GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Naar aanleiding van „Grootegast"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar aanleiding van „Grootegast"

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV

Na hetgeen we in ons nummer van 26 Maart opmerkten, zal men verstaan, dat ik de opvatting van dien ambtsdrager, die de vrijmaking zag als een overgangsstation naar de Chr. Geref. kerk, geenszins apprécieeren kan. Net zoo min als ik het zou kunnen apprécieeren, indien iemand in de Chr. Geref. Kerk een vrijmaking van eventueel daar opgelegde valsche bindingen zou beschouwen als overgangsmaatregel, naar laat ik zeggen: de gemeente van ds Kersten c.s. Indien onzerzijds geen contact zou aangegaan zijn met de Chr. Geref. Kerken, dan zou de vraag ge» steld kunnen zijn, of wij wel verstaan wat onze roeping is. Maar een vrijmaking van bepaalde zonden is nimmer een overgangsmaatregel naar degenen die ons in theologisch opzicht misschien voorkomen het naast te liggen. Want een vrijmaking is geen zaak van een theologisch theoretisch inzicht,

doch van praetische erkenning van Gods normen in de VERGADERING VAN DE KERK.

En als dan een ambtsdrager verklaart, dat hij van plan is, „meerderen wakker te maken voor overgang" naar een andere kerk, al was 't er ook een met de knapste theologen en theologoumena, dan is hij natuurlijk niet in staat, zijn ambt te bedienen naar den eisch. Hij heeft wel het volste recht, om „langs den kerkdijken weg" te pleiten voor het ordelijk zoeken van gemeenschap met allen, die op den zelfden beHjd< ? nisbodern staan. Hij heeft ook het recht, te vragen, dat daar spoed mee gemaakt wordt, en dat het leggen van gemeenschapsbanden gebeuren zal, indien BEIDE partijen op rechte wijze reageeren np wat in dezen Gods gebod is. Maar hij heeft geen recht, b.v, van de doopouders te helpen vragen, dat zij de leer, die in de kerk „a 1 h i e r" geleerd, voor de leer der zaligheid houden, of van allerlei menschen, zich aan de tucht van de kerk „a 1 h i e r" te onderwerpen, met behoud natuurlijk van de artikelen der confessie en der K.O., die daaraan de Schriftuurlijke grenzen stellen, en dan iheteen aan dezelfde menschen te zeggen: op mijn eentje kom ik u al vast vertellen, dat ge eigenlijk „alhier" niet wezen moet, en de tucht van de kerk „alhier" zoo gauw mogelijk van u afschuiven moet. Hij moet de kudde vergaderen, en de vergaderde kudde helpen vereenigen met een andere kudde^ als hij op goeden grond constateeren mag, dat ook die andere de wetten van den stal der schapen aanvaardt voor den stalbóuw. Maar hij moet niet luk-raak een paar individuen probeeren over te hevelen; daarmee is noch de eene noch de andere kudde gebaat.

Zulke redeneeringen miskennen alle den ernst van de zaak. We hebben vooropgeplaatst: indien WIJ de schuld zijn (door eigenwilligheid), dat een van God geboden hereeniging niet doorgaat, dan zullen WIJ het oordeel dragen. Precies hetzelfde geldt b.v. van de Chr. Geref. Kerken. Wie dus meent, dat zij in dezen alles allang goed doet, en alleen goed doet, die moet erheen, vr ij making of geen vr ij'making. Maar wie nog niet weet, OF zij in dezen wil luisteren naar het gebod van God — met terzijdestelling van allerlei praetische moeilijkheden — die mag niet bij voorbaat doen alsof het daar OP HET PUNT VAN DEN WIL, OM SAMEN TE KOMEN al in orde is. Ook niet het tegendeel, natuurlijk. Maar vooruitgrijpen is altijd onverstandig en ontrouw.

En dan moet men de menschen niet een individueel examentj» afnemen over de ware of valsche kerk. Zou men moeten examen nemen naar de meening van dr H. H. Kuyper uit de dagen na 1886, toen de Herv. kerk bii hem een valsche kerk heette, en de Chr. Geref. kerk een scheurkerk, óf naar diens artikelen van later tijd, toen hij veranderd was? Zou men hen moeten examineeren in de leeringen van prof. v. d. Schuit van vroeger, toen hij wel wist waar de ware kerk was, of van tegenwoordig, nu hij de Westminster Confessie aanha8.lt op een wijze, die ik niet heelemaal begrijp?

