GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAN HUN ZONDEN VERLOST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN HUN ZONDEN VERLOST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Hij zal zijn volk zalig maken van hun zonden". Matth. 1 : 21.

UIT DE SCHRIFT

Toen ik nog eens overlas wat ik voor enige weken schreef over de naam Jezus, bevredigde mij dat artikel niet helemaal. Daarom kom ik er nog even op terug. En ik zou er nu de nadruk op willen leggen, dat Jezus zijn volk; van hun zonden verlost, van hun zonden bevrijdt, van hun zonden afhelpt.

Nu zou ik kunnen uiteenzetten wat zonde is. Ge vermoedt al wel wat er dan komt. Zonde is schuld. Jezus verlost van de schuld der zonde. Hij heeft voor de schuld betaald, heeft alles Voor ons in orde gemaakt, zodat er vergeving van schuld is.

Zonde is ook smet, inklevende verdorvenheid. Jezus geeft de Heilige Geest aan zijn volk, die het hart vernieuwt en het leven heiligt. Zonde is ook een macht. Maar de macht der zonde is door Jezus Christus gebroken.

Dat Jezus van zonden verlost wil dus zeggen, dat we onze rechtvaardiging en onze heiliging en verheerhjking aan Hem hebben te danken. Dit is alles waar en goed. Maar ik zou u en mijzelf nu eens voor de vraag willen stellen: Heeft de Here Jezus ons van onze zonden afgeholpen? Hebben we door Zijn genade met onze bepaalde zonden gebroken?

Of blijven sommige ongerechtigheden in ons leven voorteten als de kanker?

De Here wil niet, dat we in enige zonde voortleven. In Joh. 5 lezen we, dat de Here Jezus een man, die 38 jaren ziek was geweest, gezond maakt. Als Jezus hem later in de tempel ontmoet zegt Hij: „Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede" (Joh. 5 : 14).

Als men een vrouw, in overspel gegrepen, tot de Heiland brengt, dan drijft Hij eerst de beschuldigers van haar weg. Als niemand de eerste steen heeft durven werpen en niemand haar heeft durven veroordelen, zegt Jezus: „Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen en zondig voortaan niet meer" (Joh. 8 : 11). De apostel Johannes schrijft aan zijn „kinderkens": „Ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt" (1 Joh. 2:1).

Hebr. 10 : 26 waarschuwt ons: „Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft daar geen slachtoffer meer over voor de zonden".

Heel de Schrift is er vol van, dat de Here niet wil, dat we in enige zonde leven. Hij wil, dat we wandelen naar uitwijzen van het heilig Evangelie. Hij vermaant ons, dat we onberispelijk zullen wandelen te midden van een verdorven wereld. De wil van God is onze heiligmaking.

Daartoe is Jezus in de wereld gekomen en daartoe heeft Hij geleden en daartoe is Hij opgestaan en daartoe heeft Hij ons zijn Heilige Geest gegeven, opdat wij van onze concrete, bepaalde zonden zouden bevrijd worden.

Als we nu ons eigen leven stellen onder de tucht van het Woord des Heren en om ons heen zien naar het leven van vele christenen, dan kan de vraag bij ons opkomen: Maar is dat wel waar? Verlost Jezus wel van onze zonden? Wat kan één bepaalde zonde soms taai zijn in ons leven!

Zodat we ons afvragen: Worden we die zonde wel ooit de baas?

Als we om ons heen zien in het leven van hen, die de naam van Christus wel noemen, maar niet afstaan van ongerechtigheid, dan kunnen we het wel verstaan als sommige mensen met het traditionele christe/idom breken, omdat ze zo weinig verandering merken in het leven van mensen-van-de-kerk. Ik zeg daar geen woord goeds van, maar het moet ons wel dringen tot de ernstige vraag: Hoe komt dat toch, dat er zoveel zonden voortwoekeren in de kerk? Maar hst moet ons vooral dringen tot de vraag: Hoe komt het, dat er in mijn leven één of meer zonden maar blijven voortbestaan?

De zonden van anderen zien we wel. " Als er in 'n gezelschap over iemand wordt gesproken, van wie veel goeds is te zeggen, dan kan het gebeuren, dat één van het geze'schap de opmerking maakt: „Hij is wel een goede man, maar hebt ge wel eens een erfenis met hem gedeeld? Hij is zo gierig als hij lang is!" En vaak moet het worden toegestemd. We kennen de zonden van anderen op een prikje: Deze is wat ijdel en gene is wat eerzuchtig en een derde is wel wat „schuin" in z'n praatjes en een vierde is al te strijdlustig, enz. enz.

