uitdrukking in art. 28, dat deze heilige bijeenkomst (coetus) en vergadering (congregatie) een bijeenkomst is van „servandi". In onze nederlandsche geloofsbelijdenis staat: een vergadering dergenen die zalig worden. Maar de goede vertaling zou zijn: „dergenen die zalig moeten worden"; „dergenen, die voor de zaligheid bestemd z ij n", „der candidaten-voorbehoud".

Dit brengt ons midden in de kwestie. Want nu wordt de kerkvergadering gezien als een werk van God, dat alt ij d nog aan den gang is, en dat eerst een einde neemt aan het eind der dagen. God heeft in Zijn besluit de uitverkorenen ten eeuwigen leven Zich gekozen; Hij legt nu, ter executie van Zijn besluit, in den tijd alles er op aan, dat de roeping door het Evangelie zal Uitgaan, dat de Geest Zich zal paren bij het Woord, en dat zoo successief degenen, die behouden moeten worden, ook werkelijk bijeenkomen doordat Hij ze b ij eenbreng t. Dat werk is dan ook bezig in onvoltooid tegenwoordigen tijd; alleen een zot denkt hier nu aan barthiaansche tendenzen in zoo'n zinnetje. Die Kerk is dan ook „universeel" (art. 27); d.w.z. de handeling Gods, waardoor Hij al de „servandi" trekt naar Zich, legt zich uit over alle tijden en over alle plaatsen, natuurlijk met inachtneming van de onderscheiden bedeelingen van het verbond.

Daarom kan ook in art. 27 gezegd worden, dat deze door God gedurende al de eeuwen tot het eind der geschiedenis doorgezette vergaderingsarbeid ALLE geloovigen bijeenbrengt. Men werpe niet tegen, dat er toch velen zijn, die een tijdlang zich van alle kerkelijke samenkomst hier op aarde onthouden, of dwalen, of zich verloopen in allerlei secte, of zelfs nog in den greep der valsche kerk besloten zijn. Want als ze sterven haalt God ze toch thuis? Als hoeren en tollenaren kunnen voorgaan, dan kunnen ook menschen, die met de normen van het vierde gebod veelszins op gespannen voet stonden, anderen voorgaan. De vergadering der kerk gaat niet buiten, de aarde en de tijdelijke samenleving hier beneden ó m, maar gaat daar óók niet in o p. De Catechismus zegt, dat vne gelooven terstond na hun dood tot Christus hun Hoofd worden opgenomen. Is dat soms niet kerkvergadering? De sterfbedden van Gods kinderen, ook van de „stoute" kinderen (men vergunne ons de eigenaardige zegswijze) zijn onfeilbare goddeUjke kerkvergaderingsacten; in één moment komt dan ineens alles terecht; ook het gaan wonen onder het kerkdak.

De overledenen hebben vóór hun sterven misschien veel en hinderlijk tegengestribbeld; zij zijn ook door ontzaglijk veel misverstand en zondige leer misleid, hun participatie in en hun relatie tot Gods universeelen kerkbouw was hier beneden — gelijk in alles — ook maar een klein beginsel der toch vereischt e gehoorzaamheid. Maar ze komen thuis: God houdt Zijn „servandi" in het oog en brengt ze in den grooten hoop, hierboven van fout en zonde verlost. Zij zijn dan ook door den Geest Gods geheiligd en verzegeld (art. 27). De wijze daarvan is zeer verschillend; maar't heiligen en verzegelen (dat wil zeggen: bewaren te-

g«n hetgeen hen aan Gods vergaderingswerk uiteindelijk zou onttrekken), dat gaat zekerdoor.

Men ziet: het is alles even eenvoudig als wonderbaarlijk. En ik geloof niet, dat er iemand onder 'onze lezers is, die nu nog eenige moeite heeft met de woorden, dat buiten deze nog aan den gang zijnde ^ vergadering geen enkele zaligheid, geen enkel heil is.

Dus — toch de onzichtbare kerk?

Weineen — want nü komt de „toepassing" op deze constateering van het feit van Gods handelen. OMDAT God a 1 z ó ó handelt, daarom moeten wij ook het onze doen. Art. 28 zegt: Omdat God onfeilbaar tot één lichaam vergadert, DAAROM moetgn wij als zijn ondergeschikten het óók gaan doen. Onfeilbaar kunnen wij dat niet; en vergissen doen wij ons dagelijks. Maar we hebben toch geopenbaarde NORMEN, waaraan WIJ gebonden zijn bij ónze kerkvergaderingsacten; daarover spreekt dan het artikel ove^ de KENTEEKENEN (kenmerken) van de ware en de valsche kerk. Indien de bijeenkomst der geloovigen een zaak was van hun goedvinden, van h ü h smaak, al naar gelang van hun voorkeur of „geestelijke ligging", wel, dan was het hek van den dam. Maar nu het Gods werk is, nu Hij gezegd heeft: er is geen enkel heil buiten Mijn vergadering, DAAROM moet gij uw uiterste best doen, om ook in zake uw eigen aandeel in de kerk v.e rgadering alle willekeur en eigenmachtigheid uit te banned. IsU een Excellentie, en vindt Uwe Excellentie het maar zóó'-zóó, om U aan te sluiten bij dat troepje, dat, nu ja, 'wel norm-getrouw samenkomt, maar toch „niet veel zaaks" is? 't Kan wel zijn; maar, niemand, van wat rang of digniteit hij zij, mag zich onttrekken aan de vergadering, die overeenkomstig de norm geschiedt, en separaat te blijven staan, content met zichzelf. Aldus art. 28. Allen worden gelijkelijk (pariter) verplicht zich bij die normgetrouwe samenkomst te voegen en met haar zich te laten vereenigen. Nu moeten z ij allen van hun kant de eenheid der kerk, die er IS ALS FEIT (art. 27) conserveeren in en door h ü n daad hier op aarde, in 't dorpje, 't stadje waar ze zijn neergezet door God. Allen hebben ze de doctrine en de discipline der kerk naar de geopenbaarde normen te accepteeren in onderworpenheid, en mee te doen in de stichting (den opbouw) der broeders, en zulks, naardat hun gaven zijn toebetrouwd. Wee den knappen kop, die hier luiert, of zijn luimen volgt.

Het is er dus ver vandaan, dat men zou mogen beweren dat in de kerk, die wijzelf toebehooren, de , ; servandi" door ons als plaatseUjk dan wel in kerkverband geslaagde collecteurs-onder-God onfeilbaar zijn bijeengebracht, en dan zóó, dat wij daarin tot op heden geslaagd zijn en dagelijks b 1 ij - vèn slagen. Want ten eerste zijn wij niet onfeilbaar; herhaaldelijk vergissen we ons; en ook hunnerzijds doen de „servandi", net als wij, dagelijks een menigte van zonden, ook voor wat betreft hun eigen aandeel in de kerkvergadering. Ze zijn net als wij behept met een menigte van zonden: koppigheid, traagheid, onverstand; kortom: ze laten zich lang niet allemaal vergaderen naar de geopenbaarde normen.

Maar het is er óók ver vandaan, dat wij zouden zeggen: wij slagen tóch niet, en zij willen toch ook nooit heelemaal zóó als het moet; en ook hoeren en tollenaren kunnen in den hemel komen, en dus — laat de zaak der kerkvergadering maar secundair blijven, als men maar Christus liefheeft. Dat is net precies even goddeloos als het practisch antinomianis m e : ge slaagt toch niet in de heiligmaking, en de kerk slaagt nooit in de formuleerende weergave der normen Gods, dus — laat de heiligmaking maar blauw-blauw, als ge maar Jezus liefhebt. De heilig-. making bUjke óók in het met vreeze en beven normgetrouw vergaderen van de kerk. Want daaruit blijkt de liefde tot „Jezus": Hij is de Christus! OMDAT God „slaagt", moeten wij als zijn onderhoorigen het slagen najagen. Omdat er buiten zijn hierop aarde reeds aan den gang zijnde vergaderingsactie geen enkel heil is, daarom klinkt óók wat die kerkvergadering betreft het woord Gods ons in de ooren: haast u om uws levenswil.

Gek toch, dat zoowat alle dominees de vox humana a opentrekken, als ze dat zinnetje gaan zeggen, maar f dan aan alles en nog wat denken behalve aan het • sabbathsgebod inzake zijn concreten eisch van kerkvergadering in mijn dorpje, in mijn stad, of in „dat gat Kampen", zooals een Javaansche dominee, die het met de kerkvergadering in Indië niet zoo nauw meer neemt, kwam op te merken toen hij daar twee theologische hoogescholen vond, die een misschien — helaas — niet heelemaal twee zijdigen oorlog voeren o.a. over het probleem der concrete kerkvergadering.

ERRATA

In ons vorig nummer is te corrigeeren:

Hoofdartikel, eerste blz., kolom 3 ad 3, versmalt, lees: versmald.

Tweede blz., kol. 1, Rondblik, schuldbelijdenis na het ontwerp. Lees: naar het ontwerp. — Kol. 2, onder 3, wijziging van zakelijk schrijven. Lees: weigering etc. Idem, onder 4: wat wij voorspelden op. Lees: voorspelden: op.... .

Uit de Schrift: kol. 1, regel 5 v.o. de tienden. Lees: de tien tienden.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Buiten de kerk geen enkele zaligheid (II)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's