GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DOLERENDE KERKEN HONDERD JAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DOLERENDE KERKEN HONDERD JAAR

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De doleantie van 1886 is honderd jaar later met veel minder ophef herdacht dan in 1984 de afscheiding, althans wat betreft manifestaties en publikaties op landelijk niveau. Daarvoor laten zich wel bepaalde oorzaken aanwijzen. Hoe dit zij, op lokaal niveau hebben heel wat Gereformeerde Kerken met de nodige publiciteit onlangs hun honderdjarig bestaan herdacht. Op tal van plaatsen was de viering van dit eeuwfeest aanleiding om de geschiedenis van de eigen kerk te beschrijven. De titels Van de gepubliceerde gedenkboeken worden zoveel als mogelijk is opgenomen in de rubriek "Nieuwe literatuur" van ons blad. Van het twaalftal gedenkboeken dat de redactie van DNK ter recensie toegezonden kreeg, wil ik in dit artikel enkele impressies geven (elke uitgave afzonderlijk te bespreken is vanwege de beperkte ruimte in ons blad helaas niet mogelijk). Ik moet hierbij vooropstellen dat ik me beperk tot de voor DNK relevante periode en dus de twintigste eeuw, d.i. het grootste deel van de stof, nagenoeg buiten beschouwing blijft.

In deze boeken maken we kennis met gemeenten van zeer verschillende omvang, alle gelegen in het midden des lands (Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland), ontstaan in 1887, nadat zich in de grote steden en enkele kleinere plaatsen al dolerende kerken hadden gevormd. In deze twaalf gedenkboeken horen we welbeschouwd maar weinig van echte kwesties die ter plaatse tot doleren aanleiding hadden kunnen geven. In Dieren was er een attestenkwestie, die leidde tot de schorsing van de pastor loei, J.C. van Schelven. Met zijn broer, de predikant van Oude en Nieuwe Wetering C.L.F. van Schelven, en diens kerkeraad kreeg het classicaal bestuur van Leiden het aan de stok om een soort van visitatie. Een argeloze lezer zou vandaag kunnen denken, dat met enige goede wil deze en dergelijke zaken door de lokale hervormde gemeenten zelf wel geregeld hadden kunnen worden. En wellicht hébben de verschillende colleges die met dolerenden te maken kregen, ook wel gedacht, dat hun maatregelen degenen die "door partijdrift vervoerd" en "misleid" waren (zoals het in Silvolde heette), terecht zouden kunnen brengen. Doleren heeft soms iets van een schimmenspel, tot men bemerkt dat de lokale acties in een landelijk ver-

band staan. Men bestreed niet zozeer lokale misstanden, het gold de synodale hiërarchie. De dolerenden blijken het "Tractaat van de reformatie der kerken" van Kuyper goed te kennen en hebben de parolen uit Amsterdam ter harte genomen. Onze auteurs wijzen dan ook terecht op de leiding die Kuyper en de zijnen hebben gegeven. Toch mis ik over het algemeen concrete aanwijzijngen hoe van de centra van de actie de verbinding naar de rest van het land in feite is geweest. Het deelnemen aan het Kerkelijk Congres van januari 1887 wordt voor De Bilt, Mijdrecht, Oude en Nieuwe Wetering en Veenendaal gememoreerd.

