GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN TOEGANG FOECEEREN.

Onder het hoofd: „Dit gaat heel ver" schrijft ds D. V. Dijk in Geref. Kb. v. h. Noorden als volgt:

Ik herinner mij, dat op de Utrechtse Synode, tijdens de debatten over de schorsing van Prof. Schilder Iemand, ik meen Prof. J. Ridderbos, zei: „als gij eens de Kerken zoudt regeren naar uw inzicht, dan zoudt ge evengoed als wij het nu doen, iemand, die mging tegen de besluiten van de Synode, dat verbieden en als hij niet luisterde, hem schorsen".

Welnu, de historie van de vrijgemaakte kerken heeft sinds dien bewezen, dat dit een onjuiste profetie was.

In onze Kerken wordt aan ieder de volle vrijheid gelaten, het met eens te zijn met een besluit van de Synode; ' de volle vrijheid ook om openlijk zulk een besluit te bestrijden en te trachten andereu tot zijn inzicht te bekeren.

Nlemajid heeft men lastig gevallen omdat hij het niet eens was met de Amersfoortse besluiten over de samensprekmg; ook niet omdat hfl publiek ta woord en (of) geschrift tegen deze toesluiten inging. Men zal moeten toegeven, dat wij ons in deze vrij wat Gereformeerder, Sehriftuurlijker gedragen hebben dan de Synode van Utrecht in haar behandelmg van Prof. Schilder.

Met wat er In de laatste weken door sommigen in onze Kerken is gedaan is mijns inziens evenwel toch de grens bereikt van wat m een Gereformeerd kerkelijk leven toelaatbaar moet worden geacht.

Daar zijn onder ons ambtsdragers en andere leden van de Kerk, die het niet eens zijn met de besluiten van Amersfoort met betrekktag tot de samenspreking.

Dat is hun reoht.

Zij hebben daarover geschreven, gesproken.

Dat is hun recht.

Maar wat hebben zij nu gedaan?

Terwijl zij weigeren met hun bezwaren te gaan in de kerkelijke weg en te trachten over de classis en de Particuliere Synode hun bezwaren m te brengen bij de Generale Synode, die in 1951 D.V. in Kampen zal samenkomen, hebben zij zichzelf rechtstreeks in verbmdmg gesteld met de deputaten, die de Haagse Synode benoemde voor samensprekmg met onze Kerken of met leden van die Kerken.

In het feit, dat deze Synode aan haar deputaten zulk een opdracht gaf, ligt iets onbehoorlijks.

Men vraagt samenspreking met onze Kerken. Maar tegelijk ziet men er niet tegen op achter de rug van de deputaten dier Kerken om, samen te spreken met leden dier Kerken, en te trachten deze leden van hun eigen vertegenwoordigers los te maken en zo de Kerken, met wie men zegt te willen samenspreken, uit elkander te slaan.

Dit is, gelijk ik zei, onbehoorlijk.

Men mag niet, terwijl men vraagt om samenspreking met onze Kerken, tegelijk in de mgewanden van die Kerken gaan wroeten.

Gij moet u eens voorstellen, dat in het burgerlijk leven de directie van een bedrijf aan de directie van een andere zaak voorstelde een conferentie te houden om te komen tot een fusie van die bedrijven. En zij tegelijkertijd een actie op touw zetten om het personeel en de klanten van dat bedrijf, waarmee men onderhandelingen wil aanknopen, weg te lokken en naar zich toe te trekken.

Zou dat fair zijn?

Zou dat niet liggen buiten de grenzen van het burgerlijk-, het zakelijk fatsoen? Maar veel meer is het m strijd met de stijl die het leven der Kerk moet hebben, dat zo wordt opgetreden.

Maar goed, daar gaat het mij nu met in de eerste plaats om.

Het gaat mij ifu om wat die ambtsdragers en andere leden van onze Kerken hebben gedaan.

Zij hebben met de deputaten van de overzijde geconfereerd.

Zij hebben blijkbaar gezegd: „als wij nu zo belijden en leren, als wij kerkrechtelijk dat standpunt innemen. Is er dan plaats voor ons bfl u? "

Men krijgt de indruk, dat de deputaten voor samensprekmg gezegd hebben: „ja". En nu moet de met spoed samengeroepen Synode daar nog haar zegel aan hechten.

Gebeurt dat, dan is het paadje, waarover ik ta mfln vorig artikel sprak, geëffend en heeft men zich een toegang tot de synodale kerken geforceerd.

Zoals ik zei, zulk doen ligt wel aan de uiterste grens, van wat m een gezond. Gereformeerd, kerkelijk leven toelaatbaar moet worden geacht.

Dat men, met bewuste verwaarlozing van de kerkelijke weg, op eigen gelegenheid contact zoekt, zo verregaand contact, met de Synode van de overzijde. Ik vtod dat erg.

Nochtans zou ik, zelfs nu nog met, hier kerkelijk willen zien ingegrepen om door kerkelijke maatregelen van censure, aan dit doen „halt" toe te roepen.

Maar wel wil ik, in alle ernst tegen de broeders, die m deze weg gaan, vragen: „weet gij wel wat gij doet? "

Gij hebt, geheel eigener beweging, de verantwoordelijkheid op u genomen voor een daad, die voor het leven van onze Kerken van diep ingrijpende betekems kan blijken te zijn.

Als straks leden onzer Kerken, die zich hebben vrij-- gemaakt, maar die de vrijmaking, om de moeiten, die daaruit voortvloeien, eigenlijk ondergaan als een last, die ook de roeping tot vrljmakmg maar heel slapjes meer gevoelen, als (zeide ik) straks die leden, langs het door u gebaande weggetje, naar de synodale kerk gaan; als zij daarmee het heil, dat Gtod hun m de Vrijmaking gaf, wegwerpen; als .gij het leven van die vrijgemaakte Kerken een schok toebrengt, als gij die Kerken een wonde slaat; als de vijanden onzer Kerken daarover juichen —; durft gij daji daarvoor de verantwoordelijkheid, die gij u zelf ojplegdet, dragen, voor God en mensen?

Ik vraag u: „begrijpt gij dan niet, dat het resiütaat dat gij bereikt, nooit anders dan een paskwil kan zijn?

De Synode van Den Haag zal haar besluiten handhaven.

Elk formuletje, dat gij er door weet te krijgen, zal aan die besluiten ondergeschikt blijven. De bindmg zal gehandhaafd blijven.

Bn allen, die met u op grond dier formule synodaaj worden, zullen weer gebonden zijn. Heel uw actie zal niet anders uitwerken dan dat gij aan het werk Gods m de Vrijmaking, dat zich zo heerlijk begon te ontplooien, een knauw geeft.

Ziet gij dan niets van de heerlijkheid van dat werk? Staart gij u dan blmd op die „bmdmgen" en verstaat gij er mets van, dat de Heere, in een tijd van afval en deformatie, in Zijn genade, Zich een volk heeft gesteld, dat voor deze dingen oog heeft gehad en zich vrij heeft gemaakt om tegen die alzijdige deformatie te strijden?

Durft gij daarvoor de verantwoordelijkheid aan?

Of, of ziet gij van deze dingen niets en gevoelt gij er geen behoefte aan, dat tegen deze inzinking en afzakking de strijd wordt aangebonden?

Helaas, zo dikwijls krijg ik de mdruk, dat men ta de kring van hen, tot wie zij behoren, die dit contact met de overzijde hebben opgenomen, klaagt over de wijze waarop van de kansel de strijd tegen allerlei verschijnselen van deformatie wordt gestreden, maar dat men in de grond der zaak, die critiek zelve verwerpt, omdat men geen oog heeft voor de alzijdige verwording ook van het leven van wie zich Gereformeerd noemen .

O, broeders, durft gij dat aan, dat door uw eigen^ willig, onkerkelijk handelen, het werk des Heeren in gevaar wordt gebracht? Weest toch voorzichtig.

En dan nog iets.

Ik weet natuurlijk niet precies, wat daar tussen u en de deputaten is afgehandeld; maar dit zou ik u toch willen zeggen: „vergeet m uw haast om te herenigen zoals gij dat noemt, met hen, die vroeger met ons één waren, maar die ons uitstieten, vergeet met hen, die nu met u aan één avondmaalstafel zitten. Vergeet niet hen, die werden geschorst f^n afgezet; onrechtvaardig. Het zou waarlijk niet getuigen van liefde tot uw broederen, als gij, met een nieuw gevonden formuletje u voegdet tot hen, die deze broederen uitwierpen op grond van vroegere formules en dat gij hen, wier schorsmg en afzetting op grond van die oude formules wordt gehandhaafd, m de steek liet".

Ik vrees, dat men In felle begeerte naar de hereniging met hen, die oorzaak van de „scheur" waren, te veel vergeet de liefde tot hen en de eenheid met hen, die van dat boze drijven, van dat schorsen en afzetten, slachtoffer werden.

