GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LERENDE ONDERHOUDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LERENDE ONDERHOUDEN

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu de gelegenheid me geboden wordt om tot u te spreken op deze Hogeschooldag wordt die „vanzelfsprekend" benut om eens eindelijk de zaak van de zending op het agendum te plaatsen. Dat kon een ieder al vermoeden, die de titel had gelezen. Doorzichtig voor hen, die het Evangelie kennen, ontleend als de titel is aan het dusgenaamde zendingsbevel van de Here Christus: aat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb (Matth. 28 : 19). Misschien zou de keuze van het onderwerp enige verdediging behoeven, welke echter niet zal worden geleverd. Hoe ter wereld kan men op een schooldag spreken over de zending? Niet gezocht? Wel neen, niets is minder vanzelfsprekend dan dit.

Voor ons besef is er natuurüjk een nauw verband tussen School en Kerk, tussen de Opleiding tot de dienst des Woords en de verkondiging van het evangelie in de gemeenten. Het is vaak als een soort beginsel gezien. En Art. 19 K.O., dat we ook hebben te onderhouden, laat dat nauw verband weten: De gemeenten zullen, voor zoveel nodig, arbeiden, dat er studenten in de theologie zijn, die door haar onderhouden worden. En de verklaring van het vierde gebod in de Catechismus zegt: God wil, dat de kerkedienst of het predikambt en dé scholen onderhouden worden.

School en kerk zijn dus aan elkaar verbonden, maar alleen door de band van het Woord Gods zelf. Christus' Kerk leeft van de bediening des Woords. (ïods christenen moeten door de levende verkondiging des Woords onderwezen worden. Daartoe zijn dienaren des Woords nodig, en dus hebben we een opleiding tot de dienst des Woords dringend nodig. Christus' kerk moet mannen hebben, bekwaam om te leren. Studenten in de theologie zijn mannen, die zichzelf bekwamen en tot hun taak bekwaamd worden om straks bekwaam te zijn. Dit is een levensbelang voor de gemeente van Christus. En daarom moeten de kerken ook nauwlettend toezien op haar School. Het is meermalen gebleken, dat de Academie de kerken heeft geïnfecteerd. Dat er dodehjke gevaren dreigden van de katheder voor de kansel, dat de wetenschapsverheerlijking het . eenvoudig evangelie heeft verdonkerd.

Het toezicht van curatoren is werkelijk geen sine cure. In opdracht der kerken hebben zij waakzaam te zijn en een waakzaam oog te laten gaan over wat de docenten leren aan studenten. Hun eerste zorg is werkeMjk niet voor het levensonderhoud van allen, die aan de School verbonden zijn. Primair zijn ze verantwoordelijk voor de opleiding zelf. De kerken hebben het eerste en het laatste woord over School en hoogleraren.

Evenals toekomstige dienaren des Woords dienaren der gemeente zijn om Jezus' wil, zullen zij, die de dienaren mogen opleiden, zich in alles weten en gedragen als dienaren der kerken, om Jezus' wil.

Wanneer de School der kerken deformeert lijden de kerken zelf. En omgekeerd, want er is een wisselwerking tussen School en Kerk, tussen Kerk en School. Wat zullen we niet de Here dankbaar zijn voor de reformatie der kerken en voor het behoud van een eigen opleiding tot de dienst des Woords. Waar naar het Heilig EvangeUe mannen tot bekwame dienaren des Woords zich mogen voorbereiden. Maar daarom in geen geval trots op „onze" School. En geen pralen met de School. Er geen afgodje van maken, want dat is ons ten verderve. We mogen alleen van haar een dankbaar gebruik maken als van èen middel om de levende God te leren kennen.

Even vanzelfsprekend is de nauwe band tussen Kerk en Zending. Al was het alleen maar, dat Christus' kerken in deze landen vrucht van zendingsarbeid is. Laat de viering te wensen hebben overgelaten, er is toch reden tot dankbaarheid jegens de Here voor de komst van het Evangelie in Europa, mede door het werk van een apostel als Paulus. WIJ zijn toch uit de heidenen (Rom. 11). Wees dan niet hooggevoelend, maar vrees, dat ge niet uitgehouwen wordt. En trek uw sappen uit de wortel, uit de beloften aan Abraham.

