GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Giessendam en meer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Giessendam en meer

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

We spraken eenige malen over Giessendam; de Gereformeerde Kerkeraad aldaar werd vanwege de aldaar uitgetredenen per advocaat bedreigd met een proces vanwege het feit, dat hij doodgewoon zich bleef noemen met zijn naam. We hebben toevallig vanmorgen nog weer eens onder de oogen gehad wat wij destijds zelf over Giessendam schreven naar aanleiding van hetgeen van andere zijde geschreven was; en bevonden, dat het van a tot/Z juist was.

Thans komt de voerganger der in Giessendam uitgetredenen, de synodocratische dominee Matter, op de zaak terug. Gelukkig erkent hij, fout geweest te zijn. Letterlijk schrijft hij in het orgaan van de classis Gorinchem (van die gemeenschappen n.l., die meenen, dat men in Noordeloos niet preeken mag op den ouden grondslag van de drie formulieren van eenigheid en in trouw aan de eeuwenoude kerkenordening, en die deswege de oecumenische en katholieke samenleving hebben trachten op te bouwen met een weigering van den kansel van Noordeloos aan een candidaat die het beroep had aangenomen in trouw aan die beproefde grondslagen):

„Nu moet men weten, dat ik letterlijk geschreven had: „Er Is van dagvaarding nimmer sprake, geweest". Mij rest dus slechts, het boetekleed aan te schieten ten genoege van Ds B. A. Bps en Prof. Dr K. Schilder, die zich ook al met deze belangrijke kwestie heeft bezig gehouden In „De Reformatie".

Ik heb gezondlga. Wat Ik geschreven heb Is apert onjuist".

Tot zoover het citaat. Het is maar goed, dat we tegenover de eerste onjuistheden van dezen schrijver de feiten eindelijk hebben doen weten. En — men begrijpt, dat dat briefje, dat zijn advocaat, mr G. Ch. Aalders aan den kerkeraad, die aan de oude grondslagen trouw bleef, heeft gezonden, heusch het eenige niet is, dat men ginds heeft aangedurfd.

Maar nu verder.

De synodocratische dominee schrijft over de depu-

taten van synodocratische zijde voor correspondentie met de hooge overheid:

„Reeds in T947 hebben dezen zich bij de Regering beklaagd over de ernstige verwarring, die door het tweeledig gebruik van de naam „Gereformeerde Kerk" moet ontstaan. Zij schreven letterlijk: „De kwestie van een naam is niet jlechts van belang voor het verband, doch ook voor de plaatselijke kerk. De naam „Gereformeerde Kerk" zonder 'neer moet blijven voorbehouden aan de plaatselijke kerk, welke behoort tot het verband van „De Gereformeerde Kerken in Nederland". Zij verzoeken de Regering dan ook, het Hare te doen om hier t«n toestand van orde te scheppen. Zij verklaren in hun rapport (Acta Gen. Syn. 49—50, blz. 253) te hopen, dat deze „onverkwikkelijke aangelegenheid zonder dat tot rechtsmaatregelen behoeft te worden overgegaan (vet gezet van mij. H. M. M.), in de gewenste zin haar beslag zal krijgen".

Hier staat dus duidelijk:

a) dat van eynodocratische zijde ten overstaan van de regeering buiten ons om tegen ons met rechtsmaatregelen gedreigd is; b) dat van diezelfde zijde de regeering is aangezocht, iets te doen dat zou neertomen op het „scheppen" — schéppen! — van „orde"! De vraag rijst, of dan de regeering kan „doen wat der kerken is". Alleen de kerken kunnen orde scheppen in kerkelijke zaken. Maar de regeering heeft geen enkel recht, om van een groep, die openlijk de aangenomen leer liet veranderen, en de voor het aangegane verband afgesproken bepalingen heeft laten schenden door een onbevoegde vergadering en die op basis van deze schending daarna wederom saamgekomen is, b.v. door de groepjes uitgetredenen op bepaalde plaatsen zoo maar weer in het " verband (dat nu veranderd was) op te nemen, met geweld, en dan nog wel zonder eenige argumentatie die aan de zaak zelve ontleend zou zijn, te verklaren, althans haar te helpen verklaren, dat zij zelve niet wat nieuws is, doch het oude. En de regeering mist evenzeer het recht, die kerken die doodgewoon gebleven zijn bij de bestaande bepalingen en leer, te doodverven, c.q. te helpen doodverven, als waren ze een stelletje nieuwbakken amateurs. Als een synode wanorde schept, moet zij de regeering niet vragen, te haren gerieve „orde te scheppen"; dat had ze zelf m o e t e n doen. Door n.l. de orde te handhaven — of — ze had er waarlijk al zes jaar tijd voor — haar ordeverstoring te betreuren. En als zij dan bovendien wil, dat de regeering het verhoopte beschermen van de stichting van wanorde terwille van wie zoo deden aandiene als het „s c h e p-p e n van o r d e", wel, dan is dat al heelemaal mis. En nu nog verder.

De voorganger der in Giessendam schrijft even verder: uitgetredenen

„Er staat hier te lezen, dat deze duigen rustig en ordelijk zullen worden uitgezocht nu , , art. 31" verwar-; i"ing sticht daor onze naam te gebruiken. Nogmaals: rustig en ordelijk. Maar dan ook zullen worden uitgezocht".

Zoo, zoo: „rustig en o r d e 1 ij k". En dan „uitgezocht".

Maar hoe klopt dat met 'n achter onzen rug om indienen van een verzoek aan de regeering? Om ons te dwingen? Met orde-scheppende(!) maatregelen? Is zulke handel zoo rustig? Vooral indien de stok achter de deur gezet wordt: anders rechtsmaatregelen? Terwijl men in denzelfden tijd, als waarin deze dingen achter onzen rug om gebeuren, en men van den minister vertrouwehjke inzage verkrijgt van stukken, die mede ons aangaan, het heele vaderland bewerkt met suggestieve vredesoffensieven ? „Uitgezocht"? Laat men dan ingaan op onze argumenten, en een weerlegging trachten te geven van ónze uiteenzetting tegenover het ministerie van de feitelijke toedracht, waaruit o.i. blijkt, dat niet wij veranderd zijn, doch diegenen, die bukken voor een onrechtmatigen handel eener onbevoegde synode, met schending van het kerkverband verricht, en doorgezet in hangen oorlogstijd. Wat men in Giessendam maar „rustig" en „uitzoeken" noemt! Er is in heel die affaire nog niets „uitgezocht"; nog geen enkel van onze argumenten is trouwens ooit weersproken van de zijde van het departement.

Ook niet is dat gebeurd in de thans publiek geworden stukken, die de synodocratische deputaten hebben gestuurd aan het departement, en waarvan wij eindelijk via dé Acta, als we die tenminste koopen willen, inzage kunnen krijgen; men heeft immers het vertrouwelijk karakter opgeheven door nu maar meteen in publieke Acta, waarin overigens erg veel verzwegen wordt, dit geval publiek te maken.

Tenslotte interesseert ons, wat de schrijver aan het eind opmerkt:

„Er is zelfs in het geheel geen sprake van „recht", maar alleen van orde. Dat is iets anders. De bijvoeging „o.a. art. 31" vind ik bepaald onrechtmatig. Ik vind dat een soort belediging voor de Gereformeerde Kerken. Maar ik-^zou dat niem; j: d willen verbieden, aangenomen dat .lat kon. Ik zou er i, ok getn enkel bezwaar tegen hebben, wanneer onze kerken dan maar om de lieve vrede een andere naam aannamen, als die dan ongeveer hetzelfde uitdrukte als de tegenwoordige. B.v. de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Nu dat niet kaa zonder een oneindige verwarring moet er op andere wijze orde worden geschapen. Ik zeg: orde. Het gaat niet om het recht maar louter om de ordet De practtjk wijst uit, dat de bestaande toestand niet bestendigd kan blijven".

Tot zoover het citaat.

