GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Paulus en „voortgaande Reformalie" '

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus en „voortgaande Reformalie" '

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

In het jongste nummer (3 Maart) van het sjmodocratische „Geref. Weekblad", onder redactie van de doctoren G. C. Berkouwer en J. Ridderbos, wordt de aandacht gevestigd op een merkwaardige herdenking, die in de eerste week van de maand April a.s. plaats zal hebben. Het schijnt namelijk omstreeks dien tijd precies 1900 jaar geleden te zijn, dat de apostel Paulus met het evangelie van Jezus Christus voet aan wal zette in Europa.

Nu is dat een feit geweest, i^at nog vandaag van onschatbare beteekenis is voor geheel Europa. Daarmee begon immers Jezus Christus Zijn kerk te planten in Europa, en het rijk der duisternis hier door het wonderbaar evangelie van Zijn hemelsch koninkrijk te verdrijven. En zoo dikwijls als in de ware christelijke kerk de HEERE gedankt wordt, dat Hij ook ons in Europa het evangelie gebracht heeft, en dat Hij ons de leer der apostelen nog altijd prediken laat, en dat als gevolg daarvan de kerk des Heeren geplant en bewaard en ook gereformeerd wordt en het hemelsch koninkrijk gebouwd, zoo dikwijls wordt dan ook in die kerk gedachtenis gesticht aan die geweldige genadedaad, die de HEERE aan Europa bewees, o.a. ook door middel van Zijn dienstknecht Paulus.

Maar de religieuze mensch van vandaag hecht niet veel waarde aan zulk een regelmatig-terugkeerende herdenking. Dat is hem veel te gewoon en veel te weinig sensationeel. Neen, er zal, zoo meldt het , , Geref. Weekblad", in Utrecht een aparte Paulusweek worden georganiseerd. Het begint op Zondag 1 April met een imitatie-kerkdienst in de Domkerk o.l.v. prof. Berkelbach v. d. Sprenkel. De oud-katholieke aartsbisschop van Utrecht zal daar spreken over: , , De gang van het evangelie door de wereld van 51" en de Barthiaan prof. Miskotte over: „De gang van het evangelie door de wereld van 1951". Vervolgens staat er voor Woensdagavond 4 April een bijeenkomst op het programma, die wordt aangekondigd als „gemeentecatechisatie". Voor deze interkerkelijke gelegenheids-„gemeente" — want alles kan tegenwoordig — zullen als „catecheten" optreden de Luthersche prof. Kooiman, de Hervormde dr Berkhof en de synodocraat prof. J. H. Bavinck. De leerstof zal niet zijn bijv. Paulus' evangelieboodschap over de rechtvaardiging van den zondaar uit het geloof, doch meer bepaald: „Paulus de mens", „Paulus de denker", „Paulus de apostel". En aangezien Paulus een breed en ruimdenkend man was, die alle „terreinen des levens", „opvorderde" voor „Jezus", komt er voorts o.a. nog een tooneelstuk, waarschijnlijk een Paulus-film, en een muziek-en declamatie-avond. De N.C.R.V. zal een radio-hoorspel over Paulus geven, terwijl de Utrechtsche scholen verzocht worden, een speciaal lesuur aan de Paulus-herdenking te wijden.

Al met al wordt dat daar in Utrecht werkelijk wel iets bijzonders. Maar ik denk zoo, gezien het interkerkelijk en interconfessioneel karakter van deze Paulus-herdenking, dat er weinig terecht zal komen van wat Paulus zelf kort voor zijn sterven aan Timotheus heeft bezworen: redik het Woord, houd aan tijdiglijk, ontijdiglijk; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer (2 Tim. 4:2). En ik denk zoo, dat daar in Utrecht wèl opnieuw weer in vervulling gaan zal deze profetie van Paulus: ant daar zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leeraars opgaderen naar hun eigen begeerlijkheden, en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich tot fabelen keeren (2 Tim. 4 : 3—4). En ik denk ook, dat Paulus zelf in den hemel wel rustig zal voortgaan, van onder het altaar met allen aandrang tot God den HEERE te bidden: oe lang, o heilige en waarachtige Heerscher, oordeelt en wreekt Gij ook mijn bloed niet van degenen, die op de aarde wonen? (Openb. 6 : 10).

