GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De dienst van de Zoon des mensen.... en de dienst van Zijn discipelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dienst van de Zoon des mensen.... en de dienst van Zijn discipelen

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen." Matth. 20 : 28.

UIT DE SCHRIFT

Het zit de mensen in het bloed om te heersen en zich te laten dienen. Dat is niet slechts bij enkelen het geval, maar bij allen. Van nature begeren we macht en als we de macht hebben, dan maken we daarvan gebruik. En wie dat niet doet is in het oog der wereld een zot. En op haar standpunt kunnen we haar geen ongeUjk geven.

Het is in de wereld immers zo, dat we de keus hebben — nu citeer ik een bekend exegeet — om slagen uit te delen of slagen te ontvangen.

We hebben de keus tussen hamer en aanbeeld. En aangezien het aanbeeld de slagen krijgt en de hamer ze uitdeelt, is ieder er op uit zoveel mogelijk hamer te zijn. Of •— om een ander beeld te gebruiken — we willen liever de jager dan het haasje zijn. Dat spreekt —• werelds bekeken — vanzelf.

Maar in de Kerk zal het alzo niet zijn. Dat wil de Here der Kerk niet.

Eens kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs tot Jezus om wat te vragen. Zij begeerde, dat haar twee zonen naast Hem mochten zitten in Zijn Koninkrijk. Eén rechts en één links. Zij begeerde dus voor haar zonen plaatsen van eer en macht. Uit die vraag bleek haar groot geloof. Zij geloofde, dat Jezus een Koninkrijk zou stichten. Maar dat geloof werd vertroebeld door de begeerte naar macht en heerlijkheid. Welke begeerte blijkbaar door haar zonen werd gedeeld.

Jezus zegt er direkt geen kwaad van. Maar antwoordt, dat het Hem niet gegeven is over de plaatsen in het Koninkrijk der hemelen te beschikken. Daarover beslist de Vader en Die alleen.

Toen de tien andere discipelen merkten, wat de twee gevraagd hadden, werden ze boos op hen. Ze waren er zeer verstoord over.

Dan roept de Heiland hen allen tot zich en onderricht hen over de gang van zaken in de koninkrijken der wereld en in het Koninkrijk Gods. Hoe gaat het in de wereld toe? De regeerders der volken overheersen hun onderdanen en de groten houden hun onderhorigen er onder. Ze gebruiken hun macht om zich te laten dienen. Ze laten hun onderdanen bloeden voor eigen heerlijkheid. Ze beschikken naar willekeur over leven en dood van de ondergeschikten.

De potentaten van de wereld uit de dagen van Jezus waren vaak echte machtswellusteUngen. Zoals bijv. Herodes de Grote en keizer Nero.

„Zo is het onder u niet", zegt de Here Jezus. Waarmee Hij wil zeggen: Zo mag het onder u niet zijn en zo zal het niet zijn. Als het zo is dan deugt het niet. Dan is de wereld in de Kerk gedrongen.

Hoe het dan in de Kerk moet zijn? Jezus zegt het zo: „Wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn".

Daar zit dunkt mij in dit woord een tikje ironie.

Er is in het koninkrijk der hemelen geen sprake van „groot" willen zijn. Het mag niet voorkomen, dat iemand daar de „eerste" wil wezen. Jezus sluit zich even aan bij de wereldse terminologie. Wil iemand „groot" wezen? Wil iemand , , eerste" zijn? Prachtig, prachtig. Maar weet ge, zo zegt de Heiland, wat ge dan doen moet? Dan moet ge aller dienaar zijn. Dan moet ge aller slaaf wezen. Dan moogt ge dus nooit heersen, maar altijd dienen. Nooit van uw macht gebruik maken, maar altijd slavenwerk verrichten. Niet nemen, maar geven. Geen offers vragen, maar u. zelf opofferen voor anderen.