Maar voorts, Christus' kerk zal dan ook levensvatbaarheid moeten vertonen, wanneer ze expansief leeft. Levend uit de opdrachten van Christus aan Zijn apostelen (Matth. 28, Mare. 16, Luc. 24, Joh. 20, Hand. 1).

Wee de kerk, wanneer de liefde tot eigen School der kerken zo groot is, dat de zendingsarbeid aan liefde tekort komt. Het is goed, dat ge in vuur en vlam staat voor de School; het is beter, dat ge eens in lichterlaaie komt te staan voor het werk der Zending.

Bidden om bewaring der kerk is goed, mede door het werk der School, maar dan ook gebeden om vermeerdering der kerk.

Geen vertroetelen van de School ten koste van het andere werk van Christus. Er is wel reden om elkaar daarvoor te waarschuwen.

Evenals School en Kerk aan elkaar verbonden zijn door de band van het Woord, zijn ook Kerk en Zending aan elkaar onlosmakelijk verbonden door de band van het Evangelie. Levend uit het Evangeüe wilt ge toch niet anders dan ook anderen daarin doen delen, en bekend maken het geheim van het Evangelie (Efeze 1 en 3). En ook hier moet nauwlettend worden toegezien door de kerken op een en ander. Het is zaak zich te bezinnen op allerlei uiterst belangrijke kwesties in de tegenwoordige tijd, ook in ons kerkelijk leven. Er is grote zorg in deze: hoe moet het gaan? Tijdens de reorganisatie van het werk zal het werk zelf toch geen schade gaan lopen? Met alle geredekavel en theoretisch gedebatteer zullen we toch niet de Soembanezen zelf gaan vergeten? Tijdens de verbouwing moet de zaak zelf toch doorgaan? Hier schuilt het critieke van de huidige situatie: laat ons het bestaande werk niet slopen, dat kan een klein kind wel. Laat ons met alle krachten staan achter de zendende kerken van Drachten en van Zwolle. En rustig afwachten de resultaten van het noodzakelijk overleg van de zendende kerken met de samenwerkende kerken. Reformatie van de zendingsarbeid mag nooit leiden, uit reactie! tot revolutionair optreden. We zijn bouwers en geen slopers!!

De kerken hebben te zorgen voor missionaire dienaren des Woords. Onderlegd en bekwaam. Niemand onderschatte de moeilijkheden en denke licht over de vereisten. Niet minder, maar meer wordt haast van hen gevraagd. Meer wijsheid en practisch inzicht, meer verstand en inzicht als hier te lande. De deformatie der kerk leidt altijd tot deformatie der zendingswerkzaamheden. Waar het Evangelie devalueert zijn zowel Kerken, als Zending ten dode opgeschreven. Want beiden leven uit de rijkdom van hetzelfde evangelie. En wie bewijzen begeert, leze b.v. het boek van da C. van der Waal: „Antithese of Synthese? " En constatere over de ganse linie deformatie. Hier past alleen maar dankbaarheid jegens de Here voor Zijn werk op Oost-Soemba, dat van de mensen als scheurmaking wordt gescholden, maar in wezen was een gelovige wederkeer tot het Woord des Heren. De reformatie der kerk is daar begonnen, in zwakheid en gebrek, natuurhjk. En ze mocht worden voortgezet in deze landen. Dan openbare zich die dankbaarheid in meer kennis en medeleven, in meer liefde en gebed, in groter offers en toewijding, ook in de voorbede van hen die werken en leven op Soemba en Borneo. Onze kerken hebben de opleiding tot de dienst des Woords. Waarom? Toch om door de levende verkondiging des Woords de levende God beter te leren kennen en te dienen in het aangezicht van Christus? Dan óók het Evangelie gaan verkondigen in verre landen onder vreemde volken, die als wij uit de heidenen ziin. Opdat ook zij zich tot God bekeren van de afgoden om de levende en waarachtige God te dienen!

