GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 12

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

n de groeten van Sandino...

Cuba Op een donderdagavond in november loop ik in de Cubaanse hoofdstad Havanna op een zojuist geopende fototentoonstelling over Nicaragua. De sfeer is vrolijk en deglazen rum gaan rond. De president van het Cubaanse Instituut voor Vriendschap met de Volken heefteen paar minuten geleden hartverwarmende woorden van solidariteit gesproken en de Nicaraguaanse ambassadeur in Cuba heeftde vriendschap tussen de twee landen nog eens benadrukt. Samen met negen Nicaraguaanse vrouwen, metwie ik voor een congres van protestantse vrouwen in Cuba ben, bekijk ik nu de foto's. Zezijn gemaakt door drie Cubaanse fotografen, die door Nicaragua gereisd hebben en de werkelijkheid van dit land in glanzende zwart-wit foto's hebben vastgelegd. De foto's zijn ongelooflijk recent: de verkiezingen van tweeëneenhalve weekgeleden en de tanks in Managua van nauwelijks anderhalve week geleden. Toen wij eergisteren naar het vliegveld reden, stonden ze er nog, op strategische punten, overwonnen door erop spelende kinderen. Ineens beginnen in de omgeving de sirenesvan het luchtalarm luid te loeien. Hetlichtvait uiten ookde straatverlichting is verdwenen. De auto's op de brede avenue voor het tentoon-

10

stellingsgebouw staan stil en doven hun lichten. Binnen worden sigaretten uitgedrukt en na een lichte verwarring worden de gesprekken in het volstrekte duister zo goed en zo kwaad als mogelijk voortgezet. Gistermorgen stonden de kranten er vol van: twee avonden zullen er oefeningen gehouden worden om de bevolking voorte bereiden op een eventuele luchtaanval. Adviezen om gastanks dichtte draaien, licht en sigaretten te doven, een veilige schuilplaats te zoeken. Vanmiddag heb ikze gezien, de refugios, de schuilloopgraven in de aarde, zoals er ook in Managua duizenden zijn. Ikmoetdenken aan de woorden van een Cubaanse predikant, die de Nicaraguaanse delegatie vertelde dat Miami op nog geen half uurvliegen van Havanna ligt. Ik moetdenken aan een artikel, datiktijdensde vlucht naar Cuba las en waarin wordt beschreven hoe op drie ver van elkaar verwijderde plaatsen in Cuba onafhankelijk van elkaar een gevaarlijke epidemie uitbrak en dat het vermoeden bestaat dat er buitenlandse krachten achterzitten. Ikherinnermijdegruwelijke verhalen over de bomaanvallen in de eerste jaren van de Cubaanse revolutie. Een grote triestheid overvalt mij en tegelijk een verlicht gevoel van herkenning: de vijand is dezelfde.

voor Cuba en voor Nicaragua, in 1962 en in 1984. Wanneer na vijf minuten het licht weer aangaat, gaat het leven gewoon door. De volgende morgen zit ik op een bankje in het Centrale Park uitte rusten van een zwerftocht door het schitterende oude koloniale centrum van Havanna, dat met steun van UNESCO wordt gerestaureerd. Ik raak aan de praat met een Cubaan, die Engels studeert en zich wil oefenen in het spreken van deze taal. Dus spreken we Engels, zeker een uur lang. Ik ben verbluft over zijn kennis van de wereld, hij praat over Matagalpa en Jinotega alsof hij jaren in Nicaragua gewoond heeft, terwijl hij er nooit geweest is, evenmin als in Ethiopië of in Argentinië, waarover hij eveneens uitstekend geïnformeerd is. Dan krijgen we het over Angola; dat kent hij uiteigen ervaring, twee jaar lang heeft hij er gevochten als vrijwilliger. Hij heeft er een oorlogstrauma aan overgehouden, want de gevechten waren hard, vaak man tegen man. Maarzegt hij vol overtuiging tegen mij: ,,Als ze mij vragen, zou ik weer gaan, om de apartheid te bestrijden. Hun strijd is ook mijn strijd." Inde loop van twee bezoeken ben ik nu zo'n dertig dagen in Cuba geweest. Ik heb gepraat met leden van de Communistische Partij en van de Communistische Jeugd, met predikanten van uiterst conservatieve kerken en met progressieve christenen. Ik heb veertien dagen op het platteland in de suiker gewerkt, aan theologisch congressen deelgenomen, scholen, ziekenhuizen en nachtclubs bezocht. Dertig dagen, te kort om tot een afgerond oordeel over de Cubaanse samenleving te komen. Ik blijf mijn vragen houden, overde moraal (weerspiegelt de mentaliteit van "wie niet werkt zal ook niet eten" nietten diepste een burgerlijke moraal?), overhetekonomisch systeem (blijft een staatskapitalisme niet kapitalistisch?), over het machismo, over Cuba na Castro, maar twee gegevens staan voor mij als

een paal boven water. Ten eerste de indrukwekkende vooruitgang die het Cubaanse volk heeft geboekt op de weg naar een maatschappij waarin voor iedereen genoeg is. Het niveau van onderwijs en gezondheidszorg is heel hoog en beidezijn gratis en voor iedereen toegankelijk. Mensen weten wat er in de wereld buiten Cubagebeurt. De mij uit Nicaragua bekende schaarste behoort in Cuba langzamerhand tot het verleden. Omdat ik beide keren als lid van een Nicaraguaanse delegatie Cuba bezocht, kon ikdelen in hun verwondering over en bewondering van Cuba. Ik zag Nicaraguanen dromen over eenzelfdeziekenhuis in Managua. Met zijn revolutie van 25 jaar is Cuba Nicaragua "lichtjaren vooruit", zoals een Nicaraguaanse het uitdrukte. Cuba fungeertals symbool van de hoop dat het kan, dat een revolutionair proces kan slagen, ondanks hardnekkige tegenstand van het imperialisme. Een tweede gegeven van het Cubaanse volk is voor mij de oprechtheid van zijn internationale solidariteit. Vele Cubanen voelen zich werkelijkverbonden met volken die in onderdrukking leven en zijn bereid grote offers te brengen in de strijd tegen die onderdukking, zoals de soldaat in Angola of de honderden onderwijzers, onderwijzeressen en artsen in Nicaragua. Je kunt je afvragen waar die solidariteitvandaan komt. Ikdenk dat het onderwijssysteem grote invloed heeft en dat voorts de eigen ervaringen van strijd tegen de onderdrukking de basis vormen van veel solidariteit. Juist Cubanen konden onze woede over een ekonomische boycotvan Nicaraguadoor de Verenigde Staten zo goed delen, omdatzij daar zelf al jaren onder lijden. Juist Cubanen konden onze angst voor een luchtaanval opManaguazogoed begrijpen, omdatzij zelf al jaren met die angst leven. Het is hoopvol dat het Cubaanse volk aan die angst nietkapotgegaan is. Integendeel. Ineke Bakker

vu-Magazine 14 (1985) 1 januari 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 12

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's