GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Acta van het Zending-Congres - pagina 124

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Acta van het Zending-Congres - pagina 124

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

.

106

ware voortgegaan en op hun gelegde gronden gebouwd." .Niemand meene toch," voegt H. ,

Velse

hieraan toe, „dat de door Paulus, 11 25, 26 voorspelde ingang van de volheid der Heidenen op eene onmiddelbare, miraculeuze wijze behoeft te komen. Neen, de volheid zal ingaan langs denzelfden weg en door dezelfde middelen, waardoor de eerstelingen ten tijde der Apostelen ingekomen zijn. En dat waren al even zulke middelen, als welke zich nu meer (De bekende Francke schreef in zijn tijd, dat ,,de Hollanders zich de bekeering der Heidenen in het tegenwoordige

Rom.

:

meer dan voorheen aangelegen

lieten zijn")

dan

de tusschen beide verloopen eeuwen komen op te doen. In de H. S. des N. T. met opmerkzaamheid acht gevende op de middelen van zoo een snelle gezegende en wijdluftige bekeering der Heidenen, gelijk toenmaals is gezien, vinde ik o. a. deze 4 voornaamste: I. ,, IJver van menschen, die hunne zielen hebben overgegeven voor den naam onzes Heeren Jezus Christus (Hand. 15 26), uitgaande voor Zijnen naam en niets nemende van de Heidenen, (3 Joh. vs. 7). II. Gewilligheid van machtigen, om trouwelijk aan deze broederen geleide te doen, gelijk het Gode waardig is, en, om de zoodanigen als volgens schuldigen plicht te ontvangen, teneinde dus medearbeiders te mogen worden van de waarheid, (3 Joh. vs. 5 8.) III. Blijmoedigheid voorts van de Heidenen zelveu over het aankomen van zulke predikers, gepaard in die Heidenen met een zoeken om 't Woord Gods te hooren. IV. De vertaling te dien einde van dat Woord in een of meer alom bekende talen wel en trouw." in

:

.

Wat

dit

Bijbels in de

laatste

betreft,

de

vertaling

des

Maleitsche taal verscheen eerst te Amsterdam in Latijnsche karakters, die echter bij de Inlanders niet bekend waren. In 1728 begon echter de latere Hoogleeraar H. G. Werndley eene overzetting van den Bijbel in 't Maleitsch, in Aziatische letter, waarna hij naar Nederland overkwam, om tegenwoordig te zijn bij het drukken er van (1730—1733). Hierbij kwam omstreeks denzelfden tijd nog eene Portugeesche en eene Malabaarsche Bijbelvertaling. Behalve den Bijbel werden er traktaten en preken ter vespreiding gewenscht door de predikers des Woords, en daaraan heeft het ook niet geheel ontbroken. Eindelijk wenschten de leeraren den steun der overheden, wat hun van sommigen niet onthouden is,

zoo

was:

o.

a.

van Baron von Imhoff, wiens devies

„Eerst de religie, dan de politie,

dan de negotie", 't Was meestal

van Cloon en». ook de wensch

van de Heeren XVII, dat de dienaren des Woords de eere, die hun toekwam, ontvingen. Desniettegenstaande waren de meeste ambtenaren en overheden der waarheid vijandig, waaruit vaak oueere en minachting voor de dienaren des Woords is gevloeid. De Heer H. Velse deelt ook noc ^ in zijn bekend werk de middelen mede, die een onbekend geleerde in die dagen uitgaf ,,tot voortplanting des Christendoms in O. I." Kortelijk komen ze hierop neer: Ie kennis van talen; 2e verbreiding des Christendoms door schrift (leesbaar d. i. gedrukt met eene letter aan elke taal eigen) en door de levende stem .

-

.

(van predikanten, proponenten, krankbezoekers, en schoolmeesters). zulke

Om

catechiseerders

mannen

te krijgen,

die

der

tale

kundig

zijn,

noodig uit boeken (spraakkunst, woordenboeken, schrijvers) en door goede meesters in Seminaria of in publieke lessen van professoren. ,, Studenten alhier in Seminaries voor Indië aangekweekt, moesten in ons land onberoepelijkzijn, of tenminste bij beroep de onkosten, aan hen gedaan, vergoeden doch, hun tijd in Indië uitgediend hebbende, anderen voorgetrokken worden." ,,Alle predikanten, naar Indië gaande, moeten belooven zich in 'taanleeren der Indische talen te benaarstigen volgens Synodale resolutiën. De ijverigsten dan mogen ook wat boven anderen beloond en de traagsten niet bevorderd worden." De predikanten werden in hunnen arbeid onder de Heidenen bijgestaan door Inlandsche proponenten, wier eigenlijke taak was om ,,met prediken en catechiseeren de oorspronkelijke bewoners des lands te onderwijzen en te stichten." Zij kwamen van de Indische Seminariën en werden niet naar de Nederlanden gezonden. Op hunnen is

er onderwijs

;

veel te roemen geweest, evenmin op hunne bekwaamheid. Na de Inlandijver is meestal niet

sche proponenten vermelden wij de Nederlandsche krankbezoekers, onder welke zeer goede arbeiders ziju geweest, maar niet minder anderen, die niet bekwaam waren tot den post, dien zij De Kerken waren niet bijzonder bekleedden. op hen gesteld. AVeinig viel ook te prijzen van de catechiseermeesters. Ten minste de Inlandschen waren ,, veeltijds afgodische, dronken, gierige menschen en de weinigen, die deugdzaam waren, meestal botterikken."

Zoo arbeidde de Kerk onder de Heidenen en met haar ging hand aan hand de school, buiten wie de eerste niets kon. Nauwelijks had dan

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's

Acta van het Zending-Congres - pagina 124

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's