GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN SrEM UIT „BEACON LIGHTS".

Beacon Lights is een jeugdblad uit de Protestant Reformed Churches. We hebben opzettelijk ons ervan , onthouden, te citeeren uit andere amerikaansche bladen dan 'The Standard Bearer, hoewel er, met nam.e in Concordia, heel wat o.i. mooie artikelen staan, die onze Vrijgemaakte Kerken (zoo heeten we, nog eens, niet) geheel en al bijvallen, voorzoover 't betreft „t h e p o i n t". We volgden deze gedragslijn, teneinde 'n door ons betreurde moeilijkheid in den boezem van de Pr. R. Ch. niet omioodig aan te wakkeren door het overnemen van allerlei pro-of-contra-geluiden; we hopen nog altijd, dat men er zonder kleerscheuren af kan komen, voorzoover niet reeds mooie kleeren gescheurd zijn.

Maar nu men een artikel uit Beacon Lights ons vertaald en wel heeft aangeboden, zien we er geen kwaad in, dat hier in die vertaling door te geven. Het artikel is van de hand van ds B. Kok, ook in ons land bekend. Hij schreef, in het Januari-nummer, in terugslag op een besahouwing in het December-numraer:

DUIDELIJK SPREKEND

Laat ons verstandig zijn!

Uw hoofdartikel In het Decembernummer van Beacon Lights bevat verscheidene overhaaste generaliserende opmerkingen, die niet onweerlegd mogen blijven. Opmerkingen als: „het verschrikkelijke feit is, dat juist de fundamenten, waarop ons bestaan als een afzonderlijke kerkengroep zijn gegrond, In groot gevaar verkeren van te worden omvergeworpen en uit elkaar gescheurd" , moet hebben gediend om ons allen deze beangstigende toestand te doen beseffen" , daar zijn onheilspellende tekenen aan onze kerkelijke lucht" , wij verkeren in groot gevaar van . onze kostbare Protestant Reformed erfenis door ons in gebreke blijven te verliezen." Naar mijn mening zijn zulke generaliserende opmerkingen, van u afkomstig en dat zonder één iota yan bewijs, volslagen onzin. Zij kunnen het best worden gekarakteriseerd als louter een nastreven van effectbejag en zijn een redacteur van ons jeugdblad geheel onwaardig. Laat ons verstEindig zijn In ons leiderschap. Zulke tactiek van het malcen van generaliserende opmerkingen, als boven aangeduid mag een massa-hysterie te weeg brengen, maar openbaart geen goed, gezond. Gereformeerd leiderschap.

U pretendeert dat de boven beschreven toestand in onze .kerken bestaat vanwege de tegenwoordige discussie over de term en het begrip „voorwaarde" in onze Standard Bearer en Concordia. Wat, kan er geen levendige discussie over een of ander theologisch punt in ons midden plaatsvinden zonder een of ander alarmerend uitroepen brand, brand, BRAND? Zulke tactiek doet mij denken aan de tactiek van de Christian Reformed Churches voor 1924 en van de kerken in Nederland voor de „vrijmaking".

Om u in te lichten, de term en het begrip „voorwaarde" hebben een belangrijke en onmisbare plaats gehad in de Gereformeerde theologie gedurende de afgelopen 400 jaar, niettegenstaande het feit dat door al deze jaren heen een bijna voortdurend verschil van mening heeft bestaan over deze term. En ook lu onze Protestant Reformed Churches hebben de term en het begrip „voorwaarde" een plaats gehad van het allereerste begin Elf en hebben een plaats op dit ogenblik. Zelfs Rev. H. Hoeksema in zijn schitterende toespraak op onze openluchtmeeting ter gelegenheid van het 25jarlg jubileum, bij Jameston Grove, verklaarde met nadruk dat Indien wij als Protestant Reformed Churches willen voortbestaan als de ware Kerk van Christus Jezus in deze wereld, dan de conditio sine qua non, de onmisbare voorwaarde is, dat wij geestelijk zijn.

Daar het een feit is dat de term en het begrip „voorwaarde" altijd hebben gehad en altijd zullen hebben een plaats in de Gereformeerde theologie, is de enige vraag, wat bedoelen wij en wat bedoelden de Gereformeerde vaders ermee? Bedoelden zij ermee, dat Gods genade afhankelijk is van voorwaarden of dat God is gebonden door voorwaarden of dat zij iets zijn dat de mens moet vervullen voordat God verlossing kan schenken? Dat verhoede God! Zo opgevat zijn de term en het begrip „voorwaarde" slechts het afbrekende vergif van Pelagianisme en Arminianisme en worden zij door allen die de Gereformeerde waarheid liefhebben verfoeid. En indien dat de enig mogelijke interpretatie van de term en het begrip „voorwaarde" ware, zouden wij alle vaders der Gereformeerde kerk als Pelaglaans en Arminlaans moeten brandmerken, van' Calvijn en - de vaders van Dordt tot Rev. H. Hoeksema toe. Maar dank zij God, deze vaders waren geen Pelagianen en Arminianen, maar hadden onze Gereformeerde erfenis lief, verdedigden en bewaarden haar en spraken van „voorwaarden" m de Schriftuurlijke en Gereformeerde zin van het woord.

