GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Over kerk en samenleving.

Bekijk het origineel

Over kerk en samenleving.

Enkele opmerkingen bij de verschijning van Kuypers Commentatio 1

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

De verschijning van een geannoteerde editie van Kuypers Commentatio is een mijlpaal. Een mijlpaal niet alleen in het leven van twee onderzoekers die met de aanbieding van hun werk een periode afsluiten en bovendien met de ontsluiting van de Commentatio een kroon zetten op hun wetenschappelijk werk. Dat natuurlijk in de eerste plaats. Maar ik bedoel deze kwalificatie ook nog in ruimere zin. Het is een mijlpaal in theologie-historische zin, omdat een tot nog toe onbekend deel van Kuypers werk voor het voetlicht wordt gebracht. Uit dit werk blijkt hoezeer Kuypers initia hun context hebben in het debat dat op verschillend niveau in het midden van de 19e eeuw gevoerd werd over de plaats van de kerk in de samenleving. Het stukje dat met de verschijning van dit werk in de puzzel wordt gelegd is van grote waarde om de kerkelijke strijd in de 19e eeuw van een iets grotere afstand te bezien. Niet alleen op de maat van een Nederlands debat over kerk en samenleving, over hervormd en gereformeerd, maar op de schaal van Noord-Europa, waar kerk, staat en samenleving op zoek waren naar nieuwe verhoudingen. Tot nog toe kan men bij velen die actief betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland waarnemen dat men over de eigen geschiedenis alleen kan spreken in termen van een tegenstelling tussen een paar personen, bijvoorbeeld Gunning en Hoedemaker aan de ene kant en Kuyper aan de andere kant. De strijd die tussen deze personen is gevoerd, heeft diepe sporen getrokken in de herinnering die, lijkt het, van generatie op generatie vernieuwd werd. Men kan van een balkanisering van de Nederlandse kerkgeschiedenis spreken. Deze publicatie laat zien hoezeer al deze debatten niet meer en niet minder dan de exponenten zijn van de strijd om de vraag welke plaats de kerk in een veranderende, moderne samenleving moest innemen. Dat is niet alleen een vraag die in Nederland leefde, maar net zo goed in Duitsland en ze werd afhankelijk van plaats en omstandigheden beantwoord. Daarmee kom ik op het onderwerp van wat in de dogmatiek de leer van de kerk heet, de ecclesiologie.

Ook daarin vormt deze publicatie een mijlpaal. Ze illustreert hoezeer de ecclesiologie in de 19e eeuw op nieuwe wijze op de agenda komt en dan pas erkenning vindt als een zelfstandig thema. Was in de theologie van de reformatie de kerk zeker een punt, ze werd altijd toch behandeld als een bijkomend thema bij de sacramentsleer, bij de wijze waarop God zijn mensen regeerde. Bij Calvijn komt de kerk ter sprake onder de hulpmiddelen, samen met de overheid. Maar pas nu, in de loop van de 19e eeuw wordt de kerk een apart thema ten opzichte van overheid en samenleving.

Op nog andere manier is deze historische aandacht voor de periode, waarin de ecclesiologie zich tot apart thema begint uit te kristalliseren, van eminent belang. In de huidige systematische theologie, ook die van orthodoxe en evangelische zijde, zie ik een verschuiving optreden inzake de vraag naar de fundering van de theologie. De periode dat een absolute fundering werd gezocht in de bijbel los van een thematisering van de kerk lijkt voorbij. Wie wil vragen naar de grond van het christelijk geloof vraagt onmiddellijk naar de traditie, naar de geschiedenis waar de elementen van de omgang met God hun vorm kregen. Dat wil zeggen, men bevindt zich systematisch-theologisch onmiddellijk bij de vraag naar de kerk in haar historische uitbreiding.

II

De nieuwe thematisering van de kerk en de uitbreiding van de ecclesiologie is een gevolg van de differentiëring die de moderniteit met zich meebrengt. In hun inleiding hebben de bezorgers van deze uitgave, Vree en De Zwaan de geschiedenis in grote lijnen uiteengezet. Zij wijzen op de veranderende taakstelling van de Nederlandse Hervormde Kerk. In het begin van de 19e eeuw vormde ze als door de staat gecontroleerde kerk nog een minderheidskerk in een numeriek overwegend rooms-katholiek koninkrijk. De Nederlandse Hervormde Kerk kwam de functie toe de samenhang van het Koninkrijk der Nederlanden te dienen en er diende rekening gehouden te worden met minderheden. Na de afscheiding van België is deze kerk in één klap meerderheidskerk geworden. En verder is de kerk na de grondwettelijke scheiding van kerk en staat van 1848 in een strijd gewikkeld met die staat over competentiekwesties. Wie beheert de kerkelijke goederen, wie regelt armenzorg, hoe staat het met opvoeding en onderwijs? De vraag wordt acuut hoe dergelijke zaken van publiek belang geregeld zullen worden. En verder is daar de langzame afkalving en erosie van een standensamenleving. Rang, stand en komaf zijn nog altijd van groot belang. Maar de Franse revolutie met haar idealen van liberté, égalité en fraternité oefenen onmiskenbaar een invloed op overgeleverde hierarchische verhoudingen. In dit licht lees ik de Commentatio en lees ik de daarin vervatte ecclesiologie.