Ja, ik denk ook aan het 3e en 4e hoofdstuk van Paulus' eersten brief aan Corinthe, waar de apostel zoo breedvoerig en zoo scherp heeft afgewezen allen lof en alle eerbetoon dergenen, die daar riepen: Ik ben van Paulus; Paulus is de man, dien wij gaarne huldigen en eeren.

Want ge weet wel, hoe de situatie was in Corinthe. De één riep daar: Ik ben van Paulus, en de ander: Ik ben van Apollos, en de derde: Ik ben van Céfas, terwijl de vierde van Christus zijn groepsleider maakte. Ieder had zoo zijn eigen groepje met zijn eigen grooten man. En de één zei: Paulus is de man, bij wien niemand in de schaduw staan kan, en de ander zei: Apollos is verreweg de beste, daar kan Paulus het lang niet bij halen. En deze groepen-drijverij werd zoo sterk in Corinthe, dat de gemeente dreigde te scheuren.

Want wat was de quaestie in Corinthe? Paulus had z ij n karakter en Paulus trad op z ij n manier op, maar Apollos had een ander karakter en trad op op een andere wijze. En dat vonden ze in Corinthe erg belangrijk. Want in plaats van dat ze gingen vragen: Welke boodschap, welke léér brengen deze menschen? en in plaats van dat zij de leer van Paulus èn Apollos aan de Schriften gingen toetsen, lieten zij de Schriften dicht, en maalden zij heelemaal niet om den INHOUD van de prediking van Paulus en Apollos, doch vroegen ze alleen maar: Wie is die MAN, die ons daar predikt? Niet: wat wordt er verkondigd op den preekstoel? , maar: wie staat er op den preekstoel? En zóó gingen ze allemaal hun mannetje kiezen. En de één liep weg met Paulus en de ander met Apollos. De één vergaderde wat vnjsheid bij Paulus, en de ander bij Apollos, en toen dachten ze^ en zoo roemden ze ook tegen elkander: Wat zijn WIJ nu wijs geworden! En wat zijn jullie, die onzen tegenstander volgen, toch achterlijk gebleven! WIJ zijn de besten, en jullie komen een heel stuk achteraan! En voor den credentiebrief, dien Paulus en Apollos van hun Zender hadden meegebracht, voor den INHOUD van hun prediking en leer hadden ze niet de minste interesse. Maar ze maten elkander af naar den man, die gevolgd werd, en.ze oordeelden en veroordeelden elkander naar hartelust, zonder dat ze ook maar in het minst naar argumenten vroegen. De namen Paulus en Apollos waren argument genoeg, om over elkaar een vonnis te vellen. Want de één had op die manier wat geleerd van Paulus, en de ander had wat opgestoken bij Apollos, en zoo hadden ze allemaal een bepaald punt van wijsheid bereikt en van kennis. Ze hadden allemaal zich een , , standpunt" gevormd, en al naar hun voorkeur, hadden ze daar den naam van Paulus of den naam van Apollos aan verbonden. En voor critiek sloten ze zich volledig toe, en met geen stok waren ze te bewegen, hier of daar hun „standpunt" te herzien. Neen, ze meenden elk, het toppunt van wijsheid bereikt te hebben, en ze dachten, dat er aan hun systeem niets, maar dan ook niets meer was te verbeteren. En zoo gingen ze over elkander oordeelsdag houden: Wij zijn de besten, en de rest is van minder allooi.

En 19 eeuwen later is dit er het resultaat van, dat de oorspronkelijke kerk van Jezus Christus in Europa in tal van groepjes en sectetjes verscheurd is. En al die groepjes en sectetjes hebben een „standpunt" en een „systeem", waarbij ze zweren. En geen van allen zijn ze te bewegen, hun „standpunten" en „systemen" aan het Woord en aan de leer van Paulus en de andere apostelen te toetsen, want allemaal meenen ze, het eindpimt van alle wijsheid bereikt te hebben. En ze houden oordeelsdag, en zeggen: Ons groepje is het beste, en al het andere is van minder allooi.