Als er geen melding wordt gemaakt van onenigheden ter plaatse, hoe is dan het plan tot doleren op zeker moment ontstaan? Hoe kon het gebeuren dat op 7 maart 1887 in het kleine Waarder (de hervormde gemeente was toen vakant) de gehele kerkeraad en bloc het besluit tot afwerping van het synodale juk heeft genomen? Op bepaalde momenten kan de mening van iemand met leidinggevende capaciteiten de doorslag geven. Zo hebben de genoemde gebroeders Van Schelven praktisch hun gehele kerkeraad "meegekregen" in Dieren en Oude en Nieuwe Wetering, zoals het ook gebeurde o.l.v. ds. J.J. Westerbeek van Eerten te Mijdrecht en ds. E. Eisma te Bennekom. Elders blijft de doleantie beperkt van omvang. We lezen hoe in De Bilt, Silvolde, Veenendaal en Woerden telkens een groepje "bezwaarden" zich tot de kerkeraad richtte met het dringende verzoek "de reformatie ter hand te nemen" en wanneer hieraan geen gevolg gegeven werd, met medewerking van een dolerend predikant van elders "krachtens het ambt der gelovigen" zich als kerkeraad constitueerde van een Nederduits Gereformeerde Kerk, het reglement van 1816 ter zijde stellend en de Dordtse kerkorde aanvaardend. Vervolgens kregen de lokale overheden daarvan bericht, maar ook de koning. Alles volgens het boekje. Toch zou men achter dit unifomie optreden der dolerenden de feitelijk doorslaggevende motieven, die ook waarschijnlijk persoonlijk gekleurd geweest zullen zijn, nader hebben willen leren kennen. Maar bij gebrek aan materiaal moet het vaak bij vermoedens blijven. Van De Bilt ontbreken tot 1901 de kerkeraadsnotulen, constateert Schneider, die blijkens het vervolg van zijn boek de kunst verstaat de moeilijkste kwesties evenwichtig te behandelen, maar aldus voor de ontstaanstijd van deze kerk noodgedwongen maar weinig kan bieden. Aan de wieg van Bleiswijks dolerende kerk stond een aantal broeders, die ais "Vrienden der waarheid" al jarenlang bij elkaar plachten te komen in een eigen

gebouw (de voormalige remonstrantse kerk) waar voortaan de dolerende diensten werden gehouden. Ook in Oude en Nieuwe Wetering wordt van een afdeling "Vrienden der waarheid" melding gemaakt; ds. Van Schelven onderhield met hen contacten. Hoe in Mijdrecht de doleantie slechts met "grote innerlijke spanning en worsteling bij verschillende broeders" zich kon voltrekken, beschrijft ons Haitsma met vele citaten uit de kerkeraadsnotulen; wordt de lezer door de grote uitvoerigheid van Haitsma's werk wel eens vermoeid, hier kan me het verhaal niet uitvoerig genoeg zijn.

Van de bekende voortrekkers is het in de hier besproken literatuur vooral F.P.L.C. van Lingen, die als organisator van de doleantiebeweging op het toneel verschijnt, nl. in enkele Betuwse gemeenten (thans de streekgemeente Midden-Betuwe) en Culemborg.

Tornga memoreert, hoe Van Lingen naast zijn functie van directeur en rector van het gymnasium te Zetten zijn krachten wijdde aan de opbouw van diverse Nederduits gereformeerde kerkjes tot zijn overgang naar de Chr. Geref. Kerk. Er waren immers in het begin te weinig predikanten. En ook waren de gemeenten dikwijls niet bij machte een eigen predikant te beroepen. Zo gingen in vele plaatsen oefenaars voor. Samenwerking met chr. gereformeerden kwam meestal maar aarzelend op gang, althans zo is mijn indruk.

Van de leden der pas geïnstitueerde kerken werd begrijpelijkerwijs veel gevraagd. Eens te meer mag men aannemen dat de drang om tot actie over te gaan uit echte overtuiging geboren was. De consequenties waren niet gering. De offervaardigheid was in vele plaatsen zo groot, dat spoedig tot de bouw van eigen kerkjes kon worden overgegaan, in het vervolg ook van een pastorie en soms een chr. school annex. De meeste auteurs geven van deze bouwactiviteiten nauwkeurige verslagen.

Over het algemeen heeft in de hier bedoelde plaatsen de doleantie niet geleid tot botsingen en handtastelijkheden. De zaken werden meestal per brief afgedaan, wat de goederen betreft uiteraard niet zonder de uitspraak van de rechter. De plaatsen waar spectaculaire conflicten ontstonden, waren al bekend uit Rullmanns publikaties (Bennekom, Dieren en Oude en Nieuwe Wetering). Maar hoe zich het doleantieproces ook voltrok, in de vaderlandse kerk was een breuk ontstaan die voor de dolerende partij definitief was en die in de maar kleinschalige samenleving van stadjes en dorpen al spoedig duchtig te voelen was. Naar mijn besef hadden onze auteurs dit aspect van het verleden van hun kerk over het algemeen meer nadruk kunnen verlenen. Soms staan aan dezelfde straat de hervorm-

de en de dolerende kerk, zoals in Bleiswijk, wat men ziet zodra men de Dorpsstraat doorloopt, maar wat men uit het Bleiswijkse gedenkboekje niet te weten komt.

