GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kalamagoo-Meppel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kalamagoo-Meppel

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds Y. K. Velleuga van Meppel reageert In zijn blad op onze > ? van 17 Dec. Op zijn vraag, of Ik het eens kan zijn met de reproductie van mijn opvattingen, ga ik niet tn, want dan zou ik moeten repeteeren wat al gepubliceerd is, o.a. In mijn geschrift over de vraag, of de term algemeene genade wetenschappelijk verantwoord is. Dat hij zelf gelooft in „nauwkeurige" taal te mogen spreken van een genadige gezindheid Gods jegens de „ongeloovigen", dèèrover liep onze *»* van 17 Dec.

Drie bedenkingen oppert ds V. thans.

De eerste: men moet niet abstraheeren. En dus niet onderscheiden — in nauwkeuriger spraaikgebruik — twsschen „GODS werk in den mensch" (het kreatuurlijke) en „den mensch" (den concreten persoon). Het eerste zal God liefhebben, den tweeden niet, zeiden wij (ingeval we met „vaten des toorns" te doen hebben). Wij zullen hem niet vragen, hoe hij denkt over Bavinck, Dogm., 4e dr., n, 183, zulks in verband met de vaak vergeten uitspraak op bl. 67: al de namen als benoemingen Gods, leggen ons de verplichting op, om ze te heiligen en te verheerlijken. Maar, afgezien daarvan, wil nu ds V. ons ronduit zeggen, of z.i. God een genadige gezindheid jegens den persoon van den Antichrist heeft? En jegens de duivelen (die ook na hun val geconserveerd zijn) ? Hij wil geen abstractie ? Dan graag concreet: ja of neen.

De tweede bedenking is: op die manier komt de „welgemeendheid" van het aanbod der genade in geding. Vraag: gesclüedt aan de duivelen een aanbod der genade? Tweede vraag: geschiedt ondanks d© Dordtsche Leerregels aan alle menschen („de ongeloovigen") een aanbod van genade? Derde vraag: heeft ds V. bezwaren tegen wat ik in deel II van mijn „Heidelb. Catech." over dat aanbod van genade opmerk? Als hij 't niet las, en soms toch wil antwoorden, kan ik 't hem zenden. Vierde vraag: als ds V. meent, dat dan op ons standpunt het „aanbod der genade" precies zóó wordt gedaan „als de aanbieding lu ©en étalage, schijnbaar i) aan ieder, die er op in wil 2) gaan", zou hij dan eens willen ingaan op deze vraag: als Koning David Salomo als koning praesenteert, zet hij hem dan in de étalage? Vijfde vraag: als ds V. beweert, dat het aanbod van genade om „ernstig" (in zijn mond!) te kunnen heeten, moet te maken hebben' met Gods genadige of gunstige gezindheid, verandert die gezindheid dan? Zesde vraag: als liij — terecht — opmerkt, dat wij niet alles kunnen begrijpen, en daarom niet alles naar ons systeem moeten wringen, waarom neemt hij dan niet over mijn consequentie uit deze eveneens door mij geponeerde bewering, nl. dat we dus liever „twee woorden dan één moeten spreken, en niet alles moeten ophangen alleen aan den éénen term „GENADIGE gezindheid" ?

De derde bedenking is: Greijdanus spreekt (1 Petr. 3 VS 20) over Gods lankmoedigheid. Zeker, dat doe ik ook. Maar Greijdanus zegt óók meer. Ds V. blijkt dat niet te weten: hij zegt tenminste: het is „raogel\jk", dat prof. Gr. eens met prof. S. „neen" gezegd heeft op de vraag, of er bij God van een gunstige gezindheid jegens alle menschen gesproken kan worden. Dat ds V. de geschriften van Greijdanus niet gelezen heeft, is jammer. Maar dat hij het beroemde Praeadvies niet gelezen heeft (hoewel ook hij schorste) is erg. Reeds daar toch kan hij lezen, dat volgens Greijdanus de in het woord „verdragen" liggende gedachte van een bepaalde „geestes-of gemoedsgesteldheid" Gods onschTiftuurlijk is.

Conclusie: bij eiken nieuwen volzin werkt ds V. zich vaster in „Kalamazoo", en dus in de door theologisch onvermogen beheerschle kerkscheuring. Hij kan al haast niet meer terug; wie eenmaal zich theologisch liet verstrikken, en de kerkelijke misslagen, daaruit geboren, voor zijn rekening nam, die krabbelt alleen dèn weer overeind, als hij roept: neen! - •--


1) Wat is , , schijnbaar" in een étalage?

2) Wat is „willen"? Is er misschien weer een remonstrantje op 't punt van ontdekt te worden?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Kalamagoo-Meppel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's