GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

lUS TALIONIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

lUS TALIONIS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerkeraad van Utrecht-N.-W., pogende te betoogen, dat het besluit van Amersfoort (om eens af te wachten) niet voor vast en bondig is te houden, wijdt een heele passage aan het „ius talionis". Hij vertaalt die Latijnsclie woorden zelf met: recht-van-wedervergelding. Aanleiding daartoe was die pagsage uit het ter synode van Amersfoort ingediende rapporl., waarin , waarin

Ja, wat nu eigenlijk? U zou denken, die passage toch zeker uit het rapport, waarin het liep over , , het" vergeldingsrecht ? „Het" ius talionis? Zoo iets móet de lezer van het stuk uit Utrecht wel denken, want de kerkeraad verzekert, dat hij het betoog van dr H. N. Ridderbos (diens dissertatie nl., welke even werd aangehaald in het Rapport) over „het ius talionis" geheel anders leest dan Commissie I dit deed. De daarop volgende zin van het kerkeraadsstuk gaat dan weer over , , het ius talionis". De daarna volgende zin alweer. De daarna volgende ook nog. De zin daarop al weer. De lezer van Utrecht móet dus wel denken, dat de commissie, die het Rapport samenstelde, een soort van dispuutcollege geweest is, waarin, in den stijl van Gothofredus, of van het Corpus luris, of van een rabbijnsch tractaat, of van den Talmud, de misjna, of de gemarah, of van Voetius, Boehmer, Pfaffen, of andere (kerk)rechtsgeleerden, heel gewichtig gesproken is over „het" (!) „recht-van-vergelding".

Maar de commissie heeft haar tijd beter besteed. Ze heeft, zich houdende aan de op haar tafel gelegde stukken, alleen maar zich bezig gehouden met de bewering, die in die stukken hier en daar geuit was, dat men als deputaten-voor-samenspreking moest gehoorzamen aan het concrete bevel: ls iemand u pressen wil tot één mijl, ga met hem twee (Matth. 5 : 41). Met andere woorden: r is geen moment gepraat over „het" (!) recht-van-vergelding, maar alleen over den plicht-tot-tegemoetkoming-enhulpverleening in geval er een presser was, die bepaalde personen in bepaalde relaties wilde, pressen om één mijl mee te gaan. Met hém. Op den door hém aangev^ezen weg.

En nu steekt de kerkeraad zijn licht eens op bij dr H. N. Ridderbos. Tast hij ook maar één van de citaten aan, die de commissie vóór hem uit deze dissertatie heeft gegeven? Niet één. Laat hij dan misschien zien, dat op het concrete punt — met iemand, die ons prest, zelfs twee mijlen meegaan, om hem den weg te wijzen — de commissie hetzij dr Ridderbos, hetzij het voorschrift van den Heere Christus verkracht heeft? Geen één keer. Hij houdt alleen maar betoogen over „het" (!) ius talionis, dat niet eens in geding is. Geen seconde heeft er in Amersfoort (de synode) ook maar iemand over geprakkiseerd, hoe wij de schorsers en afzetters eens konden „betaald zetten". De kwestie was alleen: hoe kunnen de afgevaardigden ter synode werken „pro" hun principalen (Voetius) ? Hoe de kerken beschermen tegen rook-of ijzeren gordijnen. En tegen onder-onsjes, waar z ij buiten blijven. Wie ? Die principalen, die Utrecht heeft weggelaten uit zijn Voetius-citaat. —

Het is dus weer een redeneering, om ietwat toornig tegen aan te kijken. Immersl

a) de kerkeraad gebruikt heel zware woorden. Wilt U ze nog eens hooren? Hij „heeft zich bedroefd". Nu, dat woord kwamen we al vaker tegen, — zonder ons gebleken noodzaak.

b) De Commissie — zoo beweert de kerkeraad — ontneemt aan een bevel des Heeren zijn émst;

c) de synode van Amersfoort valt in dezelfde fout; zeg maar — want dat zou het zijn — zónde;

d) de beschouwingen(!) van het Rapport maken 's Heeren bevelen krachteloos (het „bevel" dijde inmiddels al uit tot „bevelen");

e) zij wekken de voorstelling alsof de onderhavige eisch des Heeren niets te beteekenen heeft voor het k e r k e 1 ij k leven;

f) zij laat dr Ridderbos precies het omgekeerde zeggen van wat hij werkelijk deed. Dat is nogal wat.

Maar nu de nuchtere werkelijkheid.