Wat is dan de Gereformeerde interpretatie van de term en het begrip „voorwaarde" ? Ik kan dit misschien het best uitdrukken in de woorden van Prof. Dr Schilder als „iets, dat God aan iets anders vastgekoppeld heeftj om ons duidelijk te maken, dat het ééne niet komen kan zonder het andere, en dat wij van het ééne niet kunnen zeker zijn, tenzij meteen van het andere wfl verzekerd zijn geworden". (De Reformatie, 26e jaarg., ' p. 51). Met andere woorden, wanneer wij spreken van „voorwaarden", bedoelen wij dat God onafscheldelgk heeft verbonden geloof met verlossing, het kruis met de kroon, de strijd met de overwtnntng, en dat wij nooit het éne zonder het andere kunnen ontvangen, en dat wij nooit van het éne verzekerd kunnen zijn, tenzij wij terzelfder tijd verzekerd zijn van het andere.

Het is in deze zin van het woord dat wij en de Gereformeerde vaders spreken van een „voorwaardelijke belofte". Hierin ligt, overeenkomstig Prof. Dr Schilder, het fijne puntje. „God, zegt hij, geeft ons wel beloften maar geen voorspellingen. Hij zegt niet tot N.N.: gij zult eenmaal in den hemel komen, en tot een anderen N.N.: gij blijft er eeuwig buiten."

„Daarom^ geeft Hij een belofte, met 'n bevel, zooals de Dordtsche Leerregels zeggen: de belofte komt met bevel van geloof en' bekeering. Eu dus zegt Hij bij den doop: wie lu Mij gelooft zal niet beschaamd worden; die Mij eeren, zal Ik eeren; den oprechte gaat het licht op in de duisternis; die Mij vroeg zoeken, zullen Mg vinden." (De Reformatie, 26e jaarg. p. 51).

Vandaar dat wij, om de belofte van het eeuwige leven te beërven, moeten geloven; wij moeten liefhebben de HEERE onze God; wij moeten doen goede werken; ving moeten strijden de goede strijd des geloofs; wij moeten wandelen in heiligmaking; In één woord, de conditio sine qua non, de onmisbare voorwaarde is, dat wij geestelijk zijn. Kunnen wij al deze dingen doen? Geenszins, tenzij God in ons werkt belde het willen en het doen van Zijn welbehagen! Dat is de Schrift! Dat is Gere­ formeerd! Dat is de Belijdenis!

BERNARD KOK.

Tot zoover ds Kok. Het artikel is opgenomen in de rubriek Open Forum, d.w.z. Vrije Tribune.

K. S.

„FUNDAMENTEN EN PERSPECTrEVEN".

Prof. Severijn schrijft in „De Waarheidsvriend" over den nieuwen koers in de Herv. Kerk, ook inzake het „belijden". Inzake Jezus Christus, God met ons, wordt daar tegenwoordig gedoceerd:

„Nochtans heeft God, naar Zijn eeuwig voornemen. Zijn genadige bedoeling met deze wereld niet prijs gegeven. De belofte en het gebod, de wet en de profetie, aan Israël geschonken, heeft Hij, alle menselijke tegenstand ten spijt, in vervulling doen gaan. Want, waar geen mens gevonden werd, die gewillig en in staat was om in de lofprijzing en de dienst Gods zijn bestemming en leven te vinden, zond God in de volheid des tijds Zijn eigen Zoon.

Jezus Christus is waarlijk God-met-ons. In Hem kwam God door een gans oorspronkelijke en vrijmachtlge daad tot ons en werd zelf die mens, die aan zUn bedoeling beantwoordde en zijn raad op aarde vervulde.

Jezus Christus is waarlijk God. In Hem is het Koningschap Gods midden. onder ons. In Hem doet God de bevrijdende gfreep naar een schuldige en verloren wereld. Hij is de beslissende doorbraak van Gods Koninkrijk in de heerschappij van de overste dezer wereld, en alzo het voorteken en onderpand van de komende volmaakte verwerkelijking van dit Koninkrijk.

Jezus Christus is de ware mens naar Gods beeld. Hö is geheel onzer één geworden, opdat Hij als het nieuwe Hoofd der mensheid in onze plaats en te onzen behoeve de zonde zou dragen, en alzo voor al de Zijnen het heil en de vrede Gods zou verwerven.

Jezus Christus is het vleesgeworden Woord, In vrte de nieuwe vereniging van de heilige en genadige God met de schuldige mens zich voltrekt, in wie alleen en in wie geheel de verzoening der wereld met God ge­ schiedt".

(Vet gezet van Prof. S.)

Daarna zegt prof. Severijn:

„Art. 4 brengt een nieuwe formulering van vleeswording, twee-naturen leer en verzoening", zo schrijft

het rapport der Vrijzinnige Studiecommissie, blz. 20).

Dat is oolc zo, en dat nieuwe bedoelt kennelljlc oolc verbetering, althans verandering van het oude, en het Is de vraag, of dit verbetering mag heten.