Wanneer daar in Utrecht die interconfessioneele Paulus-herdenking plaats zal hebben, dan hebben we daarin een verschrikkelijke demonstratie van de groepen-drijverij, die sedert Corinthe de christelijke kerk in tal van groepjes en sectetjes uiteengescheurd hééft. Want de één zegt: Ik ben van de. oud-katholieken, en de ander zegt: Ik ben van Karl Barth, en de derde: Ik ben van de synodocraten.

En als wij tegenwoordig oproepen, om terug te keeren tot de ware kerk, dan is het weer het standpunt van de groepen-drijverij, dat ons dan verwijt, dat wij zoo hoogmoedig spreken. Alsof we beweerden, dat WIJ de besten zouden zijn, en dat van de anderen niets zou deugen, wanneer wij hen valsche kerk durven noemen. Men houdt het dan maar liever bij het groepen-standpunt, dat natuurlijk, ónze kerk is de meest zuivere openbaring van het lichaam van Christus, en de anderen, nu ja, die zijn niet zoo zuiver natuurlijk. Ik ben Hervormd, of ik heb gekozen voor de synodocraten, want dat „vind" „ik" van alles het beste.

Maar ik geloof, dat juist dat groepen-standpunt van een hoogmoed en een opgeblazenheid blijk geeft, als welke door Paulus den Corinthiërs zoo scherp wordt verweten. Want ZIJ zéggen dan toch maar, als ze spreken van de meest zuivere openbaring: WIJ zijn de besten, onze groep heeft het beste inzicht. Maar als ik van de ware en de valsche kerk spreek, en daarbij de belijdenis hanteer, dan vraag ik niet: Wie zijn de besten? Dan beweer ik niet: WIJ zijn best, en van de rest déügt niets. Maar dan vraag ik naar den credentiebrief, of die wel waarlijk is het Woord van den hemelschen Zender en de belijdenis, die naar dat Woord is, onderteekend door den Geest met het bloed van Jezus Christus, naar het Woord der Schriften, naar de leer van Paulus en van de andere apostelen en profeten, — dan wel, of de credentiebrief door weglatingen en toevoegingen vervalscht is, en daarom de oorspronkelijke handteekening van den Zender vervalscht is. Dan stel ik dus alleen maar de vraag: Pleegt men waarheid of pleegt men valschheid in Geschrifte. Dan vraag ik dus alleen maar: Wat leert men? En dan interesseert het me niemendal, hoe de leeraren heeten, en wat voor menschen of dat zijn.

en of ik er wel goed mee op kan schieten en me bij hen thuis voel.

En dan staan er eenheidsapostelen op, die heel defaitistisch zich bij den huldigen stand van zaken neer gaan leggen. Die prediken: ze ZIJN er nu eenmaal, al die groepjes, en het is een onmogelijkheid, om al die systeempjes tot de ééne leer der Schriften terug te voeren, want niemand is bereid, zijn „standpunt" op te geven of zelfs ook maar op grond van Schriftargumenten een wijziging in zijn „standpunt" aan te brengen. Ze zeggen allemaal: wij denken er zóó over, of zus, en daar bUjven we bij; de haan van ons groepje zal tóch koning kraaien. Ze zijn er nu eenmaal, al die groepjes, en daar verandert men niets aan, maar laten al die groepjes elkander toch verdragen. En laten al die groepjes met elkaar, o neen, niet in werkelijkheid tot een Schriftuurlijke eenheid wórden, maar laten al die groepjes met elkaar nu eens nèt gaan doen, alsof ze één ZIJN. Laten we elkanders „standpunten" respecteeren, en laten we niet vragen: WAT we nu eigenlijk leeren, en met WELK BROOD wij de schapen voeden, maar laten we nu allen met elkaar eens een week lang het graf van Paulus gaan versieren!

Maar Paulus zelf wijst een anderen weg naar de genezing en naar de eenheid. De critiek van de Apollosgroep werpt hij heel ver van zich, en den lof van de Paulusgroep gooit hij zoo mogelijk nog verder weg. En Paulus leert den Corinthiërs weer dit, dat het niet gaat om den man, die predikt, maar om de léér, dié hij predikt. En dat het er niet om gaat, dat ge uzelf een „systeem" vormt, een gedachtenkring, vanwaaruit ge uzelf de beste oordeelt, en de anderen op een laag plaatsje zet, dat ge zoo uzelf over de ruggen en de schouders van de anderen heen omhoogwerkt, — maar dat het er om gaat, dat ge de léér van Jezus Christus aanhangt, en dat ge, als ge eenmaal tot het geloof van die leer zijt gekomen, dan ook voorts heel uw^ leven aan die leer onderwerpt, en naar die leer gaat reformeeren, prijsgevende alles, wat met die leer in strijd komt.