We zullen maar niet ingaan op de merkwaardige tegenstelling: „geen recht, MAAR orde". De wanordelijke rapporten-Nauta, krioelende, gelijk bewezen is door onzen medewerker P. Groen en ook wel door onszelf, van innerlijke tegenstrijdigheden, hebben anders de gepleegde wanordelijkheden der synode van 1944 als rechtsdaad aangediend onder het opheffen van de (uit dézen rapporteursmond) wel zeer opvallende paulinische uitspraak : laat alle dingen (!) eerlijk en met orde geschieden; dat was dan tegen K. S. Beleedigend ? Beleedigend, dat wij beweren, artikel 31 te onderhouden? En daarin doen uitkomen, dat de anderen het niet deden? Hetgeen met hun eigen vroegere uitspraken te bevrtjzen is ? Het schijnt niet op te komen in het brein van dezen publicist, dat wij ons nog altijd beleedigd achten met de bewering, dat wij scheurmakers en ketters zijn, alsmede, dat niemand ook maar één der onzen als ambtsdrager mag erkennen. Beleedigend? Laat men in de buurt van Noordeloos alstublieft stil zijn, zoolang het boek van ds H. J. Schilder niet weerlegd is. Dat is nog nooit gebeurd, 't Kan ook niet gebeuren. Het zou den schrijver, zegt hij, niet een gewetenskwelling zijn, als zijn kerken een anderen naam aannamen.

Laat ons dat vastleggen. Wij hebben geen mensch gedwongen, en ook geen regeering in den arm genomen tegen de groepen, die de leiding van een onbevoegde sjoiode slaafs gevolgd hebben. We konden het werk tot nu toe zelf wel af zonder regeering. Argumenten zijn een scherper zwaard dan dat der overheid. Maar wij hebben wel eenig „begrip" voor de moeiten der regeering, die aan den eenen kant vermaand wordt (door de synodocratische deputaten) zich niet in te laten met kerkzaken, en die aan den anderen kant, als kón ze dat, wordt opgewekt om „orde te scheppen"! Wij hebben het standpunt verdedigd, dat, INDIEN de regeering zou verklaren, van kerkzaken geen verstand te hebben, en voorts meent, dat haar administratie • in de moeite komt, ze daü onpartijdig handelen kan, indien ze aan BEIDE thans aanwezige instituten voorstelt, een soort van toevoeging aan den naam te willen geven. A1 s z e dat wil, dan zullen wij heusch niet bang zijn voor een samenspreking (!)• met de deputaten van synodocratische zijde. Die zouden dan tenminste zakelijk zijn. Maar dan moeten de synodocratische heeren niet een samenspreking met ons vermijden, door onder het geroep van samenspreking, samenspreking, achter onzen rug om, den minister te gaan verzoeken, op te treden als ordeschepper! En dan zal de regeering ons wel willen geven wat zij aan de synodocraten gaf: vertrouwelijke inzage van stukken. Wij zijn er ook nog En hebben daarom erom gevraagd: gelijke monniken, geiijke kappen, niet op óns, doch op regeeringsstandpunt.

Zoodat ie^er wete: i n d i e n er geprocedeerd wordt, dan hebben wij onzerzijds gedaan wat mogelijk én ordelijk was, om kabaal te voorkomen.

En als het procedeeren soms toch niet in de bedoeling ligt, laat dan die synodocratische dominee geen advocaat aan een behoorlijken kerkeraad brieven laten schrijven met opdracht, te verzekeren, dat hij wél zal procedeeren. MJen maakt geen orde, en men dient geen recht door intimidatie. Indien al die advocaat, mr G. Ch. Aalders, niet begrijpt, dat prof. dr S. Greijdanus zéker van den Heere preeken mocht, indien dr G. Chr. Aalders het Inocht, die kerkeraad van Giessendam begreep het dan toch wel. Hij behoeft geen stellige dreigbrief jes van mr G. Ch. Aalders te ontvangen, maar had eerder van hem als belijder een bedankbrief je moeten ontvangen.

Maar o wee, nu vergeet ik weer de „souvereiniteit in eigen kring".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Giessendam en meer

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's