GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„GOED VRIJGEMAAKT"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„GOED VRIJGEMAAKT"

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele weken geleden (zie ons nr van 3 Maart j.l.) schreven we een artikeltje „Goed Vrijgemaakt"; de bedoeling daarvan was, elkaar op te wekken, om over en weer er mee op te houden, het bestaan van meeningsverschil inzake onderscheiden punten aanleiding te doen worden voor het tot elkaar zeggen: denk jij anders dan ik op dit principieele punt ? , — maar dan ben jij niet goed vr ij gemaakt. Ons dunkt, dat dat nog al eenvoudig was, want het antwoord op de vraag of iemand goed vrijgemaakt is, hangt vooral hiervan af: heeft de persoon in kwestie in 1944 met goed inzicht en eerlijk erkend, dat hij de kerken niet mocht helpen binden, ook niet door zichzelf te laten binden, aan de slechte bindingen op confessioneel en kerkrechtelijk gebied, die men toen wederrechtelijk heeft durven .opleggen; en: heeft hij terecht gezien, dat de uitgestootenen zijn hem aangewezen broeders waren, zoodat hij de gemeenschap van de kerk niet mocht afbreken op commando van een dwaze, scheurende, verleidende en over het paard getilde synode, die pardoes de kerken op het lijf viel met ondoordachte professorenvergissingen, als waren die dictaten van den Geest ? Als iemand o p dit punt bevredigende „papieren" heeft, is hij goed vrijgemaakt.

En dan zal het verder afhangen van zijn daarna komende gedrag, of hij de herwonnen en op tyrannie heroverde vrijheid nu ook gebruikt om verder te komen in het onderzoek van zoo onnoemelijk veel vragen en vraagpunten, als ons na 1944 worden aangedrongen aan de conscientie.

Het leek ons nogal eenvoudig.

En — ouwe kost.

Tot onze verwondering meenen sommigen, dat het nieuwe kost was. Een schrijver verklaarde zich met het artikel volkomen eens, maar vond het jammer, dat het niet drie jaar eerder geschreven was. Een ander zei, dat het een merkwaardige uiting van voorzichtige bedachtzaamheid was; zoo ongeveer luidde het, als ik me wel herinner.

We moeten evenwel die gedachte afvrêjzen. Het is heelemaal niet „jammer", dat ons blad „niet eerder" dit artikel schreef, want we hebben al lang te voren, bij herhaling, heel duidelijk, in ons blad, en op synodes, en op meetings en vergaderingen altijd precies zoo gesproken. En steeds gezegd: wij zijn in 1944 eruit geworpen door daartoe onbevoegden, die bovendien de kluts kwijt waren, en wij zijn niet weggeloopen. Toen die onbevoegden dat slechte stuk uithaalden, hebben zij geprofiteerd niet alleen van het feit, dat sommigen nèt zóó dachten, maar ook van het onverstand, en de traagheid dergenen, die niets onderzoeken, maar dadelijk applaus geven aan naaste medestanders, óf zeggen: „ze" zullen het wel weten in die hoogere regionen, ik blijf „erbuiten" (wat ze overigens niet kónden), en ik doe dus niets. Maar diegenen, die opstonden, en „n e e n" zeiden, hebben de gemeenschap hersteld, en waren daartoe bevoegd en opgeroepen. En voorts is iedereen, die in 19 4 4 naar ons aller meening bij ons hoorde, ons welkom, als hij dat weer zelf gaat begrijpen. Blijken er dan na hereeniging punten van verschil tusschen hem en ons te bestaan in de herstelde gemeenschap, dan gaan we daarover praten naar de regelen van de vóór 1944 geldende orde. Afwachtende wat de uitkomst is.