Laat men van de menschen vragen te b el ij d e n wat J5i de Confessie staat, want dat is ons formulier van eenigheid. En vóór de kwestie van de nadere concretiseering wordt afgehandeld, eertst eens vragen, wat er nu eigenhjk precies met de ware en de valsche vergadering bedoeld wordt. Dlan komen ze voorloopig al handen te kort voor het vele werk. Want dan is elke vergadering, die aan de kenmerken der valsche kerk beantwoordt, voor mij te accepteeren als valsche kerk, en wordt meteen de onbarmhartige conclusie, dat, indien ik zelf de vergaderingsnormen verander, ikzelf een valsch vergaderaar geworden ben.

Laat men de menschen ook niet lastig vallen met het argument: ja, maar „de prediking". Ik wil niemand op het oogenblik lastig vallen met hinderlijk betoogen, zoolang deputaten nog met elkander in relatie staan. Maar ik mag wel letten op wat in de kranten staat, tot in studentenbladen toe. Als ik zoo af en toe eens wat lees over „de prediking" bij ons, en het synodocratische redeneerinkje hoor doorsijpelen, dat wij aan het werk van den H. Geest te kort zouden doen, dan vraag ik me af, in welke wereld we leven. Toen de synode der Chr. Geref. Kerken samenkwam, was daar een predikant-S3Tiodelid, die. net een beroep van een — gemakshalve zeggen we maar — kersteniaanschs gemeente in den 'zak had. Hij heeft, na erover staande de vergadering geïnterpelleerd te zijn, meteen maar bedankt; men vond ter sjnaode, terecht, dat hij haring of kuit geven moest; e n d a t hij niet mocht doen als die aftredende diaken daar in Groiotegast verklaarde te willen doen: in de bank van de ééne kerk zitten en de menschen opwekken, of zélfs maar in twijfel laten aangaande het punt van het al-of-niet-dpwekken tot overgang naar een andere kerk. Dat is nummer één. Nummer twee is, dat ik ronduit zeg: de kersteniaansche gemeenten doen permanent te kort aain het werk van den H. Geest. Die dominee, voorzoover ik van hem in de kranten allerlei wonderlijks lees, doet het óók. De kerk b ij voorbeeld is voor mij een wonder van den H. Geest, zijn school, zegt Ursinus. En b ij voorbeeld de Schrift, met haar tekst, haar tekst, haar tekst, is een wonder van den H. Geest. Wie dien „vergeestelijkt", miskeni het werk des Geestes in de letter. Hij doet te kort aan het werk van den H. Gteest. A1 s ik een beroep kreeg van een kersteniaansche gemeente (!) dan mogen ze gerust van mij vragen: is K. S. ook onder de miskenners van het werk van den H. Geest? Hetzelfde mogen ze doen, als ik het g e 1 o o f s begrip verander (gelooven is de BELOFTE aannemen, d.w.z. den geschreven tekst, want een onvoorwaardelijke belofte aan de uitverkorenen bestaat niet, die heeft God nergens gegeven; en wie ervan spreekt, die miskent óók al weer het werk van den H. Geest.

Natuurlijk zijn dat maar enkele losse opmerkingen, die geen één kwestie uitputten. We hebben daar al zoo vaak over geschreven. Genoeg, ditmaal, om te waarschuwen tegen overhaasting, en tegen dwaze probleemstelling, en tegen verwarring van de geesten.

En laten de kranten niet op elk wissewasje af vliegen, maar eens bedenken dat er kwesties zijn, gewichtiger, en op andere manier op te lossen dan een wedstrijd Holland—^België of feoo iets. Als ze zelfs daar scheidsrechters hebben, meneer, die verstand hebben van het spul, waarom mag dan in de kerk iedere amateur maar zeggen: een victorie, terwijl hij van heel de worsteling geen enkel détail wezerihjk keurt?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

Naar aanleiding van „Grootegast

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's