GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 22

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 22

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

dood dat de inhoud van zijn gedichten slapende honden - in casu rechters, overheidsdienaren en psychiaters - zou wekken. ("Als ze me in 't Gesticht douwen ben ik de dupe!") En hij schroomde niet om passages te schrappen of te herschrijven waarvan hij vermoedde dat ze daartoe ook maar de geringste aanleiding zouden kunnen geven. Zelfs ging hij zover betrokkenen te raadplegen om vervolgens hun wensen voetstoots in te willigen. De persoon van L.H. Fontein, directeur van de Rekkense inrichtingen waar Achterberg, tijdens zijn lange lijdensweg als terbeschikkinggestelde, tussen '41 en '44 verbleef, inspireerde de dichter tot het vers Directeur.

Vanmorgen heb Ik hem zien fietsen door de lanen. Zijn bril flikkerde In de zon. Er schoot een scherpte door mijn Ingewanden, omdat hij mij gevangen houden kan zolang hij wlf want duizend wegen lelden naar Rome, één verkeerd gekozen woord staat nog dezelfde avond In 't rapport en blijft bewaard tot aan het eind der tijden. Onmacht en rechtloosheld ontbinden de ziel, die langzaam onpersoonlijk wordt. Zo zal ze beter passen In het blinde systeem van kaarten, dat zijn tafel torst.

Achterberg en de jong-pr In 1939 schreef de vooraanstaande protestantschristelijke literator K.H. Heeroma in zijn 'Reünie van jong-protestantse dichters' aldus over Achterberg: "Ik sta wat vreemd tegenover hem. Zijn naam is als een verdwaalde, uit zijn verband gerukte versregel voor me, die ik maar half begrijp en die me toch niet uit de gedachte wil. 'Van poëzie bezeten, door demonen besprongen', zo noemt hij zelf de woorden die uit zijn vereenzaamd hart dringen naar de vorm die hen bewaren moet." Achterberg bleek nochtans opgenomen in de bloemlezing van deze 'Reünie'. Het betekende een ommekeer in het denken van Heeroma over deze dichter, vergeleken althans met wat hij zes jaar eerder had geschreven in zijn beruchte bloemlezing Het derde Réveil. Toen had hij Achterberg en enkele anderen dichters die met enige regelmaat in Opwaartsche Wegen publiceerden, "de verantwoordelikheid van dit Kristelik dichterschap nog willen besparen." Want, zo schreef de bloemlezer nog in '33, "De liefde kan niet van één kant komen en een dichter, die door de gemeente herkend wil worden, moet dit dan ook maar eens duidelik laten merken." De omslag in het oordeel van Heeroma zal Achterberg, die zich voortdurend verre hield van kliekvorming en ongevraagd verstrekte voorschriften hóe te dichten om het predikaat 'christelijk' te verwerven, om het even zijn geweest, Dergelijke tot een niet-bestaande collectiviteit gerichte oprispingen liepen Achterberg als regendruppels langs de oliejas. Het leek hem eigenlijk van geen belang in welk tijdschrift of orgaan zijn verzen verschenen, als ze maar gepubliceerd werden. Het betrekkelijk geringe deel van het protestants-christelijk volksdeel dat Opwaartsche Wegen las, was überhaupt niet gecharmeerd van de experimentele verskunst van Achterberg. Zo stuitte bijvoorbeeld het vroege gedicht Mls-

geboorte, waaruit Heeroma in zijn 'Reünie' citeerde, zacht gezegd op onbegrip: Van poëzie bezeten,/ door demonen besprongen,/ rotten de woorden/ bij hun geboorte,/ en liederen worden aas voor de honden. Aas? Honden? Gesticht bliefde men te worden; anders niet! Groter opwinding nog veroorzaakte publikatie in Opwaartsche Wegen van Achterbergs tweeledige gedicht f^oeder, met de kennelijk aanstootgevende beginregel !\/Hjn moeder is een grijze vrijdagmorgen. In een volgende aflevering van het letterkundig tijdschrift moest eindredacteur Roei Houwink alle denkbare en ondenkbare argumenten uit de kast trekken om in een ruim drie pagina's tellend 'redactioneel' de poëtische visie van Achterberg op de moederfiguur te verdedigen. Waar sprake is van enige annexatiedrift van het protestantse deel van letterminnend Nederland jegens 'hun' dichters, is deze dan ook veelal van later datum; dat geldt overigens niet alleen Gerrit Achterberg maar ook een in eerste instantie 'verstoten' dichter als De Mérode. Als smalle basis voor het verlangen hem dan toch maar tot 'de onzen' te rekenen geldt, m het geval Achterberg, meestal de na-oorlogse bundel En Jezus schreef in 't zand waarin slechts een achttiental gedichten die een zekere 'christelijke thematiek' gemeen hebben, zijn ondergebracht. Niettemin rekende, begin jaren vijftig, de protestantse literairessayist C. Rijnsdorp Achterberg nog tot degenen die de groep rond Opwaartsche Wegen "een bepaalde trek heeft verleend". Dat de vraag of Achterberg al dan niet 'christelijk dichter' mocht heten, ten diepste onzinnig is, vindt een bevestiging in de visie van zijn ontdekker, stimulator en aanvankelijk begeleider Roel Houwink. Deze dichter, prozaïst, en eindredacteur van Opwaartsche Wegen in de jaren dertig, was degene die in zekere zin verantwoordelijk

VU-MAGAZINE—JANUARI 1989

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 22

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's