We beginnen met punt e). Hoe komt de kerkeraad er toe te beweren, dat de commissie het kerkelijk leven zou plaatsen buiten den kring, waarvoor de bergrede geldt? We zullen maar niet spreken over den rapporteur voor dezen keer "van Commissie I; die heeft herhaaldelijk betoogd, jaren achtereen, dat het niet goed was, de bergrede te onttrekken aan het vóUe menschenleven (dr Grosheide), en openlijk zijn blijdschap erover uitgesproken, dat dr H. N. Ridderbos in zijn dissertatie het betere standpunt koos. De kerkeraad behoeft dit allemaal niet te lezen; maar, ja, als hij dan zoo bedroefd is over de persoonlijke „beïnvloeding" van de commissie door dat ééne lid, dan had hij zich wel eens achter de ooren mogen krabben, vragende: hoe staat het nu, deelt ook onze praeses ds de Goede als theoloog het inzicht, dat die rapporteur aan de bergrede voor het kerkelijk leven geenerlei beteekenis toekent? Kan ds de Goede den kerkeraad dienen met bewijzen? Was er nu geen één in den kerkeraad die het wel eens anders had gelezen? In het Rapport staat ten minste geen woord, dat aan de forsche bewering van den kerkeraad een feitelijke basis biedt.

Nog sterker. Het Rapport betoogt juist wat volgens den kerkeraad het Rapport bestrijdt, of althans uit de aandacht van de kerken wegneemt. Het Rapport zegt niet: atth. 5:41 raakt de kerk niet. Doch het betoogt: et raakt (óók in de kerk) andere dingen dan thans (in de kerk) aan de orde z ij n. Letterlijk staat er: Het loopt hier niet over de vraag of wij elkaar aangenaam willen bejegenen, doch over de totaal andere vraag, wat de Heere God hulp voor Zijn geslagen kerk noemt. Wij moeten niet op die zestien deputaten zien, hoeveel mijlen die 16 menschen elkaar begeleiden. Doch wij moeten eens gaan spreken over de vraag, hoe de kerken haar weg moeten afleggen, niet 1 mijl, niet 2 mijlen, maar alle mijlen tot aan Christus' wederkomst. De deputaten moesten den weg der kerken helpeii leggen en mogen op een verkeerden weg ook niet één mijl gaan" God zegt hun, dat zij hun kerken geen oogenblik mogen vergeten. En het gaat erom, dat deze kerken den weg zien liggen, waarop zij . alle mijlen kunnen afleggen naar de roeping Gods Uw deputaten hebben niet het recht deze aangelegenheid te beschouwen als h ü n zaak wie ons aan boord komt met een herinnering aan één, dan wel twee mijlen op een deputatenweg, dien blijven we herinneren aan den weg der kerken, waarop alle mijlen haastig af te leggen zijn". Debora zingt van Jaël: isera vroeg water, en zij gaf melk en boter. Houdt daarmee de inspiratie van Debora op ? Had Jaël moeten volstaan met die boter? En niet aan de KERK mogen denken, om verder de boter voqr haar te reserveeren? (vgl. Richt. 5 : 25, 26).

Nu punt f): e commissie zou dr H. N. Ridderbos in den mond gelegd hebben precies het omgekeerde van wat hij werkelijk betoogt? Weizoo. Het Rapport citeert van dr R. zelf, dat de onderhavige perikoop zich niet richt tegen het ius talionis, voorzoover dit aan de overheid ten regel was gesteld, MAAR tegen . het ius talionis, voorzoover dit demogelijkheid schiep om zich PERSOONLIJK te wreken. En dan stelt het Rapport die heel doodgewone waarheid, dat de deputaten geen enkele „persoonlijke" aangelegenheid hebben af te handelen. Het is een klein kunstje, dan verder heele betoogen op te zetten over , , het ius talionis", en in de ruimte te gaan praten. Maar als het Rapport op dat ééne punt van die ééne bepaalde uitspraak uit Matth. 5 : 41 afgaat, en Utrecht wil de klinkklare essence van dr Ridderbos zien opgesnoven. als de commissie eenmaal hem citeert (daar heeft de kerkeraad natuurlijk gelijk aan), dan moet hij niet gaan snuffelen naar een of ander citaatje dat met dienéénenzeerbepaalden tekst niets meer te maken heeft, doch aantoonen, dat wat van dien éénen tekst uit Ridderbos geciteerd is, onjuist geciteerd is. En daar vindt ge geen woord over in het kerkeraadsstuk. Als Ridderbos concludeert, dat in BEDOELDE PERIKOOP de Heiland geenszins met een beroep op den liefdesplicht ELKE handhaving-van-het-recht wil afwijzen, dan zegrt het Rapport, en daarmee wordt heel het bezwaar sub e) weer omvergeredeneerd: ndien rééds voor het partictiliere leven in deze zeer bepaalde uitspraak niét alle rechthandhaving wordt afgewezen, hoeveel te min dan voor k e r-kelijke zaken. Er wordt dus niet geredeneerd: it woord raakt „andere terreinen" dan het kerkelijke (zoo suggereert Utrecht het), maar er wordt gezegd: ndien op het direct bedoelde terrein de toepassing niet eens zoo en zus is, hoeveel te min dan op het kerkelijke terrein? Hoe kan men toch zich zoo bloot geven? Een argumentatie, die zich doodloopt in direct grijpbare onjuistheden, gééft zich inderdaad bloot: e laat zien, dat men meer betoogen wil, dan men met een gevoel van droefheid en leedwezen zich gedwongen ziet te bewijzen. Ik vnlde dat hier wat minder droefheidsbetuiging, en wat meer evidentiebewijs geleverd was.

