GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De langzame haast des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De langzame haast des Heeren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II)

Daar is eerst in het opschrift dat woord: langzaam. Dat wil zeggen: het duurt lang voor de Heere doét, wat Hij zegt; tenminste: het duurt lang voordat de Heere de vervulling van Zijn spreken doet komen. Het duurt lang voor de Heere Zijn beloften, maar het duurt ook lang voor de Heere Zijn dreiging vci-vult. En (want dat moet er noodzakelijk bij, anders is dat woord langzaam nog niet verklaard: i a n g d u r i g h e i d is immers nog wat anders dan langzaamheid) als ik Hem nu zie werken vanaf mijn menschenplaatsje, dan is het voor mijn waarneming dat die lange duur van 's Heeren werkzaamheid als langzaamheid ondervonden wordt. Dan zeg ik: wat duurt dat lang èn wat gaat dat langzaam. „

Gods molens malen langzaam", al malen ze zeker. Dat woord „langzaam" wil dus vooral niet opgevat zijn als een Ijegripsmatige, wetenschappelijke omschrijving van den aard van Gods werken in den tijd, maar wil wèl uitdrukking geven van den indruk, dien dat werken op een menschenkind maakt. Willen we voorbeelden? Wel, dan moeten we terug in de geschiedenis, tot we bij den aanvang vrijwel van de geschiedenis komen. Adam en Eva hadden na Abels dood twee zonen: Kaïn en Seth. De zoon van Seth was Enos. En zóó als aan Kaïn duideUjk wordt, dat het lang duurt voor de dreiging Gods vervuld wordt, zoo wordt aan Enos duidelijk, dat het lang duurt, dat Gods belofte wordt vervuld, maar aan beiden wordt óók gezien door wie oogen des gelóófs ontvangen heeft, dat de langdurigheid van Gods werken voor 's mènschen waarneming en van 's menschen waarneming uit wel langzaamheid schijnt en - beurtelings in spot en klacht - die langdurigheid wel voor traagheid gehouden worden kan, maar dat die langdurigheid alleen te verstaan èn te prijzen is vanuit het geloof in de zekerheid èn den r ij k d o m van den vasten raad des Heeren. Zóó dat Gods kind maar niet mag zuchten: wat malen 's Heeren molens langzaam, al malen ze dan ook zeker, maar komen moet tot den jubel van het geloof: De molens van mijn God, ze kunnen langzaam malen, omdat ze zeker malen.

Kaïn heeft zijn broeder Abel doodgeslagen. Dan komt de Heere tot Kaïn om over hem Zijn vloek te spreken: En Hij zeide: at hebt gij gedaan? daar is een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij roept van den aardbodem. En nu zijt gij vervloekt van den aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand te ontvangen. Als gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende en dolende zijn op de aarde" (Gen. 4 : 10, 11). Nu is die vloek des Heeren over Kaïn heel vaak misverstaan. Het platte ongeloof heeft wel in bedekte pret er op gewezen, dat de Schrift hier in Gen. 4 innerlijk tegenstrijdig is, want naar den vloek zou Kaïn een zwerveling worden, maar zie eens verder op in Gen. 4! Daar wordt onmiddellijk na die geschiedenis van Kaïns doodslag de geschiedenis van Kaïns geslacht beschreven en het eerste wat dan verteld wordt van Kaïn, nadat hij als een gevloekte van voor (ïods aangezicht is weggetrokken, is, dat er een definitief einde aan zijn zwerftochten gekomen is, want Gen. 4 : 17 zegt, dat Kaïn een stad bouwde en die stad noemde naar den naam van zijn zoon. Welnu: oe poover en armelijk die stad van Kaïn ook geweest zal zijn en hoe weinig wij daarin zouden terug vinden van onze twintigste eeuwsche huizenmassa's, toch: ie een stad bouwt, is geen zwerveling meer; zoo iemand heeft zich metterwoon gevestigd. Dan is dus de conclusie snel getrokken: ier klopt de bijbel niet.

