De band des verbonds - pagina 257

DE OPENBARING DER BEKEERING.

253

VI.

DE OPENBARING DER BEKEERING. Ik haat de valschheid, en heb er eenen gru-

wel van

:

maar

Uwe Wet

heb ik

Ps. 119

:

lief.

163.

Thans komen we ook met dit stuk van de leer des heils slot. We hebben gezien, in de beide laatste artikelen, dat de bekeering zeer zeker een werk Gods is in den wedergeborene, maar altijd zóó, dat de zelfwerkzaamheid der ziel daarbij geprikkeld wordt, en dat van valsche aan ons

lijdelijkheid daarbij

geen sprake

In ons slot-artikel wenschen

mag

zijn.

we nog

te

spreken over de

Gods werk in een die bekeerd wordt èn of, om het nog eens anders uit te drukken,

uitwerking van zich

bekeert,

een die tot bekeering gebracht wordt èn tot bekeering komt. Daarop wijst het tekstwoord, ditmaal als Schriftwoord hierboven geplaatst: „Ik haat de valschheid, en heb er een gruwel van; maar Wet heb ik lief." Onze oude Vaderen schreven, dat de voornaamste „daden in

Uwe

der

bekeering"

drie in getal zijn, namelijk: kennis, droef-

heid en haat.

Met de kennis, als factor der bekeering, bedoelden zij de kennis der zonden. Iemand kan niet tot bekeering komen, of hij moet weten dat hij gezondigd heeft en waarin zijne zonden gelegen zijn. Daarbij werd dan verwezen naar Jeremia 19: „Nadat ik mij zelven ben hekend gemaakt, \i^\^o^ 31 de heup geklopt." Ook wel werd aangehaald Jeremia 3 13 :

:

„Alleen, ken

uwe

uwen God hebt Zulks

ligt

ongerechtigheid, dat

tegen den

:

HEERE

overtreden."

trouwens

omkeeren op

gij

zijn

in

weg,

den aard der zaak. Hoe zal iemand zich als hij

niet eerst klaarlij k inziet dat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen