GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoogleraren ter Synode, III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoogleraren ter Synode, III

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu nog een enkel woord over ons tweede bezwaar. Men weet: dit raakt de samenstelling der commissies. Wat een commissie is, hebben we verleden week omschreven.

Het nieuwe element in de regeling is, dat hoogleraren aan een commissie kiumen worden , , toegevoegd". Maar dan zijn ze geen lid der commissie. En het uitbrengen van een rapport wordt uitsluitend leden opgedragen. Dat is dus: een hoogleraar, tenzij hij afgevaardigd zou zijn (b.v. als ouderling, wat wel eens gebeurd is) kan niet rapporteren.

Nu even indenken, wat dat betekent.

a). Hoogleraren zijn geen lid der conunissie, waaraan ze „toegevoegd" zijn (als het nl. gebeurd is, dat zij eraan werden toegevoegd; immers zij „k u n - n e n" worden toegevoegd).

Dat „kmmen" bewijst dus: het geval laat zich denken, dat een hoogleraar wel wordt uitgenodigd, om de zittingen der synode bij te wonen, maar niet wordt „toegevoegd" aan een commissie. In zulk. een geval kan hij dus de volle synode wel dienen met adviezen, kan daar het woord vragen en zijn niening bekend maken, maar'kan hij niet aan de voorbereiding van een besluit meewerken. Want die voorbereiding geschiedt in een commissie. Hij moet in dat geval, als hij meent, dat een commissie een verkeerd advies geeft, zijn oordeel zolang voor zich houden, totdat de kwestie, waarover het loopt, door de rapporteur der commissie aan de volle synode wordt voorgelegd. Hij staat dan tegenover het onderwerp even onvoorbereid als ieder ander synodelid tegenover de punten, die niet tot zijn commissie behoren. Van de beraadslagingen en van de oordeelsvorming in de allereerste aanleg is hij in z u 1 k een ondersteld gevai uitgesloten. Hij moet bij alle punten, als hij tenminste meehelpen wil, op z'n qui vive zijn. Maar mist over heel de linie een privilege (weten wat er „komt", en op de hoogte van de kwesties zijn) dat andere ter vergadering laanwezigen gehad hebben voor een deel (het deel der commissie).

Men moet zich dat goed indenken. De kwesties goed leren kennen, dat gebeurt alleen in de commissie. De mensen denken wel eens, dat alle brieven, die ze schrijven, door alle synodeleden worden gelezen, of aan hen allemaal worden voorgelezen. Maar daar kan geen sprake van zijn. Er zijn soms brieven met bijlagen — zóveel, dat je wel tot Kerstmis zou moeten vergaderen, alleen al om de papieren te lezen. Als ik me inderik, hoeveel papieren op de synodetafel gelegd zijn door anderen, dan weet ik: als dat allemaal gedrukt zou worden, zou het een ruimte beslaan om van te ijzen. En dan zwijgen we nog van de paperassen die de synode zelf te schrijven heeft. Kortom, het kan niet anders: men leest de stukken (althans in de regel) niet in volle synode, doch in commissie. En daar gebeurt het zo veel mogelijk en dienstig. Ook daar kan het soms alleen dan maar wat verstandigs worden, indien een sub-commissie weer een uittreksel uit de stukken maakt. Alleen een buitenstaander, die niet weet hoeveel papieren op de werktafel van de commissies komen en daar b 1 ij V e n, of 'n dwaas kan menen, dat de commissieleden allemaal ook maar een abc kurmen „snappen" van de inhoud der aanwezige stukken, indien ze worden voorgelezen door de commissievoorzitter. Er zijn soms zoveel brieven, en zoveel bijlagen, en zoveel documenten, dat alleen een reus, die de hersens van alle filosofen en alle peuteraars en alle geheugen-acrobaten bij elkaar heeft, weten'kan: dat en dat heeft die meneer met zoveel bijlagen nu eigenUjk precies verteld. Ik heb nog nooit zo'n angstigmakend wezen aangetroffen — gelukkig.

Om kort te gaan: in veel gevallen kent alleen een commissielid de kwestie, die in de synoide komt, grondig. En, om nog secuurder te wezen: hij kent haar alleen dan grondig, als hij een pientere knaap is. Soms moet hij erg pienter zijn, om te weten, wat nu precies de zaak is. En, om nu helemaal secuur te wezen: er zijn kwesties, die reeds als kwesties alleen aan de rapporteur duidelijk zijn. Die is tenminste gedwongen, hij het opstellen van het rapport, alle paperassen door te lezen, en er uit te halen wat de vermelding waard is.

Nu kan een hoogleraar in een commissie de m i n s t pientere zijn. Nee, glimlach niet, en denk niet, dat we hier naar een geruststellend woordje van: dat-zal-nogwel-wat-meevallen vissen. Een hoogleraar is iemand, die op een bepaald onderdeel verplicht is „op de hoogte" te zijn. Maar op andere gebieden is hij meestal net zo onbeholpen als ieder ander. Als men hem dus „toevoegt" aan een commissie, die een groep van kwesties behandelt, welke buiten zijn terrein liggen, dan staat hij even beduusd te kijken als ieder ander, die tegen een berg papieren aan moet kijken, hem te voren niet bekend. Hij moet dan proberen zich er in te werken. En zijn eventuele dienst is dan maar geringe dienst. - Maar goed, hij kan toch wat meehelpen, in bescheiden vorm. Maar wordt hij niet aan de commissie toegevoegd, dan is er in zulke gevallen niet veel aan hem verloren. Hoogstens kan men klagen, dat de formuleringsroutine, die men ambtshalve krijgt, ais men gedwongen is tot regelmatige studie, niet ter beschikking van de commissie staat, ingeval van ontstentenis van een hoogleraar-toevoegsel.