Ik kan me voorstellen, dat de apostelen zullen gedacht hebben: Wie is daartoe bekwaam? Hoe leren we dat? Is dat geen onmogelijke eis?

Als deze vraag bij hen is opgekomen ontvingen ze in VS 28 het antwoord:

, , Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen."

Er is Eén, die volstrekt naar de wet van "het Koninkrijk der hemelen gehandeld heeft. Namelijk de . Zoon des mensen.

Dat de Here Jezus daarmee zichzelf aanduidt is wel duidelijk.

Maar is het ook duidelijk, wat Hij daarmee eigenlijk zeggen wil?

Er is tot vandaag onder de geleerden veel verschil over de betekenis van deze naam. Ik zal u met die geschillen niet vermoeien.

Eén ding is dunkt mij wel zeker. We zullen voor de betekenis van deze naam de Schriften moeten onderzoeken. Want die getuigen van Jezus.

En bij de Schriften heeft de Heiland - zich aangesloten. altijd

Had Jezus zich alleen maar een zoon des mensen genoemd, dan zou het niet meer betekenen dan ons woord: Mensenkind.

Als iemand zich wat verbeeldt en zich ver boven anderen verheft en hoog van de toren blaast, dan zeggen we: Man, blaas je niet ^o op, je bent ook maar een mensenkind. Je bent ook maar een mens en niets meer. Jezus noemt zich echter niet een mensenkind of e e n mensenzoon, maar d e Zoon des mensen. Daar ligt aan de ene kant wel in, dat Hij ons in alles is gelijk geworden. Uitgenomen de zon.de. Niets menselijks was Hem vreemd. Maar anderzijds ligt er ook in, dat Hij een zeer bepaald mensenkind is. Namelijk de Zoon des mensen, waarvan in Dan. 7 : 13 sprake is.

In dat bekende hoofdstuk ziet Daniël in een droom of nachtgezicht vier dieren opkomen uit de volkerenzee : Het eerste was als 'n leeuw, 't tweede als 'n beer, het derde als een luipaard. Het vierde was schrikkelijker nog dan de anderen. Het had grote ijzeren tanden, het at en verbrijzelde en vertrad het overige met z'n voeten; en het was verscheiden van alle dieren, die voor hetzelve geweest waren; en het had tien hoornen. Deze vier dieren vertegenwoordigden de wereldrijken, die achtereenvolgens opkomen en vergaan.

Daniël ziet vervolgens, dat er tronen worden opgesteld en de Oude van dagen zich ten gerichte zet. God houdt gericht over de wereldrijken. Er komt een einde aan hun heerschappij.

Daarna volgen de bekende woorden: „Voorts zag ik in de nachtgezichten en zie, daar kwam één met de wolken des hemels als eens mensen zoon, en hij kwam tot de Oude van dagen en zij deden hem voor Hem naderen; en hem werd gegeven heerschappij en eer en het koninkrijk, dat hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en zijn koninkrijk zal niet verdorven worden."

Aan deze Zoon des mensen zal de Here Jezus gedacht hebben. Hem zal dus alle macht gegeven worden in hemel en op aarde. Hij zal alleen groot zijn en de eerste boven allen. Wellicht moeten we ook denken aan Psalm 8. Waar geschreven staat: , , Wat is de rnens, dat Gij hem gedenkt en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt. En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de Engelen en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, Gij hebt alles onder zijn voeten gezet" (Psalm 8:5—7).

Jezus heeft zich, naar de Schriften, met die zoon des mepsen gelijk gesteld. Enerzijds in z'n vernedering. Anderzijds in z'n verhoging. Hij zal een naam ontvangen boven alle naam. Met eer en heerlijkheid gekroond worden.

