Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 54
54
KOLONIALE QUAESTIE.
Ook bekende
dunkt
vraag mag,
die
van
interpellatie
van Vollenlioven heeft
Messchert
heer
den
de toenmalige Minister van Koloniën ons verklaard oorlog
de
eer
over,
men
waaruit
volgd,
uit
is.
Daarop
Immers voor de
gesteld worden.
mij,
Ik leg geen stukken
:
de overlegging der stukken ge-
is
men
dus de conclusie mocht trekken, dat
de phase
van oorlog achter zich had. De toenmalige Minister van Koloniën heeft van den heer Messchert van Vollenhoven dan dit bij de interpellatie
ook toegegeven, andere
phase
Er kon
ingetreden.
nog wel sprake
van contracten, maar niet meer, gelijk
De Troonrede van gaf
er
werd
op hetzelfde standpunt
zich
Nu
bestempelen
kan men
Immers
het
Neder-
den wederstand van oorlogvoerende partijen
wederstand
als
maar
wapenen,
onze
tegen
Gezag toch ontstaat
verzet tegen ons gezag.
aanvaard
gesproken van „ivcdersiand tegen
dit staatsstuk
in
landsch gezag"".
In
ihans een
is
van het sluiten
oorlogstoestand van vrede
bi]
plaatste
jaar
dit
zijn
evenzeer te onderstellen, dat de oorlog geëindigd was.
en
wel
men
ronde woorden verklaard:
met
en
niet als
eerst, als de souvereiniteit
is.
strijd
nu hiermede heeft deze Minister van Koloniën
ting van 7
November
een oorlog,
die
de zit-
in
verklaard: ^Wij bevinden ons nog midden
jl.
gedurende een zeer langen
nog
wellicht
tijd
in
van
vele
de beste krachten van Nederland eischen zal."
Weerspreekt het een het ander
Een
niet'?
wensch
Ik
vraag.
Kabinet
dit
Stelt
dal
derde
ze
formuleeren:
te
verklaring van het vorige Ministerie,
zich solidair met de
reeds uil de publiek gemaakte stukken de oorlog gerechtvaardigd
En, indien
achten?
het gedoogt
mag
Ik
Koloniën
is
dan van
toch
Kabinet, zoodra
hem
kunnen treden
hem
tot
Vooral
bij
Welke
dat
hij
naar luid van een
,
beweegredenen
in eenige retrospectieve beschou-
gerichte vragen.
deze vraag geldt het een zaak
anderen
in
,
midden.
Van
Voorzooveel
met de
Lijnden
mijzelven
ernst
die mij volle
is.
de quaestie van Atjeh tot het
van oppositie tegen het vorige Kabinet hebben geleid
voorwaardelijk
heer
,
afgelegde verklaring, alleen ter oorzake van mindere
wing, in antwoord op de
het
duur van den oorlog
eigen leven zoo kort of den
opportuniteit nooit zou
voeren
die de natie
,
vormen van een zelfstandig oordeel?
met Atjeh zoo eindeloos lang zou schatten vroeger door
's
hopen
te
te
is
lands belang
aannemen, dat de tegenwoordige Minister van
niet
zijn
dit
nadere gegevens
van
stellen tot het
hetzij
,
niet,
overlegging
,
kunnen
in staat
in
voege
in dezer
aangaat,
van Sandenburg, die nog
bij
de
lid
laat
ik
on-
uit Tiel,
den
vereenig
verklaring van het toenmalig
,
ik mij
laatste interpellatie
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
![Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 54](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/eenige-kameradviezen-uit-de-jaren-1874-en-1875/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's