Er zijn anderen, die wel willen vasthouden aan de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift, ook in Gen. 4, maar die van oordeel zijn, dat deze geschiedenis van den vloek des Heeren over Kaïn en van de ontwikkeling van zijn geslacht daarna, alleen is te verstaan vanuit de „leer der algemeene genade". Dat is b.v. het standpunt van prof. Aalders in de Korte Verklaring. Deze schrijft: „dat Kaïns leven gespaard blijft is van meetaf aan als een betoon van Goddelijke ontferming te zien; de broedermoordenaar had den dood op staanden voet verdiend, en dat hem in de plaats daarvan den vloek van vruchteloosheid van zijn akkerbouw en van rondzwerven over de aarde wordt opgelegd, is, hoewel een zware straf, tegelijkertijd een genade. Deze genade is dezelfde die in Gen. 3 openbaar wordt, als niet onmiddellijk de dood intreedt, alhoewel'toch ernstige straffen het gevallen mensenpaar treffen"^). Het Kaïnsteeken is, volgens Aalders dan ook niet een teeken, dat Kaïn droeg ter herkenning en waarschuwing voor anderen, maar een teeken, dat God aan Kaïn gaf, evenals b.v, later Noach den regenboog als teeken ontving, om hem te verzekeren, dat hij bleef deelen in de werking van de algemeene genade. „Van die genade (n.m.l. dat Kaïns leven nog gespaard werd, J. K.) geeft God aan Kaïn, in antwoord op zijn uitgesproken vrees, de bevestiging, ook door middel van een teken". „Er is gegronde reden om helemaal niet te denken aan een teken dat Kaïn zelf droeg De woorden kunnen ook worden vertaald, zoals wij hebben gedaan: „de HEERE gaf een teken aan Kaïn, dat hem niet zou doodslaan wie hem ook aantrof"; en dit is de meest natuurhjke opvatting. Het teken is dan een onderpand, een waarborg van Godswege, dat Hij zorg zal dragen, dat Kaïn niet wordt gedood"^). Aldus Dr Aalders. En Dr A. Kuyper ziet ook in de ontwikkeUng in Kaïns geslacht (Jabal, Jubal en Tubal Kaïn) de werking der algemeene genade ^). Zoowel de vloek over Kaïn als de geschiedenis van Kaïns geslacht is dus volgens dezen exegeet en dezen dogmaticus vrucht en bewijs van Gods algemeene genade.

Het kan voor ieder, die onbevangen de Schrift leest, duidelijk zijn, dat het met deze opvatting in den grond er niet veel beter voorstaat, dan met die opvatting van de tegenstrijdigheid in de Heilige Schrift, die zoo juist even bespreking vond. Want als God een vloek spreekt met zóó absoluut geweld, in den donkeren ernst van Zijn toom, dan is niemand gerechtigd te zeggen: et valt nog mee. De doodslager wordt niet op staanden voet geëxecuteerd. Dit is genade. Dr Aalders wijst er zelf terecht op, dat in Gen. 4 : 11 er voor het eerst in de Heilige Schrift sprake is van Gods vloek over den mensch. „In (Jen. 3 lezen we wel van den vloek over de slang (vs 14), en van den vloek over den bodem (vs 17), maar thans is het voor het eerst dat tot een mens in eigen persoon gezegd wordt „gij zijt vervloekt".'"'). Maar wie geeft dan dr Aalders het recht het uitspreken van dezen particulieren vloek een algemeenen zegen te achten? En waarom maakt deze exegetische auteur toch dien ongeoorloofden sprong van de juiste stelling, dat Kaïns blijven leven onverdiend was, naar dien heel anderen: at dit d u s genade was? Hoe weerloos is deze opvatting tegen de dialectiek van Karl Barth, die Kaïn ook genade in Gods oogen vinden laat en het Kaïnsteeken misvormt tot een genadebewijs en die durft concludeeren: Aldus triumfeert in Gods geduld het almachtige, genadige en barmhartige en juist zoo heilige en rechtvaardige God-zijn van God"°).

KAMPHUIS.


1) Dr G. Ch. Aalders, Het boek Genesis opnieuw uit den grondtekst vertaald en verklaard, P, Kampen 1949, bl. 162.

2) A.W. bl. 162, 161.

3) Dr A. Kuyper, De Gemeene Gratie, Lelden, 1902, I, bl. 281.

4) A.W., bl. 158.

s) „So trlumphlert in Gottes Geduld das allmachtige, gnadlge und barmherzlge und gerade so heilige und gerechte Gottsein Gottes". Karl Barth, Kirchllche Dogmatik n, 12, Zurich, 1946, S. 464.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De langzame haast des Heeren

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's