Maar dan sluit zich nu de kring van het betoog: School en Kerk, Kerk en Zending, maar niet minder Zending en School. Er is een allemauwst verband tussen de zendingsarbeid en de opleiding tot de dienst des Woords. Niet dat we hier voor alles willen spreken over hét onderwijs in de zendingsvakken aan de School te Kampen. Maar hier worde voor alles aandacht gevraagd voor die opleiding op het zendingsveld zelf. Onze kerken hier en onze zusterkerken op Soemba verheugen zich in twee opleidingen, één te Kampen en één te Maoe Maroe. Eén aan het IJsselmeer en één in de bergen van OOST SOEMBA.

En hiermee raken we nu aan een van de belangrijkste problemen van de jonge kerken op aUe teirei-nen van de wereldzending: hoe is toch te voorzien in de schreeuwende behoefte aan dienaren des Woords? Wanneer de Here vruchten geeft op het werk en gemeenten laat ontstaan, moeten er dan geen ambtsdragers komen, opgewassen tegen hun taak, onderlegd en bekwaam om de gemeenten te leren? Dat is eenvoudig een levensnoodzakelijkheid. Daar staat en valt de kerk mee naar het Woord des Heren zelf (B.v. Efeze 4). Daarom staat deze zaak allerwege in het brandpunt van de belangstelling. Temeer omdat de oude opleiding niet meer voldeed.

Dit verbaze ons helemaal niet. Ook onze eigen nederlandse kerkgeschiedenis heeft steeds laten zien een felle strijd om de Academie, dat is in wezen om de opleiding tot de dienst des Woords. Om ons te bepalen tot de laatste eeuw. Onze eigen School is hier te Kampen in 1854 gevestigd uit bittere noodzaak. De kerken der Afscheiding konden niet buiten eigen leraren en waren niet van plan die te betrekken van de moderne faculteiten.

En de stichting der V.U. in 1880 was mede om de katheders te bewaren voor het zuivere Woord. En het is geen wonder, dat jarenlang gestreden is voor gerefoimeerde leerstoelen aan de openbare universiteiten. En de strijd om het promotierecht, met alle gekrakeel erbij, was toch om de opleiding tot de dienst des Woords te dben beantwoorden aan de eisen van deze tijd. De aloude strijd der kerken om zich te voorzien van bekwame dienaren des Woords.

Zo is het nu niet alleen in ons eigen land, zo is het ook in de gehele wereld.

Vooral op de grote wereldzendingsconferenties bleek dit het brandende vraagstuk te zijn. Op die van Tambaran 1938 werd een schema opgesteld, werden plannen ontworpen voor de leorganisatie van de opleiding op de zendingsvelden, bij de jonge

kerken. Hoe verreikend die gevolgen zijn .geweest kan blijken uit het feit, dat na de tyeede wereldoorlog op allerlei conferenties in het huidige Indonesië hel schema van Tambaran is aanvaard en nu wordt iltgewerkt. Besluiten van de conferenties werken langzaam maar zeker en nu blijkt eerst, welke bezwaren, eraan kleven en welke gevaren aan het licht treden. In de genoemde rapporten kunt ge allerlei bijzonderheden over dit Tambaram-schema vinden. Tambaram-serie, deel IV, The Life of the Church, bl. 199—250.

Zie voorts: J. C. Hoekendijk, Zending in Indonesië, bl. 67—79; hier ook de rapporten van Bergema, Locher en Rasker. Bolkestein in Vox Theologica, Mei 1951: Theologische Studie in Indonesië.

Er komt dan een goeroe-school, waarop eenvoudige training voor hulpkrachten wordt gegeven en waai vele gemeentevoorgangers worden gevormd.

Voorts een pandita-school, waar na een vierjarige opleiding de eigenlijke voorgangers worden verbonden aan de gemeenten.

Als de kroon op het werk de Theol. Hogeschool te Djakarta, die het beste te vergelijken is met een westerse faculteit in de theologie.

De opstellers zelf hebben wel terdege de gevaren en bezwaren onder de ogen gezien, maar menen toch geen beter schema te kunnen uitwerken. Wie de .gevaren ziet kan ze ook voorkomen.