Maar we kijken vaak zoveel naar anderen, dat we vergeten, dat soms diezelfde ongerechtigheden ons beheersen.

Het is mogelijk, dat gij, jongen of meisje, op de catechisatie een trouw leerling zijt en uw les altijd goed kent en met een devoot gezicht zit te luisteren naar uw leraar, en dat ge intussen bezig zijt lichaam en ziel te verderven door deze niet zuiver en rein te bewaren.

Het is mogelijk, dat gij Zondag aan Zondag naar de preek zit te luisteren en in de Daden der traditie wandelt, terwijl toch uw hart niet recht is voor God.

Het is mogelijk, dat gij uw Bijbel op een duimpje kent en volmaakt rechtzinnig zijt in de leer, terwijl toch een zonde in uw leven onbestreden voortvreet, die, als God het niet verhoedt, u naar de hel zal slepen. Het büjkt soms plotseling, dat mensen, die werden gehouden voor pilaren der waarheid, heimeUjk leefden in zonden, waarvoor heidenen en tollenaren zich zouden schamen. -~É^^^^

Is Jezus dan geen volkomen Zaligmaker, die ons van al onze zonden verlost?

Gode zij dank, ja. Hij verlost zijn volk van hun zonden.

Als er dan zonden springlevend bHjven in ons hart en leven, dan ligt dat niet aan de Here, maar aan ons. Dan ligt het daaraan, dat wij van deze of gene zoride niet af willen. Een kerkvader heeft eens bekend: Ik bad wel, dat de Here mij van een zonde wilde afhelpen, maar ondertussen dacht ik: Laat me nog een poosje in die zonde voortleven, want het is zo zoet.

Wanneer iemand een bepaalde zonde aan de hand houdt, dan komt dat, omdat hij de Here daarin niet gekend heeft. Misschien bidt hij wel na het bedrijven van de zonde: „Vergeef mijn schuld", maar hij vergeet vóór het bedrijven van de zonde te bidden: „Vader, leid mij niet in verzoeking, maar verlos mij van de boze".

Zullen we van onze zonden verlost worden, dan is nodig een oprecht geloof in de almachtige genade

van onze Here Jezus Christus. Die de zonden vergeeft, maar die ook het leven geneest. Als we oprecht geloven, dat God ons zo lief heeft gehad, dat Hij zijn eigen Zoon gegeven heeft voor onze zonden, dan kunnen we niet meer in de zonde bUjven leven. Dan zullen we er tegen strijden in de kracht des HeUigen Geestes.

Dan zullen we volharden in het gebed. Dan zullen we in ons bidden de Here kennen, ook ten opzichte van onze zonden.

Dan laten we Hem daar niet buiten. Dan stellen we ons voor het aangezicht van Hem, voor wie alle dingen naakt en geopend liggen, ook onze zonden, die we voor anderen kunnen bedekken.

In ons kennen van de Here kennen we dsin ook ons ze!f.

En dsm helpt Hij ons van onze zonden af. Want Jezus zal zijn volk van hun zonden bevrijden.

Ik kan mij voorstellen, dat iemand denkt: Dat riekt een beetje naar perfectionisme.

Laat ik zo iemand geruststellen. Er blijven zwakheden en gebreken in het leven van Gods kinderen.

Maar die blijven dan toch in hun leven tegen hun wil.

Ze hebben er verdriet over. Ze belijden ze oprecht voor de Here.

Ze haten de zonden en vlieden er voor. En ze strijden er tegen. Ten bloede toe.

Maar laat ons die zwakheden en gebreken niet ge^ bruiken als een doekje voor het bloeden. Ik hoorde een student voor een dertig jaar, na een driftbui, eens zeggen: „Zo ben ik nu eenmaal. Ik kan ook niet helpen, dat God mij zo gemaakt heeft".

Laten we oppassen voor zulk gen redenering. Gk)d wil de zonde niet. In uw en in mijn leven niet. Hij haat de zonde.

En wij zullen ze haten. Met een volkomen haat. „Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou brengen, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde" (Matth. 5 : 29).

„Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen. Houd Uw knecht ook terug van trotsheden, laat ze niet over mij heersen. Dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding. Laat de redenen mijns monds en de overdenking mijns harten welbehaagUjk zijn voor uw aangezicht, o HERE, mijn rotssteen en mijn verlosser" (Psalm 19 VS 13—15).

„Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie of bij mij een schadelijke weg is, en leid mij op de eeuwige weg" (Ps.

139 : 23, 24).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

VAN HUN ZONDEN VERLOST

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's