Iedereen, die, net als wij allemaal, erkende vóór 1944: dit volkje hoort bij mekaar, en als ze „wat hebben", dan moeten ze het samen naar de goede regelen met-mekaar-uitvechten, en dan na 1944 h è r z e g t: dit volkje hoort nóg altijd bij mekaar, en als we „wat hebben", dan moeten we het samen naar de goede regelen uitvechten, is „goed vrijgemaakt". Want vrijmaking beteekent nooit en nooit en nooit dat je op zulk een kerkje aanstuurt, als den jongen dr Ridderbos in zijn propaganda-stukjes tegen ons voor oogen schijnt te staan: een kerkje van lui, die je aanstaan, die van gelijke gezindheid zijn, waar je een goeien „geest"(!) vindt, en een aristocratie-van-den-geest, zooals je zelf die meent te zien. Spuw maar op zóó'n „kerkje". En geloof, dat God heel wat „raar" volk bijeenbrengt onder de goede en vruchtdragende leiding van zijn Woord en Geest, bekend uit Schrift en belijdenis, en een daarop gebouwde Kerkenordening.

Dit ten aanzien van het „wat jammer, dat het nu pas komt" van den éénen broeder.

Natuurlijk geldt hetzelfde tegen den ander, die het merkwaardige woord schijnt te hebben laten vallen, dat het „merkwaardig" was, dat ons blad onlangs zoo bedachtzaam en voorzichtig schreef. Laat men eens één artikel, één speech, één rapport toonen, waarin dit blad of zijn redactie een andere lijn trok? Of pas geruimen tijd na de vrijmaking die lijn ging trekken? Het zal niet lukken, want we hebben in 1944 geen sectarisch spelletje gespeeld, en verzoeken beleefd verschoond te worden van uitlatingen, die in de kaart van de nog steeds ten aanzien van 1944 in hun onwaarheden volhardende propaganda der synodocratische groepsvictorie-kraaiende kerkscheurders spelen.

Niet ons blad is daarom veranderd, maar enkele anderen. Onbewust, best; maar dan toch veranderd.

Nu op bepaalde punten onder ons enkele meeningsverschillen zijn, hetgeen deels de kenmerken van ons aller zonden en zwakheden aan zich draagt, en anderzijds een veel en veel beter toestand is dan die van de synodocratie, waaronder een groeiend aantal menschen geen steek meer weet of zoekt te weten van wat de „hooge heeren" wel zullen bedisselen, nu zijn er sommigen die ter zake van kwesties van politiek of samenwerking met onze kerkelijke vervolgers en anderen, op één of meer van dergelijke punten zich tegenover de „communis opinio" (meer is er niet aan de hand!) in de minderheid voelen en een zekere verandering van geest verraden.

Ze spreken bv. van „bindingen" (och, lieve menschen) hun door anderen opgelegd bij ons, en zullen deze even resoluut afwijzen als die van 1944. Of, ze verklaren „oppositie" te vollen worden, en schrijven de ethiek-der-oppositie alvast, en zoeken „contact" voor de regeling der oppositie.

Ik zou hen v/illen vragen: hebt U dan in 1944 soms niet gerekend op sterke meeningsgeschillen in onze door vele ontrouwen verlaten gemeenschap? Ik wel.

Hebt U dan soms niet gerekend op een hernieuwde gescherpte belangstelling voor vragen als: wat mag en wat mag niet? Ik wel.

Hebt U dan niet verwacht, dat we na 1944 zouden krijgen, wat we in het jaar 1920 (De Reformatie van 29 October) als een vast verschijnsel in crisisdagen aldus omschreven: „dan komt daar in dubbele mate wat in simpelen vorm achter de schutting van elk karwei en achter den wal van iedere vesting zich dfspeelt: het barsche woord tegen wie zijn tijd verbeuzelt en de korte vermaning tot wie in verkeerden ijver of in gebrek aan ijver den werker in den weg loopt; dan komt daar het goedbedoelde conflict der gelijkgezinden, de tweedracht der eendrachtigen"? Ik wel.