Ze willen het Tambaram-schema dan ook met wijsheid in toepassing brengen. En van hoe grote betekenis men deze opleiding, zoals ze nu wordt gegeven in Indonesië, acht, kan blijken uit een speciaal nummer van het Nederlands Zendingsblad, Maandblad van de Zending der Nederl. Herv. Kerk, September 1951, alleen gewijd aan de belangen van de opleiding, met een stel keurige foto's erbij.

Zo ziet men in de kringen van de wereldzending en niet minder in de nederlandse zendingsweréld, het grote belang van een behoorlijke opleiding.

Dat ook de roomse missie in deze zaken up to date is behoeft zeker wel niet gezegd te worden. Als met vele dingen is Rome ook hier uiterst actief. En reeds jaren worden er inheemse christenen opgeleid tot priester en volledig uitgeruste mannen worden reeds geroepen tot zeer hoge posten bij het bestuur der kerkprovincies. Volledig gelijkwaardig aan hun blanke collega's.

Nu heeft men ook eerlijk verklaard van de zijde van hen, die deze opleiding met alle kracht voorstaan, dat hierbij oecumenische samenwerking moet worden verkregen. Al was het alleen maar om gezamenlijk de grote kosten te dragen. Onomwonden heeft men te kennen gegeven, dat de Theologische Hogeschool te Djakarta HET centrum moet worden en zijn van oecumenische eenheid en samenwerking. Vitaler punt voor eenheid en samenwerking voor de kerken is moeiUjk te vinden, heeft Prof. Kraemer reeds destijds gezegd. En men is van mening, dat bij de opleidin, ^ zowel hier te lande als in Indonesië alle aandacht moet worden besteed aan de Totale Aanpak, gelijk het modewoord Comprehensive Approach het beste kan worden weergegeven. Alle oecumenische gedachten moeten daar worden doorgegeven.

Het is een groot en groots plan om te komen tot de ééne kerk in Indonesië. Bolkestein deelt de laatste gegevens mede in zijn genoemd artikel om te laten zien hoe grote rol in de Indonesische oecumeniciteit de opleiding kan spelen. Hij wijst op de samenstelling der studenten. Van de 48 zijn er 9 voor West-Indonesië bestemd, 9 voor de Batakkerk, 6 voor de kerk op de Molukken, 6 voor de Minahassa, 4 voor Timor, 3 voor dé Dajakkerk, 5 voor de Chinese kerken, 2 voor de Soendanese kerk, 1 voor de Oost-Javaanse kerk, 1 voor de Methodistische Batakkerk, 1 voor de Pinksterkerk. Zo legt men reeds vroeg de oecumenische verbanden. De studenten-van-nü zijn de leiders-vanstraks. De katheder is weer een gevaar voor de kansel, de Academie infecteert weer de kerk. Een nieuwe variatie op . een oeroud thema. .-i; '

Die oecumenische samenwerking kan ook blijken uit de staf van docenten:1 Nederlander, 1 Zwitser, 1 Duitser en 1 man, uitgeleend door de Australische Zending. Wat voor bezwaren dat opleveren kan en reeds opgeleverd heeft weet ieder, die vorige jaren kennis genomen heeft van de felle strijd rondom een artikel van ds Rosin, en waarin zowel Zuidema als Mr Knibbe hun stem hebben laten horen. Felle reacties kwamen spoedig los van de oecumenische lieden, die zeer verdraagzaam heten, ' doch uiterst onverdraagzaam zijn tegen allen, die hen durven tegenspreken. Het zou a^n hen niet gelegen hebben, indien Zuidema de mond gesnoerd was en curatoren hem tot de orde hadden geroepen. Overigens is hij wel tot zwijgen gebracht in eigen kring. Er zijn wel enige verklaringen en zo gepubliceerd. Maar niemand make zich illusies over de schriftuurlijkheid en confessionele trouw van de opleiding. Ja, hoever men de gang van zaken zich reeds heeft ingedacht kan blijken uit de toekomstdroom, dat men als ideaal stelt een eigen oosterse theologie!

