Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 213
ELECTORALE QÜAESÏIE.
213
elke groep in de maatschappij, die door het bestaande stelsel den krachtigsten
uitoefent op de wetgevende macht, ook de bevoegdheid,
invloed
neiging
de
om
heeft,
bate te exploiteeren
^)
geheel de macht van het Staatsbestmir
zijn,
om
den Staat weer die genoegzame zelfstandigheid
hem
tot
een schild voor de bedreigde minderheden kan doen
men
In 1848 kon
te
dit
nog
Men
niet inzien.
te
hergeven, die zijn.
Is
beweren,
dat
het
niet
strijd te
geen
echter
dit
iemand thans nog
zal
stembus het zoeken naar Vertrauensmdnnei', en van vertegenwoordigers onzer beginselen, ik zeg
maar toch de leidende gedachte
niet afdoende beslist,
Ons constitutioneel is,
poli-
onze
bij
candideeren
belichaamd
En
gebleken?
illusie
nog
vleide zich destijds
kunnen mijden en Verlrauensmminer^ geen tieke mannen, naar de Staten-Greneraal te kunnen zenden. den politieken
haren
en dat derhalve ons streven er op moet gericht
;
men
zoodra
denkbeeld van de
duïteil,
den politieken
er
van een
is?
bovendien, gelijk dit in onze kieswet
stelsel steunt
strijd
strijd in
toelaat,
op het
tusschen twee staatkundige partijen.
Zoolang er dus ook ten onzent slechts twee politieke partijen bestonden,
was er,
met ons
er
vragen?
burgerrecht
verbroken
partijen,
houdbaar meer
kan wij
zijn
Sluit
;
En
is ?
het
feit,
doch wat nu vijf,
te doen,
nu
straks zes partijen
om
dat de duïteit, de tweeheid van de
niet vanzelf in zich, dat het
is,
tegenwoordig
stelsel niet
het niet reeds daaruit blijkbaar, dat er geen sprake
is
van een voorbijgaande ongesteldheid in ons politiek leven, maar dat
metterdaad ontgroeid Bij
het
de
te
niet
zijn
der
stellen
en
Voorzitter,
van
komen
kiesstelsel verder te
van de oude twee, reeds vier of
in plaats
aan het
quaestie
stelsel,
waarin wij ons dusver bewogen?
wensch
ik het te laten, Mijnheer de
zelfs niet in
treden,
een vluchtige uiteenzettina*
bekende nieuwe methoden, waardoor de verkeerdheden van ons Ik onthoud mij hiervan, wijl ik stelsel zouden vervallen.
tegenwoordig niet geloof,
aan
toe
treden.
middelen
dat of het Grouvernement
zijn,
Bleek
van
om
in
dit
breede
Kamer
op
er
dit
oogenblik
over deze quaestie te
wel het geval, dan zou ik ook mijnerzijds gaarne de
redres
bespreken.
Thans
dat de Regeering, mijns inziens, drie
nu de Grondwetsherziening, minder sympathie
of de
gedachtenwisseling
zal
volsta ik met wegen openstaan ;
waarvoor ik vermoed, dat
bestaan,
maar geheel
er
op
drie bij
te wijzen,
wegen,
om
de Regeering
terzijde te laten.
Die in der Gescljiclite herrschenden Klassen bemachtigen sich des Staatswillens 1) dnrch die Verfassung, der Au?füliruiig des Staatswillens durch die Verwaltung. Sie bilden sich, sobald diess geschehen, durch die Rechtsprechung iind die Gezetzgebung eine Gesammtbürgschaft zur beruht.
Der
ausschliesslichen
Rechtstaat, § 8.
Behauptung de?
Bezitzes,
auf
welchen
ihre
Hcrrschaft
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
![Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 213](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/eenige-kameradviezen-uit-de-jaren-1874-en-1875/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's