GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 458

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 458

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

leving. Wanneer we in deze fase van het ontwerp antropologische begrippen moeten gebruiken, dan staat de bijbelse antropologie desnoods tegenover resultaten van het vak-wetenschappelijk onderzoek en de daaruit voortvloeiende theorieën. De betekenis van de VU als bijzondere universiteit heeft naar mijn inzicht betrekking op de uitdaging, dat de bijbel als bron van kennis (ook al is er dan op tal van punten alleen maar sprake van een aanzet tot kennis) een methodologie zal opleveren, die ons dichter bij de waarheid omtrent de werkelijkheid zal brengen. Hoe complex het begrip waarheid in dit verband ook is, in ieder geval zou de kern ervan mogen worden gezocht in de dienst aan de naaste. Het schisma van de VU ligt m.i. in het onderscheid in geloof als referentiekader en geloof als kennisbron. Hierop doelde ik, toen ik bij mijn afscheid zei, dat de kwestie van geloof en wetenschap van doel is geworden tot een referentiekader. De uitdaging van geloof als kennisbron is bij velen vervangen door geloof als referentiekader. Het geloof als referentiekader laat een positivistische wetenschapsopvatting toe, die in de wetenschappelijke discussie over 'ik zie, ik zie wat jij niet ziet' tenslotte alleen maar feiten erkent die de positivistische wetenschap zelf heeft voortgebracht. Ik heb als student en aanvankelijk ook als hoogleraar altijd gedacht, dat het bij de VU ging om geloof als kennisbron, staande aan de wortels van de wetenschapsbeoefening, daar waar begrippen worden gevuld en hypothesen worden geformuleerd. Ik erken, dat de wijze waarop aan de VU filosofie wordt bedreven en gegeven mij op die gedachte heeft gebracht. Hoe vreemd hetvoorsommigenookzal klinken, ik ben in dit opzicht beïnvloed door de wijsbegeerte der wetsidee en ik ben daar blij om. Misschien ligt de oorzaak van de verwijdering en in het algemeen gesproken de oorzaak van het vrijwel geheel afwezig zijn van deze filosofische benadering binnen de sociologiebeoefening in het te absolutistische en dogmatische karakter van de sociale kennis die de aanhangers van deze benadering uit de bijbel menen te kunnen halen. Maar ik zeg 'misschien', want het probleem is in de elf jaar dat ik als hoogleraar aan de VU was verbonden op een enkele uitzondering na nooit aan de orde geweest (een belangrijke uitzondering was het zgn. rapport v. d. Kooy, dat overigens al weer jaren geleden ten grondslag lag aan een pleidooi te komen tot een eigen sociaal-filosoof). Het is te hopen, dat de doelstellingencommissie de durf zal hebben de zaak van het geloof als kennisbron en de rol hierin van de filosofiebeoefening aan de VU grondig aan de orde te stellen. 28