Eerlijk gezegd ik kan er niet bij, dat men, in stee van de ongehoorzamen te roepen tot gehoorzaamheid en zo de eenheid te zoeken, gaat staan voor de nog weer op de Haagse Synode opnieuw gegrendelde deuren en tot hen, die ons daarmee buitensloten, zichzelf achter die deuren verschuilende, zegt: , , Och, zegt ons toch op wat voorwaarden wij weer binnen kunnen komen".

Ik versta dat niet en ik zeg tot hen, die daarmee bezig zijn: „broeders, bezint u toch; weet wat ge doet, opdat gij u straks niet hebt te beklagen, u schuldig wetende voor de Heere en voor Zijn Kerk".

Tot zoover ds D. v. Dijk. Wij voor ons herinneren slechts aan ons artikel van eenige weken geleden: „Aanlokken noch Uitlokken".

K. S.

WOORDEN VAN PROF. GREIJDANUS.

Onderstaand artikel schreef Prof. Greijdanus in het „Friesch Kerkblad" van 23 Maart 1917:

EENHEID IN HET KERKELIJKE.

Alle de geloovigen in den Heere Christus moesten niet alleen in het verborgene één zijn, maar ook hunne eenheid m Christus ongebroken openbaren m de wereld. Dat ligt in de bede van onzen Heiland: k bid niet alleen voor deze, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij gelooven zullen; opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld geloove, dat Gij Mij gezonden hebt (Joh. 17:20, 21). In dat woord van onzen Zaligmaker ligt de veroordeeling van onnoodige kerke-

lijke verdeeldheid. En alzoo worden wij er door aangespoord, om met alle krachten de reclite kerkelijke eenheid te zoeken en te bevorderen.

Toch mag dit uitzijn op kerkelijke eenheid nimmer geschieden ten koste van den eisch van Gods Woord of Waarheid. Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen en de waarheid hoogelijk geboden, zegt de Psalmist (119:138). En worden wij in Zach. 8:19 vermaand, om de waarheid en den vrede lief te hebben, dan gaat hierbij alzoo de waarheid voorop. Zoo spreekt < Je apostel Paulus ook van het betrachten der waarheid, dat wij hebben te doen, hoewel dit moet geschieden in liefde (Eph. 4:15). Wie het met de waarheid van Gods Woord niet zoo precies nemen, of voor wie de H. Schrift niet als Goddelijke waarheid geldt, zijn meermalen geneigd, om te eischen, dat de „vrede", of de „liefde" vooropgaan zal. Daarom was er tijdens en na de Fransche Revolutie gejuich, dat de kerkelijke scheidsmuren weggevallen schenen. En aan de Gereformeerde Kerken dezer landen werd het toestel van de Haagsche Synode opgezet, waardoor de Waarheid der H. Schrift ten onder gehouden werd: en moest, ofschoon dan ook verschillend in geloof, elkander vredig in eenzelfde kerkelijk samenleven verdragen! Zoo werd ook de eene, openbare, school voorgeschreven, waarop van den Christus als Gods Zoon en onmisbaar Zaligmaker moest gezwegen worden, en Gods Woord niet mocht uitgaan zooals het betaamt. De kinderen behoorden toch allen, als kinderen van één volk, in lieflijke eenheid onderwezen te worden op eene zelfde school, in gelijken geest, opdat zij zich van der jeugd één zouden gevoelen, en de geloofsgeschillen als van ondergeschikte beteekenis zouden beschouwen. Zoo moesten vrede en eenheid de heerschappij hebben, en raakte de Waarheid in de knel. Zij moest het gelag betalen.

Dat was echter niet naar den Woorde Gods. Hiertoe ben Ik geboren, en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik de waarheid getuigenis geven zoude. Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort mijne stem, zeide onze Heiland (Joh. 18:37). En ook zeide Hij, hiermede in verband staande: eent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te brengen, op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen, om den mensch tweedrachtig te maken... (Matth. 10:34, 35). Toen daarom ook de Geest des Heeren weer een opwaken van Gods volk in deze landen komen deed, moest vanzelf die verkeerde eenheid breken, en die schuldige vrede overgaan in strijd. De Waarheid Gods werd door den Geest Gods weer vooropgesteld. En wie door Hem bezield en geleid werden, leerden daarom allereerst staan op de heerschappij der Waarheid, en streden voor het gezag van Gods Woord. De H. Schrift moest erkend worden, en gelden als richtsnoer voor geloof en leven, kennen en handelen. Vandaar de woelingen in het kerkelijke, en de reformaties van 1834 en van 1886; en vandaar de christelijke scholen. Wel vrede en liefde, zeer zeker; maar niet ten koste van de Waarheid Gods. Integendeel, Gods Woord voorop. Liefde en vrede door en onder de heerschappij van Gods Woord. Anders was toch ook de liefde niet heilig, en de vrede .niet recht. Dan wortelde die liefde niet in de liefde Gods, en die vrede miste dan een hecht fundament. Zij brachten dan toorn en onvrede van Gods kant. Wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand Gods gesteld. Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: e Geest die in ons woont, heeft die lust tot nijdigheid? (Jac. 4:4, 5).

