GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bewaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bewaring

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lezers herinneren zich wat verleden week is opgemerkt tegenover Berkouwer inzake de , , g'eineene gratie". Nu, nog even verder gaande, wijzen we op 2 Petr. 2 : 9. Die plaats had reeds lang onze volle aandacht. Het is een plaats, waar van vele door God „bewaarden" gezegd wordt, dat het oordeel dagelijks bezig Is aan hen zich te voltrekken. De , .bewaring", de , , terése", van die onrechtvaardigen is daar duidelijk het substraat tot strafbediening.

Het is ons een raadsel, hoe Berkouwer, terwijl toch zulke uitspraken daar liggen, kan opmerken, dat tegenstand tegen de gemeene-gratie-theorie te kort doet aan „het concrete historische spreken Gods". Trouwens, wat is dat? Spreken in de historie? Maar iets anders dan dit vernemen menschen niet. Of misschien: preken óver de historie ? Maar dan moet men het gegeven van zooeven niet verwaarloozen, zooals Kuyper, en ook Berkouwer toch doen, als zij in het kader van de onderhavige debatten zulke uitspraJcen over de , , bewaring" laten liggen. Wij noemen, een term van Berkouwer overnemende, juist Zulke negatie van een duidelijk Schriftgegeven aangaande de bewaring Gods als substraat óók eener reeds geschiedende en nog te consummeeren strELfbedienüig, , , devaluatie van het spreken Gods in den tijd". Zegt het hem niets, dat de Canlsiusvertalüig van 2 Petr. 2 : 9 de interpretatie geeft, die wij wel niet juist achten („têrein", bewaren, is o.i. iets anders dan afgezonderd houden), maar die toch wel het „grimmige" van , , bewaren" accentueert: , de Heer weet de boozen afgezonderd te houden, om ze te straffen op den dag van het oordeel"? Er zijn ook andere interpretaties genoeg, die in dezen waarschuwen tegen verwaarloozing van het element der , , grlnunigheid" in de handeling van het „bewaren".

Trouwens, nog een ander klein, maar niet onbeteekenend détail uit deze Schrtftplaatsen vraagt de aandacht. We bedoelen, dat er staat: , , de Heere weet". De Heere „weet" (óók), de goddeloozen te „bewaren" tot den oordeelsdag.

Dit woord: „Hij wéét het", maakt reeds bij eerste lezing den indruk, dat de schrijver den nadruk erop wil leggen (beter gezegd: dat hij, juist omdat het voor zijn lezers niets verrassends inhoudt, eigenlijk zoomaar langs zijn neus weg opmerkt), dat de Heere zijn — mogen wij het zoo zeggen? — zijn gewone bestuurs-, , techniek", zijn immer diligente „wijsheid", zijn steeds op hoogspanning operatieve goddelijk Intellect, zijn systeem, zijn alzijdlg waakzame moderatie, en volle temperantie, en stringente zelfbepaling, en goddelijk vrij bestuur, en zijn altijd en overal op te merken verbijsterende besluitsvaardigheid en zijn beslults-executie-raffinement i) laat meespreken en meetellen, óók m dat wonderlijk samengestelde en verbluffende werk van „de bewaring" der goddeloozen tót een bepaalden dag, waarop een bepaald voornemen Gods, dat er altijd geweest is, in voldong'en executie gekomen zal zijn.

„Hij weet". „Bedoeld wordt, dat de Heere er verstand van heeft; hierop valt de nadruk" 2). Hij „heeft verstand" van twee dingen: de vromen te redden uit de verzoeking (ze maken er anders flink kennis mee, ze worden dan ook niet ertegen Afgeschermd, maar wél erin bewaard, zoodat de rechte maat (soms tot de grens toe) bewaard blijft, en niet overschreden wordt). Dat is het ééne kunststuk. En het tweede is: de goddeloozen te hewaren tot den oordeelsdag. , , Raffinement" dus in beide handelingen. Als nu het kerkvolk, bij het eerste wonder uitroept: aaubiddelijk bestel van wijsheid, en bij het tweede in alle talen zwijgt over een „bestel", doch iets mompelt over „lankmoedig-heid", en daarbij denkt aan zoo iets als een affect tot het modereeren van affecten, dan leest het over dat „Hij weet het" heen. Dan mankeert er iets aan de aanbidding van het raffmement, de wijsheid, de „techniek" van de lankmoedigheid Gods.

Nu, om precies te zijn: het mankeert er ook werkelijk aan. De krampachtige pogingen, o.a. van Berkouwer, en S. J. Ridderbos, om met het niet te houden gemeenegratie-begrip te vluchten in de schans van het nu Ineens als leerbegrip (iets anders dan leerinhoud) gestelde, maar meteen mishandelde gegeven van Gods „lankmoedigheid", zijn er, om het te bewijzen.