We kunnen in dit verband het alleen maar diep betreuren, dat de gebonden kerken haar goedkeuring en medewerking hebben verleend aan een en ander. Ze hebben zich verkocht en zijn al „verkocht". Men leze slechts de Acta van Eindhoven 1948, en raadplege voor de ganse gang van zaken weer het boek van ds Van der Waal. Dan zal men zien hoe eenzaam wij komen te staan.

Wie nu echter zou denken, dat op de zendingsterreinen van de Gereformeerde Kerken nooit opleidingsscholen zouden hebben gestaan, kent de historie niet. Zowel op Midden-Java als op Soemha is er jaren lang een eigen opleiding geweest, die ook altijd een goede naam heeft gehad. Mannen als Bakker en Krijger HLogen met ere genoemd worden; ze zijn in dit werk ons onvergetelijk. Altijd hebben onze kerken het hoge belang van een eigen opleiding tot de dienst des Woords in Indië gezien. En het zal ook hierin onze ^ure roeping blijven een eigen bescheiden opleiding te hebben en te houden op Oost-Soemba. Onze kerken hier te lande en onze zusterkerken op Soemba mogen zich verbhjden in t w e e scholen voor de opleiding, één staat er in Kampen en één in Maoe Maroe; één aan een hollandse rivier en één in de bergen van Oost-Soemba.

We mogen die beide in één adem noemen.

De dringende noodzaak van dit zeer bijzondere zendingswerk moet ge zien. Zeker, er zijn kerken van Christus op Soemba, maar moeten ze dan geen voorgangers hebben? Zeker, ook hier zijn kerken van Christus, maar willen ze niet alle graag een eigen dienaar des Woords bezitten? Wanneer ge wilt, dat onze kerken hier predikanten zullen hebben, waarom dan niet op Soemba?

Wanneer ge daarom in stand houdt en liefhebt de eigen School der kerken, waarom dan niet uw liefde gegeven aan dié andere kleine, uiterst bescheiden School der kerken van Soemba? Waarom wel in vuur en vlam staan voor onze School en waarom niet eens in lichterlaaie komen voor de School te Maoe Maroe ? Voor beide Scholen gebeden en geofferd en in b e i d e r zorgen en moeiten meegeleefd! Dit is mede een stuk zendingswerk van de eerste orde. Voor die school kunnen onze zusterkerken op Soemba nog niet zorgen. Dat is nu mede ons werk en onze roeping, Er naoeten niet alleen voorgangers komen voor de kerken zelf, maar niet minder voor de verbreiding van het evangelie in de andere heidense kampongs.

Wat nu al geldt voor Oost-Soemba, kan straks in even sterke mate gelden voor Borneo, indien het de Here behaagt daar kerken te planten.

Zo zullen onze kerken met die van Soemba hebben samen te werken üi deze nodige zaak. Ook deze zaak des K o n i n g s heeft haast. Eer ik tenslotte daarover spreek nog enkele bijzonderheden.

Volgens een Rondschrijven, dat de zendende kerk van Zwolle in het eerstvolgend nummer van de „Geopende Deur" zal plaatsen, is ds Goossens met de opleiding begonnen. Hij zal daarin voorlopig worden bijgestaan door ds Tanahomba en door dhr Van Egmond, de onderwijzer, die zijn werk op Soemba is aangevangen, na een goede reis daar te zijn aangekomen. Het ligt voor de hand, dat die taak voor één man te zwaar en te veelomvattend is. Vooral wanneer ge bedenkt, dat er allerlei ander werk ook moet verzet worden.

Het lesrooster is behoorlijk gevuld.

Catechismus; Ver­ Maandag: Inhoud H. Schrift; klaring H. Schrift.

Dinsdag: Catechismus; Verklaring H. Schrift; Kerkrecht.

Woensdag: Inhoud H. Schrift; Bewegingen van deze tijd. Kerkgeschiedenis;

Donderdag: Catechismus; Verklaring H. Kerkrecht. Schrift;

Vrijdag: Inhoud H. Schrift; Kerkgeschiedenis; Preekoefeningen.