Men spreekt ook van meer eenheid, die in de oorlogvoerende landen tusschen hen, die in geloof en kerk onderscheiden zijn, ontstaian zou, en waargenomen kon worden. Protestanten en Roomschen, Anglicanen en Dissenters, zouden meer elkander leeren verstaan en verdragen. Over de onderlinge geloofs-en kerkgeschillen zou men zich over en weer gemakkelijker leeren heenzetten. Ligt daarin, wanneer het waar is, oorzaak tot blijdschap? Wanneer er onderlinge eenheid kwam door meerdere heerschappij van Gods Woord, zeer zeker. Maar daar blijkt weinig van. Veeleer schijnt het, dat het nu het nationale is, dat ook de kracht van Gods Woord en vreeze moet overheeren. Niet om kinderen Gods te mogen zijn, en Hem onvoorwaardelijk naar Zijn Woord te mogen dienen, schijnt nu het hooge en begeerlijke, maar dat men landskinderen zich betoont, en zijn vaderland dient als het voornaamste, geldt voor het heerlijkste levensdoel. En dan is genoemde eenheid niets anders dan een nieuw symptoom (= blijk, openbaring) van afval van den rechten dienst van God naar Zijn Woord.

Ook in ons land moeten wij ons waohteni voor het voorop willen laten gaan van den vrede en de eenheid aan de Waarheid van Gods Woord. Op beoefening van ware liefde onderling moeten wij staan en aandringen. Gij zult uwen naaste liefhebben als uzelven, is de eisch des Heeren (Matth. 22:39). En den vrede hebben wij te zoeken en te brengen zooveel wij kunnen. Zalig zijn de vreedzamen (z= vredemakers) (Matth. 5:9). Indien het mogelijk is zooveel in u is, houdt vrede met alle menschen (Rom. 12:18). Maar het eerste en het groote gebod is: ij zult liefhebben den Heere uwen God met geheel uw hart, en met geheel uwe ziel, en met geheel uw verstand, en uit geheel uwe kracht (Matth. 22 : 37, 38; Mare. 12:30). Vrede met God gaat boven allen anderen vrede (Joh. 14:27; 16:33).

Dit geldt ook terzake van het kerkelijke. Verdeeldheid daarin, die niet gegrond is op den eisch van Gods Woord, maice plaats voor Schriftuurlijke eenheid. Maar waar gehoorzaamheid aan Gods Woord roept tot kerkelijke scheiding, daar worde ook onder geene oorlogsomstandigheid aan de heerschappij vsm Gods Waarheid te kort geda.an door het erkennen van wat, naar die Waarheid, geen gezag mag hebben; noch ook gezocht naar eene eenheid daar, waar gedeeldheid komen moest en bestaat vanwege den eisch van Gods Woord. Terecht schreef Ds W. H. Gispen Jr. in zijne Nieuwe Brieven aan een vriend te Jeruzalem in het Gereformeerd Kerkblad voor Drente en Overijssel, van 10 Maart j.l.: „Het wil ons voorkomen, dat ook deze wereldoorlog niet kan te niet maken onze diepe overtuiging dat het Herv. Kerkgenootschap van 1816 onrechtmatig is". Daarom mag de vraag gedaan worden, of de Deputaten van de classis 's-Gravenhage van de Gereformeerde Kerken wel terecht, en in overeenstemming met wat de eisch der Waarheid van Gods Woord vordert zich tot de organisatie als zoodanig van de „Ned. Herv. Kerk" gewend hebben met hun verzoek inzake eene bidure voor den nood der tijden; en of van Gereformeerde zijde wel toejuiching verdient, wat op eene plaats in ons land geschiedde, waar, naar de bladen meldden, in bedoelde gebedsure de predikant van de Gereformeerde Kerk aldaar met dien van de Hervormde en met dien van de Luthersche Kerk gezamenlijk optrad of voorging.

C. V.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's