Daarom vervallen de punten a—d meteen. Krachteloos maken van Gods gebod? Laat de kerkeraad zich houden aan de nuchtere feiten. Ze zijn deze: dat men ginds nu altijd datgene vordert, waarvan men wéét, dat de ander het niet zal doen. Deputaten schreven: we mógen 't niet doen. Prompt kwam. het voorstel: wilt U uw synode maar voorstellen, het wel te doen? De synode van Amersfoort schreef: we mógen 't niet doen. Prompt k^mt de brief: zoudt U het niet doen? Wat is dat voor een gezeur? Is het dan — indien het „ius talionis" hier in geding is — zoo moeiHjk voor „hén", om één of twee mijlen te gaan op een pad, dat ieder alleen maar goed doet? We hebben geen persoonlijk zaakje, maar staan voor de zaak der kerken. En die moeten weten, waar ze aan toe zijn. Het repeteeren hangt me de keel uit; ik houd op met wat al duizendmaal betoogd is. Maar ik wou graag, dat onze eigen menschen ophielden, te knabbelen. Twee mijlen gaan, wel ja, en dan dr Polman benoemen tot hoogleeraar, om iedereen te doceeren wat er stond in het Praeadvies, het Praeadvies, het Praeadvies. Noch onze deputaten, noch onze Commissie I, noch onze synode maakte een gebod des Heeren krachteloos ; want er staat, dat we op een weg, dien w o mógen inslaan, twee mijlen mogen meegaan. Daar hebben wij zelf in Groningen voor gestaan. Al vermoedden wij, dat het heele gevalletje maar een afleidingskwestie was. Maar we zijn hartgrondig overtuigd, dat op een verkeerden weg niemand ook

maar een halve mijl mag meeloopen, als hij daardoor aan de rechten van de kerken te kort zou doen. Eén van beide: de begeerde communique's (!) zullen niets zeggen, of alles zéggen wat de kerken weten moeten. In het eerste geval behoeven we aan de zaak niet te beginnen. In het tweede geval kunnen enkele antwoorden op noodzakelijke informatorische vragen geen kwaad, want dan wil men ze immers toch wel geven?

Twee mijlen meegaan, wel ja. Staat het soms ook al in de bergrede, dat je iemand, die je pressen wil, één mijl te gaan, niet vragen mag: meneer, welke weg? Dat je een paar jaar moet staan te zeuren, eer je weet, welk doel bereikt kan worden? Wie je presser is, wat hij wil, wat hij van plan is? Als iemand vraagt: loop één mijl mee, en laat dat léger, waarvan je een vertegenwoordiger bent, en dat je je principaal a la Voetius noemt meteen maar meeloopen, maar zeg er niet tegen, waar het pad heenvoert, staat er dan in de wet, dat je dat doen moet? Moet men in de Ronde Tafel Conferentie altijd twee mijlen meegaan, als Soekamo er ééntje laat vragen? Zijn we nog verantwoordelijk voor de kerken, ja of neen? Heeft Christus verboden, om den man, die je pressen wil, te vragen: waar staan we eigenlijk, geef even je oriëntatie? Is het verboden te vragen: hoe denkt U dan over de wet en over wat als wet moet gelden?

Men moet niet langer met schijnoperaties komen. Het lieve leven is weer druk aan den gang: Veldkamp van Middelburg (en Oosterbeek!) geeft van wat , , De Reformatie" sprak weer een volkomen valsch beeld, en van „De Roeper" verzwijgt'hij het woord: dankbaar maar niet voldaan. Men moet maar weten, wie men helpen wil. Ik begin liefst bij de broeders, die hun ambt bedienen voor de kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

lUS TALIONIS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's