Ds Tanahomba neemt voorlopig voor zijn rekening Inhoud H. Schrift.

Br. van Egmond zal waarschijnlijk wel de Kerk-geschiedenis voor zijn rekening nemen. De lessen beginnen des morgens 8.30 en gaan door tot 12 uur.

Wanneer ge dat leest en u dat even indenkt dan zal het u duidehjk zijn: dat is voor één man te zwaar. Vooral wanneer veel ander werk moet verricht worden en wanneer een mens zich nog behoorlijk praepareren wil voor zijn lessen. Nog afgezien van de vraag hoe lang ds Goossens in leven blijft gespaard en de krachten zal behouden in de tropen, üi de bergen van Soemba. Wordt het geen tijd, meer dan tijd, dat de zendende kerk van Zwolle omziet naar een tweede predikant voor de opleiding; wordt het geen tijd, dat die beroepen predikant zich duchtig voorbereidt voor zijn taak? Hier kunnen en mogen de kerken geen risico's nemen.

Hier m^oet ook gezorgd worden voor een bescheiden en goed ingerichte boekerij. Wanneer de conservator van onze Schoolbibliotheek te Kampen dubbele exemplaren in zijn kasten heeft staan, dat hij ze met bekwame spoed naar Maoe Maroe zende. Daar is er schreeuwend, behoefte aan. Ik geloof ook, dat het Vrouwencomité een taak heeft ten aanzien van Soemba. En als het meent daar géén taak te hebben, dan zullen we naar middelen en wegen moeten zoeken om daar onze broeders van hulp te zijn. Het gaat niet aan, dat we hier in betrekkelijke weelde baden, terwijl daar aan het allernodigste gebrek is. Dit wil toch zeker niemand onder ons?

Is de opleiding tot de dienst des Woords bitter noodzakelijk in óns land, niet minder op Soemba. Hebben we een eigen School in Kampen nodig, niet minder te Maoe Maroe. Met alle onderscheid en verschil zijn die beide scholen in principe aan elkaar volkomen gelijk. Laten er hier professoren zijn, onder wie we mogen tellen doctoren in de theologie, daar is een docentental dat hetzelfde werk mag doen op bescheidener

schaal. Laten er hier zelfs negen mannen hun krachten geven aan de opleiding tot de dienst des Woords, dan mogen er zeker wel TWEE komen te Maoe Maroe. Daar hebben de zusterkerken en de broeders en zusters op Soemba recht op. Het is niet alleen bittere noodzaak, dat we in Indonesië een eigen kleine opleiding hebben, waarin we aan de zijde staan van hen, die ook niet kunnen meedoen aan de oecumenische samenwerking op dit gebied, het is toch vooral niet minder heerlijke noodzaak. Want hier zijn kerken van Christus; hier moeten dienaren des Woords worden gevormd. Hier moet een eigen opleiding worden onderhouden. Tot opbouw van het - lichaam van Christus. Een centrum, klein en bescheiden, onopvallend in de ogen van de wereld en van de oecumenische kerk, maar door Gods genade van grote betekenis niet aUeen voor Oost-Soemba, maar ook, wanneer de Here het wil, voor anderen.

Rest de grote vraag: of deze zaak des Konings zendüigstaak is. Het is niet voor niets, dat de titel van onze toespraak is ontleend aan het dusgenaamde zendingsbevel van Christus. Lerende onderhouden; een onderdeel toch van des Konings opdracht aan Zijn apostelen, aan Zijn gevolmachtigde ministers voor Zijn beklimming van de troon aan des Vaders rechterhand. Merkwaardig is het verband, waarin deze opdracht voorkomt. Het is de grote zaak de kerk des Heren te stichten en de gelovigen door het teken van de doop de kerk van Christus in te lijven. Maar is dan de taak afgelopen? NEEN. Want volkomen op hetzelfde plan wordt hieraan vastgekoppeld de opdracht om te leren onderhouden. Dok na de inlijving in de kerk des Heren is onderwijzing nodig en geboden. In één adem: dopen én leren.