Vooreerst de aanhaking aan het vorige artikel (zie toelichting blz. 43). Deze zegt, dat de komst van Christus en dus ook Zijn persoon, opkomt uit Gods heilsgeschiedenis, als vervulling van Zijn bedoeling met Israël, als culminatie van Zijn reddend handelen.

, Men wil deze voorstelling rechtvaardigen met een verwijzing naar Jesaja 59 vs 16, en vandaar: „alle menselijke tegenstand ten spijt" (Vgl. al, 1).

Toch, aldus de hoogleeraar,

toch komt het ons voor, dat de apostel Paulus over het verband tussen de geschiedenis van Israël en de komst van de Christus nog 'n ander licht laat vallen. (Zie Gal. 3 VS 19 V.V.). „Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden" (Gal. 3 VS 22) en vers 24: „Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden". De weg Gods met Israël wordt als een goddelijke leiding tot Christus voorgesteld.

De apostel spreekt van een voogdijschap tot de tijd van de Vader tevoren gesteld, dit laatste met toepassing op de dienst der wet, totdat de volheid des tijds zou gekomen zijn. (Gal. 4 vs 1 v.v.).

De zinsnede: „Waar geen mens gevonden werd, die gewillig en in staat was om in de lofprijzing en de dienst Gods zijn bestemming en het leven te vinden", legt trouwens een ander accent dan Jesaja 59. Het hoofdstuk spreekt van overtredingen, van ongerechtigheden, van liegen tegen de Heere, van de waarheid, die struikelt op de straat, van de gerechtigheid, die van verre staat en dat er geen recht was. Dan komt de belofte, dat er een Verlosser tot Sion zal komen (vs 20).

Al te zeer blijft de belijdenis van Gods gerechtigheid en toom op de achtergrond In deze artikelen, terwijl het gevaar niet denkbeeldig is, dat de prediking van een eenzijdige liefde een Godsvoorstelling wekt, vvelke, met eerbied gezegd, „zielig" aandoet. Zo komt ook de uitdrukking: „God doet een bevrijdende greep" niet overeen met de Majesteit Gods.

Ook de volgende zinsnede: „In Hem kwam God door een gans oorspronkelijke en vrijmachtige daad tot ons en werd zelf die mens, die aan zijn bedoeling beantwoordde en zijn raad op aarde vervulde".

Hoe is het nu? Is de mens op aarde eeni mislukking of een wederhorig schepsel? Heeft God hem in Zijn vrijmacht anders bedoeld en heeft de mens die bedoeling Gods gedwarsboomd, zodat hij God in de grootste moeilijkheden heeft gebracht, ja, in verlegenheid?

Of is die aardse mens eigenlijk niet de echte, naar Gods beeld geschapen mens?

Is Jezus Christus de eigenlijke, ware mens, de door God bedoelde, terwijl de aardse mens slechts een mislukte, voorlopige mens zou zijn?

Wij kunnen zo voortgaan met vragen, maar het heeft toch wel erg de schijn, alsof men zoiets op 't oog heeft met de woorden: , , Hij werd zelf die mens, die aan Zijn bedoeling beantwoordde", enz.

Indien dat zo is, willen wij er met alle nadruk op wijzen, dat de Heilige Schrift zeer duidelijk getuigt, dat de mensheid van Cliristus geen andere is dan die, welke wij allen uit onze eerste voorouders deelachtig zijn. Hij is aan ons gelijk geworden (uitgenomen de zonde), geworden uit een vrouw. Hij is geworden uit het zaad van David naar het vlees. De nadruk valt er op, dat God in Christus Jezus maar niet is mens geworden, maar dat Hij ónze menselijke natuur heeft aangenomen. (Vgl. Catech. vr. 16; Lucas 1 vs 42; 2 vs 6 en 7; Rom. 1 vs 3 en 9 vs 5; PhlU. 2 vs 9; Hebr. 2 VS 14, 16, 17 en 4 vs 15).

Wellicht zal men ons verwijzen naar al. 4: „geheel onzer één geworden", maar dat neemt ons bezwaar niet weg tegen de uitdrukking: „gans oorspronkelijke en vrijmachtige daad".

Wat God doet Is altijd oorspronkelijk en vrijmachtig, maar daarom zegt het te weinig aangaande de vleeswording des Woords. De aangehaalde tekst, Matth. 1 VS 23, spreekt onder aanhaling van Jesaja 7 vs 14 van de geboorte uit de maagd.

Waarom laat men dit schuil gaan achter de uitdrukking „gans oorspronkelijke en vrijmachtige daad"?

Deze en dergelijke zinswendingen en zwevende uitdrukkingen kunnen niet toevallig zijn, maar laten dan ook niet na telkens weer de Indruk te wekken, dat de bedoelingen der opstellers — men spreekt telkens over de bedoelingen Gods — daaraan niet vreemd zijn.

Tot zoover prof. S.

Wij zijn blij, dat hij die ellendige barthiaansche mooie-woorden-taal eens nader bekijkt.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's