De organisatie Organisaties worden sterk bepaald door de aard van de doelstellingen. Aan de vruchten kent men de boom. Als het de VU gaat om een wetenschapsbeoefening bij het licht van Gods Woord tot heil van de mensheid, dan blijkt dit doel nader gepreciseerd en geoperationaliseerd te moeten worden. Gepreciseerd, wanneer het gaat om de rol van het geloof en geoperationaliseerd, wanneer het gaat om de toepassing. Anders gezegd: de rol van het geloof in de fase van het ontwerp en de aard van het belang in de fase van de toepassing. Wat het laatste betreft wordt wel een onderscheid gemaakt in een zeer positivistisch gerichte en een meer emancipatorisch gerichte wetenschapsbeoefening. Ook al is dit onderscheid aanvechtbaar, men kan wel gevoelig zijn voor een duidelijker stellingname t.a.v. de problemen van mens en samenleving (emancipatorische gerichtheid) en daarom de positivistische idealen van de kennis als zodanig - niet in de laatste plaats vanwege de grote invloed van de wetenschap - streng in de gaten willen houden. Welnu, wanneer we de beide rollen van het geloof en de twee gerichtheden van de wetenschap in een schema tegen elkaar uitzetten, kan men zich afvragen of de VU niet een duidelijke ontwikkeling doormaakt met alle gevolgen daarvan voor haar organisatie. Gaat de VU van een instelling met een duidelijke emancipatorische gerichtheid en met een visie op geloof als kennisbron naar een instelling met een zeer positivistische gerichtheid en met een visie op geloof als referentiekader? Of het is meer overeenkomstig de werkelijkheid, dat de VU heen en weer wordt geslingerd tussen beide typen universiteit? Het antwoord op deze vragen zou voor mij nogal wat studie vereisen en daarom blijf ik het schuldig. Wel kan er nog iets worden gezegd over de consequenties voor de organisatie, wanneer zou worden gekozen van het eerste type (emancipatorische gerichtheid en geloof als kennisbron). Vrijheid van wetenschapsbeoefening is een groot goed en het verdedigen waard. Mits er voldaan wordt aan bepaalde eisen van kwaliteit en humaniteit, moeten alle typen universiteit ook mogelijk zijn. Dit hoeft dan niet te betekenen, dat binnen een bepaald type ook alles mogelijk is. Wie voor de VU kiest, wordt dan ook terecht gebonden aan bepaalde doelstellingen. Nu is het merkwaardige van de VU, dat je bij binnenkomst aan de doelstelling wordt gebonden, maar daarna gewoon je gang kunt gaan. Ik bedoel dat niet denigrerend of beschuldigend, maar organisatorisch. Nu is het richten van activiteiten op doelstellingen binnen een universiteit geen eenvoudige zaak en waarschijnlijk uit de aard der zaak (geestelijke arbeid) ook

maar beperkt mogelijk. Ik zeg er bij: gelukkig maar, want dit type arbeid vereist nu eenmaal veel vrijheid en een te strakke coördinatie kan verlammend werken. Toch moeten we dit laatste niet overdrijven, want 'vrijheid van geestelijke arbeid' kan ook gemakkelijk een ideologie worden. Het lijkt me daarom zeer wel te verdedigen, dat er vanuit de doelstellingen gedacht organisatorische vormen worden ontwikkeld die de fasen van het wetenschappelijk bedrijf meer richting geven dan thans het geval is. De VU doet al het een en ander. Vanuit een emancipatorische gerichtheid en geloof als kennisbron zou men kunnen denken aan: 1) kennis-filosofische doordenking van onderwijs en onderzoek door vak-filosofen verbonden aan (sub-)faculteiten, die de resultaten van deze doordenking met docenten en onderzoekers gaan bespreken vanuit de kennisbronnen en het belang dat met onderwijs en onderzoek wordt gediend; 2) rapportering van deze resultaten aan besturende colleges en organen, die tot taak krijgen deze resultaten te evalueren, waarbij verschillen van inzicht duidelijk onder woorden gebracht moeten worden; 3) alvorens projecten aan een uiteindelijke goedkeuring van raden te onderwerpen, zou de mening van met deze projecten samenhangende belangengroepen buiten de universiteit kunnen worden gevraagd (per faculteit georganiseerde commissies uit de achterban van de VU kunnen hiervan een onderdeel zijn); 4) per vakgroep of subfaculteit georganiseerde studieclubs, die het karakter zouden kunnen hebben van permanente doelstellingen-commissies-in-het-klein, waarin ook het thema 'bijbel en kennis' op basis van door vak-filosofen opgestelde gespreksnota's geregeld aan de orde komt. Deze (niet als volledig bedoelde) organisatie-vormen kunnen vanuit het bestaande worden ontwikkeld, waarbij het gewenste type universiteit, nl. emancipatorisch en vanuit geloof als kennisbron, als een nog te realiseren doel wordt gezien. Dit doel is dan een uitdaging, die voor vakgroepen, subfaculteiten etc. moet worden waargemaakt en waarvoor de besturende colleges de organisatorische en personele condities moeten scheppen. Naarmate dit doel meer wordt bereikt, is het mogelijk dat minder mensen zich binnen de VU zullen gaan thuis voelen. Die prijs zal dan betaald moeten worden voor het bijzondere karakter, dat per definitie geen algemeen karakter kan zijn. Moderne geloofsbeleving en de worsteling rondom wat waar en goed is, verplichten de VU wel ook in de toekomst ruim en tolerant te denken over geloof en gelovigen. H. J. van Zuthem

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 458

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's