Dan zegt Paulus tot de Corinthiërs dit: Zoo, du'5 jullie zijn allemaal aan een eindpunt gekomen? JuUie hebben allemaal je geestehjke schaapjes óp het droge? Je hebt een „standpunt" bereikt, waarvan je niet bereid bent, ook maar één trede af te stappen? Ge zweert bij dat „slandpunt" en vandaaruit veroordeelt ge ieder ander? Hoogstens zijt ge nog bereid, uit een zekere wereldsche verdraagzaamheid en vriendelijkheid de „standpunten" van de anderen te respecteeren, en zoo bij gelegenheid eens net te doen, alsóf ge allemaal één zijt? Dan wijs ik u, waar de wortel van het kwaad zit. En die wortel, die zit hier, dat ge allemaal net doet, , alsof de oordeelsdag van Jezus Christus al is aangebroken. Want^ ge doet maar net, of u vandaag al het óórdeel in handen is gegeven. Én als de oordeelsdag daar is, dan beteekent dat dit, dat het eindpunt bereikt is, dat we gearriveerd zijn in het eeuwige leven, waar dus niets meer aan ons verbeterd of gereformeerd moet worden. Als de oordeelsdag daar is, dan beteekent dat dit, dat dan alle ontwikkeling en voortgang, dat dan heel het proces van heiliging en bekeering en voortgaande reformatie is afgeloopen en beëindigd. En nu nemen jullie een air aan, alsof Jezus Christus vandaag reeds u hel oordeel in handen heeft gegeven. Ge gedraagt u als gearriveerden, die het eindpunt van alle wijsheid en heiligmaking hebt bereikt, en aan wie niets meer verbeterd kan worden. Maar daarmee hebt ge van den oordeelsdag van Jezus Christus, die nog in de toekomst ligt, een menschehjken oordeelsdag gemaakt in het heden. En omdat dat een mènsohelijke oordeelsdag is, die vonnis velt naar mènschelijke maatstaven, naar de maatstaven van het eigen „standpunt" en het eigen „systeem", daarom kan mij al jullie ge-oordeel niets schelen, of ge mij nu prijst of laakt. Want mijn rechters zijt gij niet, maar dat is Jezus Christus; en HI.I stelt het oordeel nog wat uit; Hij is tenminste nog steeds niet op de wolken verschenen. En omdat jullie je menschelijken oordeelsdag al hebben aangericht, daarom hebben jullie aan alle voortgaande heiliging en reformatie de pas afgesneden.

En als Paulus zoo de Corinthiërs aanspreekt, wel, wat doet hij dan anders, dan daar in Corinthe den weg openbreken voor de voortgaande reformatie? Want, zoo zegt hij, zoolang Jezus Christus nog geen oordeelsdag komt houden, zoolang is het de tijd nog niet, om oordeelsdag te houden. Zoolang is het alleen maar de tijd, om verder te komen, om toe te nemen in kennis der Schriften en in terugkeer tot de kennis der Schriften. Want zoolang kan niemand doen, alsof hij met zijn „systeempje" en zijn „standpuntje" het eind van alle ontwikkeling bereikt heeft, en alsof zijn , , standpuntje" geen tegenspraak kan velen. Zoolang moet iedereen maar openstaan voor in de Schrift gegronde critiek, en aan zulke critiek zich onderwerpen, en zijn standpunt herzien, ook al zou u dat wat kosten. Zoolang moet niemand zich maar vastbijten en zich vast laten roesten in dat kleine beginsel, dat hij bereikt heeft, en de voortgang der bekeering daarmee botweg weigeren. Zoo breekt Paulus in Corinthe den weg open voor de voortgaande reformatie.


1) Slotwoord Ouderllngenconferentle provincie Groningen, op 5 Maart 1951, in het lokaal bij de Noorderkerk te Groningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Paulus en „voortgaande Reformalie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's