Af te wijzen valt inderdaad de verkeerde uitleg van dit woord des Heren. Ieder leest in de tekst wat hem het beste uitkomt. Men begint met een bepaalde arbeid en zoekt er een tekst voor. Dat blijkt ook uit de geschiedenis van de uitlegging van déze tekst wel, helaas. Af te wijzen is de verklaring, als zou deze opdracht in zich besluiten de opdracht voor de Totale Aanpak, voor de zo gehete Comprehensive Approach. (Zie b.v. J. C. Hoekendijk, Zending in Indonesië, bl. 90—98; diens dissertatie Kerk en Volk in de Duitsche Zendingswetenschap, bl. 277—281. Zie De Heerbaan, Augustus 1951, b. 214 v.v. En de poging dit alles vanuit de Schrift te rechtvaardigen bij dr A. G. Honig, Bijdrage tot het onderzoek naar de fundering van de zendingsmethode der Comprehensive Approach in het Nieuwe Testament).

En we wezen er reeds op, dat deze „uitleg" moet onderwezen worden zowel in de opleiding hier te lande als bij de opleiding in Indonesië. (Zie Hoekendijk, Zending in Indonesië, bl. 97/98; deze methode dient een legitieme plaats te hebben in de bezinning op het zendingswerk).

Het is goed kort te wijzen op de juiste verklaring van des Konings opdracht. Ze vormt een onmisbaar bestanddeel van de gehele taak door Christus aan de apostelen opgedragen. Dopen EN leren, in één adem genoemd.

En dit leren is ook de taak geweest van onze hoogste LERAAR en PROFEET zelf. Het is merkwaardig, dat deze zelfde evangelist Mattheus op de hoogte ons stelt van het LEREN van Jezus in de synagogen van Israël (Matth. 4 : 23). Op de berg gezeten deed Hij Zijn mond open en LEERDE (Matth. 5:2). En de scharen waren ontzet over Zijn LEER, want Hij LEERDE hen als machthebbende en niet als de schriftgeleerden (Matth. 7 : 29). En Hij leerde hen het Evangelie des Koninkrijks. Hij onderwees hen in de grondwet van het Rijk, en ge leest daarvan in de Bergrede. DAT is de leer van het Evangelie en DAT is de leer voor de kerkleden nadat ze gedoopt zijn. Dit alles onderhouden.

Niet alleen het tekstverband, maar ook het grote geheel van dit evangelie laat ons zien, dat het volslagen onmogelijk is om de methode van de Totale Aanpak te lezen in het onderwijs van Jezus. Het is de apostolische taak om DEZE leer van het evangeUe des rijks, te vinden in de onderwijzing van Christus in de Bergrede, de gemeenten te schenken. Niets meer en niets minder. DAT alleen is de apostolische leer en DAT alleen is de verkondiging onder de heidenen. En dan zal het Woord des Konings inderdaad alles omvattend en totalitair zijn en beslag leggen op het gehele leven. Maar dat is dan geen zaak van de kerk in haar ambten en bedieningen. De tekst verklaart zichzelf; we hebben geen andere evangeliën nodig om de rechte verklaring te vinden. Het evangelie verklaart zichzelf.

Het is onmisbaar en onmiskenbaar de taak van de gemeente van Christus om mannen te. vormen, die de gemeenten kunnen onderwijzen en leren naar de opdracht van Christus. Al zal natuurlijk naar gelang de omstandigheden en de situaties die opleiding tot de dienst des Woords opgezet worden.

Zo is dan de kring van ons betoog gesloten.

Inderdaad, School en Kerk horen bij elkaar, aan elkaar verbonden door de band van het Woord. Zeer zeker. Kerk en Zending horen onlosmakelijk bij elkaar, aan elkaar verbonden door de band van het Evangelie.

Maar niet minder horen Zending en School bij elkaar. Een eigen opleiding tot de dienst des Woords op het zendingsveld, voor de kerk van Christus. Wij hier, en zij daar, staan onder het koningschap van Jezus. Bij deze taak leggen we de hand op Zijn koninküjke belofte: Zie, IK ben met ulieden tot aan de voleinding der wereld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

LERENDE ONDERHOUDEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's