Maar hoe onvergelijkelijk groot Hij ook zijn zal en welke heerlijke macht Hem ook gegeven zal worden. Hij is gekomen niet om Zich te laten dienen. Maar om te dienen. Daarmee is heel Zijn leven gekarakteriseerd. Dienen was niet zijn lot, maar Zijn levensdoel. Hij diende niet uit dwang, maar gewillig. Hij dacht niet aan Zichzelf, maar aan anderen, die Hij dienend wilde verlossen. Heel zijn leven is getypeerd door de voetwassing uit Joh. 13. Wat niemand van de discipelen voor de anderen wilde doen, dat deed Hij.

Hij wist, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan en tot God heenging. Juist daarom legde Hij z'n klederen af en nam een linnen doek en omgordde Zich daarmede. Daarna deed Hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen te wassen en af te drogen met de doek, waarmee Hij omgord was. Hij deed het werk, dat bestemd was voor de geringste slaaf.

Heel z'n levenswerk was hiermee in overeenstemming. Hij had de Zijnen volmaakt lief. En toonde die liefde tot het einde.

En dat einde was: „Zijn leven te geven als losprijs voor velen". De Statenvertaling heeft: Zijn ziel te geven. Maar ziel betekent hier zonder twijfel: leven. Zoals blijkt uit de Kanttekening: ziel, dat is leven.

Jezus heeft zijn leven gegeven, toen Hij vrijwillig in de dood ging. Zo zeggen wij bijv. ook, dat iemand z'n leven geeft voor het vaderland, als hij voor het vaderland sterft.

Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Zo hef heeft de Zoon des mensen velen gehad, dat Hij Zijn leven gaf. Het leven werd Hem niet ontnomen, maar Hij gaf het. Zoals Hij Zelf gezegd heeft: „Niemand neemt het van Mij, maar Ik leg het van Mijzelf af: Ik heb ma, cht het af te legen en heb macht het wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen" (Joh. 10 VS 18).

Dat is wel het uiterste, het hoogste, wat iemand geven kan: het leven. Wat moet die liefde van Christus groot zijn. We kunnen er niet bij. Het is ons te wonderlijk. Het gaat ons verstand te boven. Vooral als wij bedenken voor wie. Hij het leven gaf: voor zondaren. „Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven. Want nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven; want voor de goede zal mogelijk iemand ook bestaan te sterven. Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren" (Rom. 5 : 6—8).

De Statenvertaling heeft: tot een rantsoen voor velen. Wij verstaan dat woord rantsoen niet meer. Maar de Kantt. verklaart reeds als volgt: rantsoen of losgeld; hetgeen gegeven wordt tot lossing dergenen, die gevangen zitten. Hetzelfde woord wordt gebruikt in Ex. 21 : 30. Als iemand een stotige os had, die door nalatigheid van z'n eigenaar, een man of vrouw doodde, dan moest die os gestenigd worden en de eigenaar ook gedood worden. Maar deze doodstraf kon verzacht worden tot het betalen van een losgeld. Die losprijs was dan tot lossing van zijn leven. Onder de Grieken werd het woord gebruikt voor een geldsom, waarvoor een slaaf of krijgsgevangene werd vrijgekocht.

De gedachte van Matth. 20 : 28 is dus deze: Allen zijn des doods schuldig. Door de zonde zijn ze in de macht van de dood. Gebeurt er niets voor hen, dan blijven ze onder het doodsvonnis. Maar de Zoon des mensen is gekomen om zijn leven te geven tot een losprijs. Jezus Christus neemt de schuld van zijn volk op zich. En zo maakt Hij zijn volk vrij. Paulus heeft dat in 2 Cor. 5 : 21 zó gezegd: „Want die, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem."

Die losprijs is voor velen. Calvijn zegt hiervan: „Daarmee is niet een bepaald getal bedoeld, maar meer algemeen de grote schare aan de ene kant, terwijl Christus alleen aan de andere kant staat als Verlosser. Zo is dit woord velen ook in Rom. 5 : 15 te verstaan, waar Paulus zeker niet aan een deel van de mensheid denkt, maar aan de ganse mensheid."

