GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 12

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

robbers schildersbedrijf Voor de aanneming en uitvoering v a n : o n d e r h o u d s w e r k e n , ook volgens meerjarenscliema, n i e u w b o u w o b j e k t e n , v e r b o u w i n g e n , v l o e r - c o a t i n g , muurverfwerken, behangen glaswerken enz.

robbers ivob Voor de aanneming en uitvoering v a n : industriële oppervlaktebehandeling t.b.v. de pre-fab b o u w , waardoor het schilderwerk op de bouwplaats vervalt, het aanbrengen van organische en anorganische deklagen op b o u w - en industriële produkten zoals ramen, deuren, gevelbekledingen, puien, radiatoren, hekwerken enz. géén vertraging door o.a. weersomstandigheden, dus tijdwinst, voorbehandeling rriet moderne applikatieapparatuur en de beste materialen, dus l<waiiteitswinst, eigen transportservice naar de bouwplaats, dus een vlotte aflevering en betere planningsmogelijkheden.

Robbers IVOB industrie voor oppervlaktebehandeling IJsselstein, Nijverheidsweg 13, telefoon 0 3 4 7 8 - 2 3 2 5 Robbers Schildersbedrijf Texelstraat 8 0 , Amstelveen telefoon 0 2 0 - 4 3 3 6 9 2

1967 tot 1971 werkte hijzelf als organisatiedeskundige bij 'O en E' van Binnenlandse Zaken. Dit stelde mij in de gelegenheid om van binnenuit' een onderzoek te doen', zo schreef hij. 'Bovendien vond ik het erg aanlokkelijk om respondenten te hebben, die door hun functie zelf vertrouwd zijn met het onderzoeken van organisaties en die gewend zijn om te denken in functionele relaties, opvattingen en gedragingen.' Het onderzoek zou daarenboven een tweeledig doel kunnen dienen: het al genoemde streven de wat vaag gebleven roltheorie 'harder' te maken en te trachten de 'O en E'-afdelingen plus hun overkoepelende instantie ('Directie Organisatie Rijksdienst') te voorzien van informatie over de bij de verschillende ministeries levende idealen en realiteiten met betrekking tot de doelmatigheidsbevordering. Dr. Van de Vliert tot VU-magazine: 'Ik geloof dat er veel behoefte is aan studies, die zowel aan de wetenschap een bijdrage leveren als aan allerlei praktijksituaties. Naar mijn mening worden er te veel puur-wetenschappelijke studies ondernomen, waarvan ik niet zal beweren dat ze niet zouden moeten worden gedaan, maar waarmee depraktijkman vaak weinig uit de voeten kan. A an de andere kant zijn er ook studies die geheel vanuit de praktijk zijn opgezet en die als het ware aan de praktijk ten ondergaan. Ik heb getracht in één studie zowel aan de wetenschap als aan de praktijk een bijdrage te leveren.

Advies De 'O en E'-afdelingen hebben tot taak om door voorlichting en adviezen de doeltreffendheid van de organisatie en de efficiency van de werkmethoden te bevorderen. Op verzoek, of op eigen initiatief, voeren zij bij de ministeries en bij de diensten of instellingen die daaronder vallen organisatie-onderzoeken uit, geven adviezen, dragen organisatiekennis en technieken over en begeleiden veranderingen. Van de veertien onderzochte afdelingen vielen er acht rechtstreeks onder de secretaris-generaal (de hoogste ambtenaar op een ministerie); één viel onder de minister en secretaris-generaal samen en in de vijf overige gevallen was een functionaris tussen de secretaris-generaal en de 'O en E'-afdeling geplaatst. Deze veertien 'O en E'-afdelingen hadden begin 1970 samen 136 adviseurs in dienst (onder wie geen enkele vrouw) te weten: 14 chefs, 14 souschefs, 63 zelfstandige medewerkers en 45 assisterende medewerkers. Vanuit de theorie had dr. Van de Vliert een model samengesteld van factoren waardoor chefs en medewerkers van de 'O en E'-afdelingen hun rolgedrag zouden laten bepalen. Voor de medewerkers waren die factoren: • wat de chef hem laat weten dat hij behoort te doen (gepercipieerde normatieve rolverwachting); • wat hij zelf vindt dat hij behoort te doen (normatieve rolopvatting);

m

magazine

• of hij vindt dat zijn chef het recht heeft om dat van hem te verlangen (legitimiteitsoordeel); • of hij vermoedt dat het rolgedrag van zijn chef gevolgen (positief of negatief) voor hem zal hebben wanneer hij wel of niet aan diens verlangen voldoet (verwachte sancties); • of hij zijn legitimiteitsoordeel of zijn verwachte sancties (of geen van beide) het belangrijkst vindt (oriëntatie); • of hij vindt dat hij voor het rolgedrag wel tijd heeft en of hij het niet te moeilijk vindt (tot rolgedrag in staat zijn). Een dergelijke rij factoren werd ook opgemaakt voor het rolgedrag van de chefs van de 'O en ^"-afdelingen. Elke chef die rechtstreeks onder de secretaris-generaal valt zal zijn gedrag laten bepalen door: • wat de secretaris-generaal te kennen geeft dat zijn afdeling behoort te doen; • wat hij zelf vindt dat zijn afdeling behoort te doen; • of hij vindt dat de secretaris-generaal het recht heeft dat van zijn afdeling te verlangen; • of hij vermoedt dat het rolgedrag van de secretaris-generaal positieve of negatieve gevolgen zal hebben wanneer hij wel of niet aan diens verlangen voldoet; • of hij zijn legitimiteitsoordeel of zijn verwachte sancties het belangrijkst vindt (of , geen van beide); • of hij vindt dat zijn afdeling voor dat rolgedrag wel tijd heeft en of hij dat niet te moeilijk vindt voor zijn afdeling.

Eigen opvatting Dit uit de theorie ontwikkelde model (hier natuurlijk sterk vereenvoudigd weergegeven) werd in de vorm van een uitvoerige enquête 'losgelaten' op de medewerkers en chefs van de 'O en E'-afdelingen. De conclusie was, zoals bedoeld, dat de roltheorie zich niet alleen leent voor beschrijvingen achteraf, maar dat deze theorie ook voorspellend vermogen bezit. Ook werd gezocht naar de factoren die het meest bepalend zijn voor het rolgedrag van de roldrager. Gevonden werd dat wat de roldrager zelf vindt dat hij behoort te doen (de normatieve rolopvatting) het meest balangrijk is, gevolgd door de sancties die hij •verwacht (goedkeurende of afkeurende reacties van de rolzender op het gedrag van de roldrager) en de mening van de roldrager over het al of niet tijd hebben voor en het al of niet te moeilijk vinden van dat rolgedrag (het tot het rolgedrag in staat zijn). Dr. Van de Vliert over deze uitkomst: 'Dit deel van het onderzoek moet worden gezien als een aanzet iets meer te weten te komen over de achtergronden van het rolgedrag. Uit sociologische hoek is nog al eens geponeerd, dat het legitimiteitsoordeel zeer belangrijk zou zijn. Dat wil dus

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 12

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's