Berkouwer meent, dat Kuyper het verband tusschen gemeene gratie en lankmoedigheid Gods gezien heeft, en suggereert, dat wie die gemeeue-gratie-concepten afwijzen, aan die lankmoedigheid, juist als bijbelsch gegeven, te kort doen. Aan Hoeksema, van wien echter geen citaten ten bewijze gegeven worden, wordt verweten, dat deze „logicistisch" de historie deduceert van uit de besluiten Gods (een vrij dwaze onderneming, zoowel dat menschelijk deduceeren, eventueel, als dit „al te menschelijk" wegwuiven, pour besoin de la cause, van den in God zelf toch gegeven en ons geopenbaarden samenhang van die twee). Van de ééne luchtige suggestie komt Berkouwer dan dra tot de andere: hij neemt van Dr C. V. Til de volkomen juiste opmerking over, dat het noodig is, het tijdsmoment in rekening te brengen (wat ook wel niemand zou willen loochenen), en hij noemt dit dan een , , echt-bijbelsche" opmerking (al is het evenzeer , , echtbijbelseh", het verband van historie en besluiten in rekening te brengen in elk spreken over Gods gezindheid, want dat thema durfde men in Kalamazoo toch aan? ). Straks maakt Berkouwer ons een beetje kregel, als hij, onmiddellijk nadat hij het woord „tijd" of „tijdsmoment" is tegen gekomen bij Van Til, het ook aantreft bij Bmil Brunner, en dan zoo iets zegt, als: nu ziet ge dan toch maar: Van Til en ook Brunner! Hoewel die twee, het zij tot eer van Van Til gezegd, van eikaar niets hebben moeten, ook niet m hun spreken over Gods spreken „in den tijd". Daarna slaat Berkouwer aan het fantaseeren. Het kwaad der , , systematiseering" wordt aan de opponenten van Kuyper's gemeene gratie verweten; hoewel juist zij Kuyper's volgelingen vermaanden: kiest toch niet één voorkeursterm, om Gods houding tegen de. wereld te typeeren (den term „gratie") en volgt niet slechts één willekeurig gekozen lijn (de lijn van de gratie), doch kiest minstens twéé woorden: gratie èn toom, en volgt minstens twee lijnen (de lijn van Gods behagen in de kreatuur èn die vaji zijn actueele toornen teg'en de zonde). Pure miskenning dus van den stand van zajcen.


1) Onnoodig te zeggen, dat „geraffineerd" volstrekt geen ongunstige beteekems behoeft te hebben, evenmin als „verfijnd".

2) Greijdanus, Komm. Bottenburg, i.l., 301. Verwijzing aldaar naar 2 Petr. 1 : 12, 14. „Het weten als zoodanig" (bl. 261, op 1 : 12). „Ben goed en stellig, helder, als van

nature weten" (ib.). Vgl. Seesemann in Kittel Wtbeh, s.v. „oida", V, 120 (ed. 1948), verstehen-kömien. Voorbeelden: en huisvader, die — wat kost het een moeite soms —• zijn kinderen weet te voorzien van goede gaven, Mt. 7 : 11, Lc. 11 : 13; een citaat uit Josephus: heretn oidasin metrious hêgemonas; verwijzing naar Philipp. 4 : 12, Jac. 4 : 17; ook daar is kunnen, m staat zijn, bedoeld, niet maar een intellectueel inzicht (de Canisiusvertaling: ij, die weet, dat hij goed heeft te doen en het nalaat, doet zonde, smokkelt) Bauer, Wtbch N.T. op , , oida": erstehen, verm.ögen, können, mit flgd. Inf., Mt. 7 : 11, Lc. 11 : 13; 12 : 56, a (weten te „dokimazeta", dat verelseht heel wat technische vaardigheid, en inzicht, en oefenmg), Fllipp. 4:12; 1 Thess. 4:4, zijn eigen skeuos (lichaam, of vrouw, van ouds verschil daarover) m heiligheid bezitten (of , , verwerven", Camsiusvert., die van „vrouw" spreekt); — hoe ook verstaan: erelseht is daarvoor „techniek", zelfbeheerschtng, overleg, geduldmet-enorme spanning. Verder 1 Tim. 3:5 (moeilijke kunst); let ook op Mt. 27 : 65.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 augustus 1951

De Reformatie | 4 Pagina's

Bewaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 augustus 1951

De Reformatie | 4 Pagina's