Wel veel aandacht krijgt in elk van deze publikaties het gereformeerde verenigingsleven, zoals ook al kon worden gesignaleerd bij de in 1984 en daarna uitgekomen geschriften. De M.V.'s en de J.V.'s hóren er eenvoudig bij. Men mag hierbij bedenken, dat deelnemen aan neutrale organisaties op bezwaren stuitte. Het isolement leerde op eigen benen staan, maar dat er behalve kracht ook zwakheid in school, wordt men zich bewust, als men zich afvraagt, wat uit dit dozijn kerkgeschiedenissen nu cultureel of artistiek vermeldenswaard is. Men begon zich met ijver te bewegen op het terrein van de christelijke politiek en het christelijke onderwijs - en dit zal in de twintigste eeuw nog toenemen - , maar meed vooralsnog schouwburg en concertzaal. Voor de geschiedenis van de. emancipatie van het gereformeerde volksdeel bevatten deze gedenkboeken prachtig materiaal.

In het kerkelijk en geestelijk leven der hier beschreven dolerenden valt de grote homogeniteit op. Van een ingrijpend leergeschil is in de eerste decennia nergens sprake. In Veenendaal moet het bevindelijke geloofstype een sterke zuigkracht hebben gehad; hier gaat ds. W. den Hengst na 19 jaar de Geref. Kerk te hebben gediend in 1913 over tot de Geref. Gemeente. Het Veenendaalse gedenkboek schrijft er helaas maar summier over. Homogeniteit in levenstucht werd al evenzeer nagestreefd. "Het behoeft geen verwondering dat de dolerenden, eenmaal 'eigen baas', de touwtjes al snel flink aantrokken" (Heitink). In de meeste van de voor ons liggende publikaties kan men saillante voorbeelden vinden hoe de kerkeraden de tucht over handel en wandel der leden oefenden. Het uitvoerigst is hierin wel Mijdrechts chroniqueur. Een tuchtzaak uit 1892 betreffende "een broeder die verbintenis zocht met een vrouw die gescheiden levend van haar man niet wettelijk gescheiden was", beslaat maar liefst drie bladzijden. "Wat een moeilijke zaak is dit geweest!", concludeert de auteur om zich vervolgens "nog een moeilijk geval" te wijden - namen worden overigens niet genoemd - . De nazaten kunnen over het algemeen wel begrip opbrengen voor het wetticisme van de "Founding Fathers": "Het is bepaald onkies en getuigt van een verregaande bekrompenheid wanneer men vandaag de dag hierover de schouders ophaalt" (G. den Hartogh H. Fzn.).

Met het bovenstaande is gepoogd te wijzen op die elementen in

deze gedenkboeken die de plaatselijke geschiedenis voor een bredere kring van belang doen zijn dan alleen voor de jubilerende kerk zelf. Maar eigenlijk doen we deze categorie van geschriften daarmee onrecht. Als het goed is functioneren ze allereerst voor de eigen kring. Dat aspect echter, waaraan direct de vraag is verbonden, of de plaatselijke geschiedenis correct is weergegeven en de plaatselijke geschiedbronnen kritisch gebruikt zijn, moest buiten beschouwing blijven. Ik wil wel opmerken dat de lectuur mij de indruk geeft dat op de meeste plaatsen aan archieven der kerken en verenigingen goede zorg besteed wordt. Dat de onderzoekers er naar eigen believen gebruik van konden maken, siert de eigenaars, die ook in de meeste gevallen het onderzoek op gang brachten of steunden. Zo maakt het resultaat van al het werk, bijna steeds door amateurs gedaan, eveneens een verzorgde indruk. De doleantie was een zaak van orde, zo ook • naar blijkt - haar geschiedschrijving.

Ging het overigens in de doleantie niet om meer dan het ordelijk opbouwen van het gereformeerd kerkelijke leven? Kwam al die bedrijvigheid die onze auteurs zo keurig hebben vastgelegd niet voort uit het verlangen naar gemeenschap met Christus als Heiland en Heer der Kerk? Het doleren, het klagen, was niet alleen om de goederen, maar vooral om het onrecht dat Christus werd aangedaan in een kerkgenootschap dat de loochenaars van Christus' godheid hun gang liet gaan. In onze herdenkingsliteratuur wordt dit aspect niet verzwegen, maar uitgewerkt wordt het zelden. Na honderd jaar is het - zeker op die plaatsen waar het proces van "Samen op weg" vruchten gaat afwerpen (diverse auteurs kunnen daarop wijzen) - moeilijk zich van de felheid van de strijd in die doleantieperiode, een strijd die vooral als geloofsstrijd verstaan zal moeten worden, een beeld te vormen. Onze kerkhistorici zullen zoals ik in mijn eerste overzicht schreef, zeker hun voordeel doen met de vruchten van herdenkingsactiviteiten, maar het schrijven van een gedenkboek - blijkens de vele publikaties die er in dit genre over lokale kerkgeschiedenis nu verschijnen, een dankbare taak - is niet zonder grote risico's.