De Schrift spreekt ruim en breed van hen, voor wie Christus gestorven is. Voor een schare, die niemand tellen kan.

Dit woord van Christus is vol van vertroosting. Voor allen die in Hem geloven. Onze zonden getuigen tegen ons. We hebben de dood verdiend. Wij kunnen die zonden nooit meer goed maken. Wij kunnen geen losprijs ooit betalen. En we vrezen voor de dood. We hebben angst voor de hel. Wat is' dat vreselijk: Altijd van God verlaten zijn. Dat is erger dan de natuurlijke dood. Dat is de eeuwige dood.

Maar daar klinkt ons het woord van de Heiland in de oren: Ik ben gekomen om Mijn leven te geven tot een losprijs voor velen. Als dat EvangeUewoord ons wordt verkondigd dan sluit Hij ons niet uit. Met dat Evangeliewoord sluit Hij ons bij die velen in. Een van de laatste woorden van de Bijbel is: „En die dorst heeft kome; en die wil, neme het water des levens om niet" (Openb. 22 : 17).

Daar moeten wij niets afdoen en niets aan toedoen. We moeten het laten staan zoals het daar staat. Mensen leggen lasten op, te zwaar om te dragen. Farizeërs van oude en nieuwe tijd stellen duizend en één voorwaarden, waaraan wij zouden moeten voldoen, eer we op Gods genade mogen rekenen. Jezus zag de scharen, die met die lasten beladen werden en er moe van waren. En Hij zeide: , , Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven" (Matth. 11 : 28).

Dat zegt de Heiland nog. En dat meent Hij. We kunnen op Zijn woord aan. En wie er op vertrouwt zal nooit beschaamd worden. Dit is de enige troost, dat Jezus Christus Zijn leven gaf tot een losprijs. Hij heeft alles volbracht, wat voor de vrijmaking van zondaren nodig was.

Maar dit woord van Christus is ook vol vermaning. Als ik me niet vergis zoeken we vaak meer de vertroosting dan de vermaning. Vooral als het gaat over het lijden en sterven van onze Zaligmaker. Maar de Schrift verbindt ze bijna altijd. Geloven we, dat Jezus Christus gediend heeft en Zijn leven gaf? Is dat het enige fundament onzer zaligheid? Welgelukzalig. zijn we dan. Getroost in leven en sterven. Maar daarmee is niet alles gezegd. We worden ook vermaand. Want de Here wil niet alleen dat we getroost zijn. Maar ook dat we Zijn wil doen. En het is Zijn wil, dat we dienen. Dat we ons geven.

Dat geldt in de eerste plaats van de apostelen.

Zij moesten over de kerken niet heersen. Zij moesten allen slaaf zijn. Wee hun, die als vorsten in de kerk geheerst hebben. Wee hun, die zich door allen hebben doen dienen. Hun verderf is gewis en hun oordeel zeker.

Maar deze regel geldt toch ook voor alle christenen. Dat zij elkander de voeten zullen wassen. Dat zij elkander zullen dienen. Dat zij zich zullen geven.

„Gij heet Mij Meester en Here en gij zegt wél, want Ik ben het. Indien dan Ik, de Here en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig elkanders voeten te wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gelijkerwijs Ik u gedaan heb, gijlieden ook doet.

Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer, noch een gezant meerder, dan die hem gezonden heeft. Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij ze doet" (Joh. 13 : 13—17).

Ik vrees wel eens, dat we deze dingen wel weten. Maar niet doen. Anders zou het er in de Kerk vandaag anders toegaan dan het gaat. Laten we nu maar niet aan anderen denken. Maar ieder aan zichzelf. Er is Eén, die ons wil leren te dienen. Hij kan het ook. Door zijn Woord en Geest. Wee als we het niet leren willen. Laten we Fil. 2 nog maar eens lezen: „Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus

was" (Fil. 2:5).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De dienst van de Zoon des mensen.... en de dienst van Zijn discipelen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's