We hebben dit allemaal voor den geest gehad, toen we de antwoorden op de vijf dwaze vragen van een synode expres in een verzegelde enveloppe sloten, met daaromheen een andere, inhoudende een briefje: zoudt u niet nog eens wat nadenken, vóórdat u die antwoorden-enveloppe losscheurt, over deze vraag: of zulke vragen in de kerk moeten gelden, en mogen gebruikt worden als criteria van wat al of niet mag samenwo' nen in één huis? Men heeft, want allen waren losgeslagen, die zegels verbroken vóórdat de synode de tot bedachtzaamheid manende waarschuwing ook maar lezen en overwegen kon. Mén heeft de kerk uiteenge­ slagen. Maar wij wisten het: nu m zoó'n klimaat de kerk uiteengejaagd wordt, nu zullen er duizend en één complicaties zich voordoen, ook indien we straks elkaar weer vinden nadat de kruitdamp opgetrokken is: nu krijgen we minstens een paar jaar onderlinge onzekerheid. Want vleesch en bloed blijft vleesch en bloed. En slecht voorgaan belemmert goed volgen. Maar als we nuchter en waakzaam zijn, dan komen we ook dat te boven en komt na zekeren tijd de gelegenheid tot positieven opbouw terug.

Rekenen op wat onrust is een eerste medicijn tegen haar gevaren.

Waarom we deze dingen ophalep?

Niet, om te zeggen: ziet u wel, hoe netjes we den boel voor mekaar hadden? Och, arme, wie dat denkt, heeft er niet veel van begrepen.

En nog minder merken we een en ander op, om lucht te geven aan een zeker gevoel van geraaktheid over die o.i. onjuiste verzuchting, dat iets, wat door ons in Enschede gezegd is, en in Groningen herhaald, en dadelijk bij de vrijmaking als beginsel voor KERKvergadering vooropgesteld is, maar 3 jaar eerder had moeten gezegd zijn. Die toen begonnen zijn, „contacten" te leggen, hebben van a tot z in den wind geslagen, wat wij zóó a-b-c-kinderlijke wijsheid vonden, dat we het onnoodig achtten, het met dikke streepen eronder te repeteeren.

Ik bespreek deze uitlating, omdat ik gevaren zie. Gevaren voor het niet meer vóór alles stellen van de noodzaak van kerkelijke eenheid, als voorwaarde voor het eerlijk en bedachtzaam en zonder fratemisaties met rechtstreeksche vijanden en belagers bespre-, ken van punten, waarin we het nog eens moeten worden — als 't kan. Tot het vrijgemaakt zijn behoort allereerst: het beeld van 1944 niet retoucheeren, ook niet door exclamaties over nieuwe „bindingen" en zulke, excuseert me, nonsens.

Tot het goed-vrijgemaakt zijn behoort:

a) dat je met alle „rare" snuiters (te beginnen met jezelf) wilt samenleven in één kerkverband, met allen, die gewillig en bereid zijn, langs den geordenden weg elkaar te dragen in meeningsgeschillen, die pas langzaam, langzaam kunnen worden opgelost qua g e - schillen, en die, zoodra het hun bij gebleken n o o d z a a k (!) gelukt mocht zijn (wat een heele toer vaak is) een geschil-van-meening te fórmuleeren in conf essioneele taal, het langs den geordenden weg te behandelen naar Schrift en Belijdenis.

b) dat je de historie van 1944, vooral tegenover de ellendige verdraaiing van feiten, waaraan de tegenstander zich schuldig maakt, precieszóólaat staan, als ze geweest is, met name op de kardinale punten (b.v. de binding),

c) dat je terdege weet en bedenkt, dat de kerk geen andere regeering heeft dan die van Christus, en dat deze regeering van Christus vast en zeker geen parlement heeft ingesteld onder den naam van kerk,

d) dat je dus nooit haar als een parlement behandelt, met regeerings-en oppositiepartijen. Welnu, dan de toepassing:

ad a) „Goed vrijgemaakte" menschen, die zich in hun trouw van 1944 willen bevestigd vinden, zullen dus willen samenleven binnen een kerkverband met iedereen die op dit punt met hen eensgeestes is. Mits de voorwaarde van bereidheid tot verder onderzoek van goed geformuleerde meeningsverschillen (stel eens, dat het ertoe kwam, of komen móest) er steeds bij genomen wordt. Want óók óm eerlijk, d.w.z. naar de aangenomen kerkenordening, elkaar te KUNNEN bestrijden, zijn we vrijgemaakt; de kerkscheurders van 1944 hebben met hun kerkrechtelijke kramerij ons de gelegenheid voor een eerlijken strijd willen ontnemen; herinner u maar eens, hoe ze als een bok op de haverkist klommen, om rechten te ontnemen, initiatieven te smoren, beroep op synode II af te snijden, door synode I zóó lang te laten zitten, dat geen mensch meer tot zijn kerkeraad, classis, boe-of-ba kón zeggen, omdat de heeren al maar bleven plakken, en geen kans lieten, over hun — nimmer afgesloten — daden te gaan klagen langs den wettigen weg. De heeren die dan nog dorsten praten over dien geduldigen Hendrik de Cock, nota bene, die van de Hervormde Kerk zooveel tijd gekregen heeft, dat hij kerkeraden en classes en synodes en koning en minister erbij kon halen, terwijl de gereformeerde epigonen van dien man de zaak afhandelden in een ommezientje, zonder kerkeraad, classis, etc. de kans te laten over de kwesties te handelen. Met andere woorden: de A.R. zegge niet: die G.P.V.-er is een extremist van rechts, en de G.P.V.-er klage niet: die A.R. is een extremist van links, want de vraag of je in een kerk rechts dan wel links staat, is nooit een kwestie van theorie, of tact of hersengymnastiek; ze is eerst een aangelegenheid van (kerkelijke en kerkrechtelijke) houding. Je kunt G.P.V.-er wezen, en , , links" staan, als je b.v. op de kerkorde, en het kerkordelijke „g e d ü 1 d s - edict" trapt. En je kunt A.R. wezen, en , , rechts" staan, als je de broeders liefhebt, en ervoor bedankt, je te laten spannen voor het karretje van je ergste trappers-op-het-hart, die geen één kwestie willen behandelen, waarin ze partij moeten kiezen tegen de vriendjes van één of ander „terrein". En omgekeerd; vergeet dat alstublieft ook niet.

ad b) - Diezelfde menschen zul'en duizendmaal zich bedenken, eer ze b.v. op de manier van de synodocratische probleemverschuiving het woord „b i n d i n g"

misbruiken. Ik las ergens zoo iets van: ik ben goed vrijgemaakt, en ik heb er geen enkele • consequentie aan verbonden, en ik duld geen bindingen. Dat schreef iemand, dien ik bizonder hoogacht, óók om zijn prachtige werk in en na en om de vrijmaking. Maar ik vraag me toch af: zouden we het woord „binding" maar niet gebruiken zóó als het bedoeld is? Als we dat door en door ernstige woord gaan bagatelliseeren, dan doen we niets anders, dan de synodocratische propaganda aan een herdruk (op onze kosten) van haar vreemde en bizarre vocabulaire-voor-propaganda-sprekers helpen. Binding, binding, zou dat zóó iets zijn, als dat je om je heen menschen ontmoet, die op een bepaald punt (vergeet dat weer niet) in meerderheid (plaatselijk, of landelijk) anders denken dan jezelf, en die van je —• naar hun consequentie-wil, .die je toch zeker zelf óók wel hebt? ? — komen vragen: doe net als wij, en dan soms nog — ten onrechte, maar overdrijf ik zelf ook niet vaak? ? , eraan toevoegen: als je zóó niet doet, dan ben je niet goed vrijgemaakt? Houd toch op met dat woord , .binding" voor zulke zaakjes te misbruiken. Binding, dat is dat spul van 1944; ^ een formule, opgelegd aan professoren, candidaten, dominees, ouderlingen, op straffe van: anders eruit, geen dienst onder Jezus Christus' vaandel. Als Greijdanus en ondergeteekende, die wel het een en ander hebben moeten „opeten" vóór 1944, hadden geroepen: menschen, ze willen ons binden, wel, dan was er geen steek van de probleemstelling terecht gekomen, dan was de kerkelijke polemiek ontaard in een privé ruzie, en dan waren de menschen onder al dat geroep van: „ze willen ons binden, maar iklaat me niet binde n", niet eens meer wakker geworden, toen men écht ging binden, in 1944, met synodes, en commissies, en examinatoren, en deputaten ad zoo en zus.