Anders staat het evenwel met commissies, waarin zaken aan de orde komen, ten aanzien waarvan de hoogleraar-in-kwestie wèl op de hoogte is. Is hij dan aan die commissie niet toegevoegd, dan betekent dat, dat op een punt, waarop hij nuttig werk zou hebben kunnen leveren, en omtrent hetwelk hij, om zo productief mogehjk te kunnen zijn, de kwestie-in-geding secuur zou moeten kennen (wat alleen in de com.missies mogelijk is), hij in feite voor datgene wat hij werkelijk ten dienste der anderen te geven heeft, op » non-aotief gesteld is.

Dit voor een groot deel op non-actief gesteld zijn doet zich dus voor overal, waar een hoogleraar niet aan een commissie is toegevoegd, en o o k waar hij w e 1 is toegevoegd aan een commissie, maar dan zulk een oommissie, die zaken heeft, waar hij ambtshalve niets bijzonders van weet.

Men zal zeggen: nu ja, maar men zal toch in de regel een hoogleraar wel toevoegen aan een commissie. Zeker, dat geloof ik ook. Maar bedenk:

Er staat : men kan hoogleraren toevoegen aan een commissie. Men kan 't dus laten ook. Dat vinden we prachtig. Leve de vrijheid. Maar die blijve dan ook wederkerig. Als de sjoiode zegt: wij kunnen u toevoegen, dan kan de hoogleraar zeggen: maar ik „kan" bedanken. Toevoegen, best. Maar daar ben ik zelf nog bij. Ik geloof, dat ieder hoogleraar (die gewoonUjk werk genoeg heeft, en soms voor een synode, als hij volledig meedoet, nachten opofferen moet, om zijn andere werk af te krijgen, en de tijd in te halen), ik geloof, zeg ik, dat ieder hoogleraar, die voelt: die en die commissie heeft zaken te behandelen, waarvan ik niets meer weet dan een ander, terwijl hij wèl verstand heeft van de zaken ener andere commissie, wijs doet, als hij bij die commissie zich niet laat toevoegen. Hij moet zijn tijd goed kunnen besteden. Stel, er is een congres van industriëlen en technici, met commdssies en subcommissies, en men stopt de directeur van een enorme broodfabriek als toevoegsel in de commissie voor de afdeling smederij, dan is de man verstandig, als hij zegt: als u de directeur van de smederij bij de bakkerij-commissie zet, en de directeur van de broodfabriek bij de smederij-commissie, dan kan ik beter op mijn bureau blijven: niemand mag zijn tijd verlummelen, door wat hij kan en wat hij hééft nodeloos ongebruikt te laten, en te gaat doen, wat een ander, die beschikbaar is, veel beter, zo niet alleen, kan doen. In de kerk moet je soms elkaar eraan herinneren, da, t onzakelijkheid, vooral als die 5. 6. 7 weken duurt, een erge misslag wezen kan.

We spreken nu maar niet over de vraag, wie over dat „toevoegen" (al of niet) te beslissen heeft. Meestal wordt een voorstel inzake de samenstelling der commissies door het moderamen voorbereid. In de „oude bedeling" gebeurde dat meestal door het moderamen, bijgestaan door enlrele hoogleraren. Hoe het nu toegaat is een zaak, die buiten beschouwing bhjven kan. Maar ieder begrijpt: de samenstelling der commissies is van bizondere betekenis; meer dan de meesten zich realiseren. Als alles goed loopt, en de verhoudingen zijn eenvoudig en hartelijk, dan loopt dat allemaal wel vlot en gemoedelijk. Iedereen weet, hoe moeilijk het is een goede spreiding van de beschikbare mannen over de commissies te verrichten. Maar hapert er iets, of wil een persoon of een klein getal personen zonder de „eenvoudigheid" van het oog te betrachten, manipuleren met die „spreiding" (wat nog niet steeds slechte manipulatie te wezen behoeft), dan kan en moet een „toegevoegd" hoogleraar rustig bedenken en eventueel zeggen: u is vrij, maar ik ook, u houdt van het werkwoord „kunnen", maEir ik ook; de bakker blijft bij de bakkerijcommissie, en ik, schoenmaker, blijf bij de leest. Vooral als we een tijd beleven, waarin kerkbodelijk publiek geadviseerd wordt: laat toch de hoogleraren de schoenmakers zijn, die blijven bij hun leest.

Nu iets over punt b): hoogleraren zijn geen lid der commissie, ook niet als ze er werkehjk productief kunnen werken (gezien him „vakkennis") en c). ze rapporteren niet.

Daarover volgende week.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Hoogleraren ter Synode, III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's