Lijst van de hierboven bedoelde uitgaven


1. C.A. Heitink, Van woelingen en samenspraak, (z.p.) (1987). 64 bldz. 111. (Uitg. Geref. Kerk te Bennckom). f. 10, --.

2. Chr.L. Schneider, De kleine kerk van De Bilt. 100 jaar Gereformeerde Kerk 1887 - 1987. Van Doleantie tot Samen op weg, (z.p.) (1987). 200 bldz. 111. (Uitg. Werkgroep 100 De Bilt) (verkrijgbaar a f. 33, - te storten op bankrekening 30.83.19.400 Rabobank De Bilt).

3. (Geref. Kerk Bleiswijk 1887 - 1987. Honderd jaar kerk in beweging), (z.p. en j.). (Bijdragen van P.G. Huser e.a.). 123 bldz. 111.

4. D. ten Broeke, B.A. Broerse, 100 jaar Gereformeerde Kerk Culemborg 1887 - 1987, Culemborg (z.j.). 72 bldz. 111. (Uitg. Geref. Kerk Culemborg). (verkrijgbaar a f. 15, -- te storten op giro 998119 van D. ten Broeke, Culemborg).

5. Gerbrand Kamerling, Honderd jaar gereformeerd kerkelijk leven in Dieren 1887 - 1987, (z.p. en j.). 100 bldz. 111. (Uitg. Geref. Kerk Dieren) (verkrijgbaar a f. 18, -- over te maken op giro 855300 t.n.v. G. de Vries, Dieren).

6. (J.S.M. Tornga, Van achterhuis tot voorhof. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk Streekgemeente Midden Betuwe 1887 - 1987 en van de Hervormde Gemeente Emmaiis 1974 - 198 7), (z.p. en j.). 60 bldz. 111. (Uitg. K.A.Z. Streekgemeente "Midden-Betuwe" Zetten), f. 12, 50.

7. J. Haitsma, 100 jaar Gereformeerde Kerk Mijdrecht, (z.p.) (1987). 328 bldz. 111. (a f. 39, 50 verkrijgbaar bij A. Esseboom, Agaat 19, Mijdrecht).

8. S. van der Heden (e.a.), Honderd jaar kerkgeluiden. Grepen uit de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Oude- en Nieuwe Wetering, (1987) (z.p.). 251 bldz. 111. (verkrijgbaar a f. 50, -- te storten op giro 305418 van C. Langhout, Oude Wetering).

9. M. Oenk (e.a.), Van geloven op de grens. Overwegingen bij het 100-jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk van Silvolde/Gendringen. Eindredactie G. den Hertogh HFzn., (z.p. en j.). 72 bldz. 111. f. 10, --.

10. Tot tijd en wijle ... 1887 - 1987. Een bloemlezing uit een eeuw Gereformeerd kerkelijk Veenendaal. (Samenstelling en redactie P.G. Doolaard), Aalten 1987. 179 bldz. 111. (verkrijgbaar a f. 20, ~ te storten op giro 240354 van de Geref. Kerk Veenendaal).

11. (J. Voskuil), Doleantie + 100 (1887 Waarder 1987), (z.p. en j.). 95 bldz. III. (a f. 13, 50 verkrijgbaar bij J. Voskuil, Kerkweg 1, Driebruggen).

12. (N. van Vliet e.a.), Van geslacht tot geslacht. 1887 - 1987. 100 jaar Gereformeerde Kerk van Woerden en Zegveld, (1987), (z.p.). 124 bldz. 111. (Uitg. Geref. Kerk Woerden) (verkrijgbaar a f. 15, -- bij B.C. van Wijck, Julianastraat 2, Woerden).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1988

DNK | 79 Pagina's

DOLERENDE KERKEN HONDERD JAAR

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1988

DNK | 79 Pagina's