GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niemand verachte Uwe jonkheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niemand verachte Uwe jonkheid

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen de apostel Paulus deze vermaning aan Timotheus richtte was deze ongeveer midden in de dertig. Een leeftijd, waarop bij ons menig weleerwaarde de koperen bruiloft met dankbare kinderen en een in stilte gevierd twaalf-en-een-half-jarig ambtsjubileum tegemoet gaat. Terwijl we voorts eerwaarde broeders kennen, die op dien leeftijd zich in de ouderlingenbank al tameUjk op hun gemak beginnen te voelen en het bepaald „vreemd" vinden, als ze weer plaats moeten nemen onder de galerij.

Het woord van den apostel heeft zulken vaak wat leniger het preekstoeltrapje óp en de ouderlingenbank in doen gaan. Als een jonge tot ouderling verkozene (is dat geen contradictio in terminis) begon bezwaren in te brengen tegen het feit van zijn benoeming, omdat hij nog zoo jong was — candidaten voor den kansel hebben daar niet zoo'n last van — heeft het „niemand verachte Uwe jonkheid" hem va^^k over de laatste aarzeling heengeholpen en is hij, nog met den baard in de keel (altoos beter dan Barth in de keel) het gestoelte ingestapt met het gevoel van: „wie doet me wat? "

Toch is het de vraag of dat laatste affect van „wie doet me wat? " nu het effect is, dat de apostel door zijn woord bedoelde te werken.

Immers het woord worat vaak aangehaald alsof de apostel bedoelde dat jong van jaren geen bezwaar zou wezen voor den ambtelijken dienst in de kerk. Maar zoo is het niet.

Het staat er mee, als met dat andere woord van den apostel: „Indien iemand streeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffeUjk werk". Ook dat woord is vaak opgevat als een aanmoediging om te scheeloogen naar den preekstoel of de banken, die daar dicht bij staan. Maar het komt ons voor, dat de apostel, zonder dat streven naar het ambt goed of af te keuren, in elk geval de broeders, die het begeeren, wil laten voelen, dat ze over dat ambt maar niet te min moeten denken en dat het minstens even goed is tegen dat voortreffelijk werk óp te zien als er begeerig naar te zien.

En zoo staat het óók met dat „niemand verachte Uwe jonkheid". Diaar ligt toch wel in, dat de apostel toegeeft, dat er aan een jeugdigen leeftijd wel bezwaren voor de bediening van het ambt kunnen verbonden zijn. Licht heeft hij het niet zoo erg bedoeld als een oude man, die aan een ouderling van tegen de zestig de vriendeUjke vraag stelde, of hij al vijf en veertig geweest v/as? Met dergelijke steken houdt de apostel bij zijn steekhoudend schrijven zich niet op. Maar in elk geval: hij kan er in komen, dat de vijf en dertiger Timotheus er nog wel eens last van heeft, •dat hij zegge en schrijve pas vijf en dertig is. Timotheus voelt dat vaak als een hinderpaal. En dan helpt de apostel zijn wat schuchteren zoon: „Niemand verachte Uwe jonkheid". Dat beteekent niet: trek je er niets van aan en laat de menschen maar praten. Maar dat wil zeggen: zorg er voor, dat ze de kans niet krijgen om over je nog jeugdigen leeftijd te praten. Laat je optreden zóó zijn, dat de menschen aan het denken over je leeftijd niet eens toekomen. Stel je niet aan als een onbezonnen, dwaze kerel, maar „wordt een voorbeeld der geloovigen in Uw spreken, in den wandel, in liefde, in geloof, in reinheid".

Als Timotheus dat doet in het spreken van het Woord des Heeren, in alle gesprekken, „sprekende in aangenaamheid, met zout besprengd", in heel zijn levenswandel, in de liefde tot de broeders, in betooning van geloof, en in reinheid van leven, dan zal niemand (vermeende) redenen hebben om te klagen, dat hij „toch nog zoo jong is", maar élk gepraat over zijn leeftijd zal eenvoudig verstommen.

Laten de jongeren het ter harte nemen.

Het meest zij, die aanhouden in het praten méér dan in het lezen, het vermanen, het leeren. Want zij hebben het het meest noodig. En óók degenen die er werkelijk last van hebben, dat ze zóó jong geroepen werden tot een zóó voortreffehjk werk. Als een jonge dominee en een jonge ouderling maar het Woord van den HEERE brengen, voorbeelden zijn ia wandel, in liefde, in geloof, in reinheid, dan zullen om de goede boodschap, die gebracht wordt, de menschen in de gemeente er niet eens aan toe komen, te zuchten over „de jonkheid", maar „liefelijk zullen hun zijn de voeten dergenen die het goede verkondigen, die vrede verkondigen".

Leg het er op toe, dat niemand Uwe jonkheid ver­ acht! ,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1949

De Reformatie | 14 Pagina's

Niemand verachte Uwe jonkheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1949

De Reformatie | 14 Pagina's