ad c) We hebben — en het is Gods onverdiende geschenk, dat wij daartoe behooren mogen — we hebben weer een kerkelijke gemeenschap, waarvan Christus het Hoofd is. Er zijn geen leiders. Wie, in een teekening van ónze kerkelijke situatie, dat woord overneemt van de synodocratische propaganda, speelt met vuur. Er zijn wel enkele menschen, die nog al eens om advies gevraagd worden, soms een professor, en veel vaker een dominee; en er zijn ook wel enkele praeadviseurs, soms een professor, en veel en veel vaker een dominee, of nog weer een ander; maar die zijn geen regeering. En als iemand soms door argumenten, goeie dan wel kwaaie, een stel menschen de overtuiging weet bij te brengen: zoo is het, en u denkt anders dan hij, wel, probeer hem dan in het b ij - brengen van argumenten na te volgen, want dat is voorloopig de beste dienst, dien u de kerk bewijzen kunt, vooral in het neurasthenische tijdperk van heden; maar ga den man, die in eenvoudigheid of anderszins zijn bijdrage gaf niet honoreeren (en meteen uzelf op een voetstukje zetten) door hem een „leider" te schelden, of te spreken van een leiders te a m. Hebben enkelen ergens een grooten mond? Zijn er soms een paar, die wel eens te weinig letten op uw eigen argumenten? Mijn lieve man, waar is dat niet zoo? Hebben we soms engelen opgeroepen tot vrijmaking, of doodgewone menschen van vleesch en bloed? Hebt U gedacht, dat we na 1944 menschenzonder-ellebogen zouden krijgen? Ik niet. Maar laat u nooit leiden, ook niet in een organisatie van afweerapparaten, door een nieuw leidersteam, dat u zelf a 1 s zoodanig veroordeelt. Zeg liever, wat je op het hart hebt, daar, waar het zin heeft, daar, waar het scheef gaat. En bedenk, dat ook een anti-leiders-teamteam weer een vleesch-en-bloed-team is; dat óók daar weer iemand de baas kan willen wezen.

ad d) En bedenk, dat de kerk geen parlement is. En dat het leelijke woord „oppositie" daar liever niet vallen moet. Oppositie, tegen wie ? Tegen de regeering ? Die is er niet. Tegen de bovendrijvende meening op één bepaald punt? Maar als je op dat ééne punt het eindelijk zou winnen, en op een ander, of op een dieper liggend punt (het credo van de kerk als kerk, en niet als parlement) de scherpe puntjes zou afslijpen, dan ben je zonder het te willen of te weten gauw oppositie geworden niet tegen een verkeerden geest, maar tegen den Goeden Geest. Wie contact zoekt voor de vorming van een oppositie naar de regelen der kunst, die kan heel goed vrijgemaakt zijn, maar een goed-vrijgemaakte is nog niet een vrijgemaakte, die altijd goed doet. Mijn „contacten" moet ik des Zondags leggen. En een oppositie vormen, daar mag je nooit mee beginnen. Je mag alleen oppositie voeren tegen de oppositievorming, d.w.z. tegen de vorming van een groep, die iemand, die in het vrije gesprek zijn gewone bijdrage levert, zonder rechts of links te kijken, waar dat op uit zou loopen, wil isoleeren met de kunstgrepen van een achter de schermen werkende tactiek, die later ineens vlak vóór de schermen een slag hem toedient, aangebracht met den in een ijzeren hand uitloopenden elastieken arm eener kerkelijke vergadering, bijvoorbeeld een synode. Pas op^ voor het woord oppositie; daar zijn vóór 1944 zij mee begonnen, die plannen gingen beramen tegen die en die.

We hebben hier niets anders gedaan dan repeteeren. Want we willen liever niet worden misduid, alsof „nu pas" iets in deze richting werd gezegd. Niet wij zijn veranderd, maar zij, die, al hadden ze ook misschien schoon gelijk (wat ik in het midden laat op het oogenblik, men weet wel, hoe ik zelf denk over politieke partij en over den mij als kind geleerden regel: „de school voor de ouders", en over den confessiegetrouwen socialen arbeid) nu als afweer tegen een mééningvan-een-meerderheid zich voor een paar uur in het costuum van den gezond-denkenden man laten steken door menschen, die hen van hun broeders scheidden (en het nóg probeeren te doen), en dan „contact zoeken voor een oppositievorming.

Eerst maar eens praten over de positie, dacht ik.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

„GOED VRIJGEMAAKT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's