III

Het is uiterst boeiend om te zien bij wie Kuyper zich in zijn Commentatio aansluit. Hij mag dan zelf nog niet al te veel van Friedrich Schleiermacher hebben gelezen, hij weet er toch genoeg van om hem de prodromus te noemen van zijn eigen opvatting. In de vergelijking die hij maakt tussen het kerkbegrip van Calvijn en a Lasco gaat de voorkeur onverholen uit naar de laatste. A Lasco heeft tenminste begrepen wat als norm uit het evangelie valt af te lezen, namelijk dat de kerk naar haar wezen is: een societas fraterna, een broederlijke gemeenschap of moet ik zeggen genootschap. De kerk is een broederlijke, geestelijke, morele gemeenschap van vrije mensen. Calvijn wordt daarbij verwezen naar een oude tijd, die aan het verdwijnen is. Hij haalt het niet bij A Lasco. Bij Calvijn is de kerk een stichting van God, jazeker en Christus heeft ook wel wat met de kerk te maken, maar de kerk is toch primair de verzameling van uitverkorenen. Kuyper zet een pneumatologische benadering tegenover een meer antropologische en christologische bepaling van de kerk. De kerk is primair een gemeenschap van vrije mensen die als gemeenschap een stichting is van de Heilige Geest. Als ik het goed zie, ziet Kuyper deze gemeenschap en deze werking van de Heilige Geest als een werking die breed in de nieuwe gemeenschap van mensen aan het werk is. Hij schrijft dat God een nieuwe gemeenschap heeft gesticht, waar stap voor stap de duisternis verdwijnt, waar het allerhelderste licht van de waarheid gaat lichten en de disharmonie verdwijnt. In een beeld dat mij aan Calvijn deed herinneren, maar nu door de jonge Kuyper veel breder wordt gebruikt: ‘God druppelt op grond van zijn wezen dat uit liefde bestaat, de druppels van zijn geest in deze nieuwe gemeenschap opdat het beeld van God begint op te lichten ‘sed e Dei contra essentia, quae amore continetur in dies magis stillatim in genus humanum infunderetur, ut denique Dei in homine imago maiore vi sensim coeperet exsplendescere, neque id in iis tantum, qui huic sint societati socii adscripti, set ut totius orbis terrarum hominum multitudo ad veram tenderet en perveniret sanctitatem’. (290) Dat beeld licht niet alleen op bij hen die bij de kerk ingeschreven staan, maar breidt zich uit naar allen. Dat roept een vraag op: wat Kuyper hier over de kerk zegt, zegt hij dat alleen over de kerk als gemeenschap, of is het eigenlijk iets waarbij hij de samenleving op het oog heeft? De kerk als de plek waar de duisternis verdwijnt en de disharmonie oplost, is beeld van de samenleving. Het ideaal van de Verlichting, een mensheid die als gemeenschap in onderlinge samenhang bestaat, komt bij Kuyper aan het licht. We kunnen hier gemakkelijk de stem van Schleiermacher herkennen. Deze nieuwe mensengemeenschap zal zich niet uitbreiden met opgelegd gezag, ze zal gebruik maken van voorbeeld en zedelijke overtuigingskracht. (291)

IV

De invloed van Schleiermacher wordt nog op andere manier duidelijk. De eenheid van de kerk is primair de eenheid van de Geest van Jezus, de Geest van liefde die uit God is. De eenheid van de kerk is daarom niet gelegen in een eenheid van leer. Ook dat heeft A Lasco beter gezien dan Calvijn. Kuyper is glashelder in zijn voorkeur. De eenheid wordt niet gevormd door de school of de filosofie. In een lang citaat ontleend aan Hofstede de Groot, wordt de afkeer van leertucht, van leerdwang of een overheid die dwingt, met alle duidelijkheid neergelegd. Dit is geheel in overeenstemming met Schleiermacher. Bij Schleiermacher bestaat de religieuze ervaring in een individualiteitsbeleving, waarin het individu de eigen eindigheid ondergaat in het licht van het oneindige. Het is Anschauung und Gefühl des Unendlichen im Endlichen. Daarmee is een substraat en begeleidend moment van alle menselijke ervaring aangegeven dat onherleidbaar is. Die onherleidbaarheid leidt ertoe dat religie elke functionalisering te boven gaat en weerstaat. Religie mag niet een functie van moraal worden, niet een functie van een staat of samenleving, niet een functie van een bepaalde leer. Kenmerk van de individualiteitservaring is, dat daar zowel vrijheid als afhankelijkheid samengaan. Het vrijheidsideaal en gemeenschapsideaal dat in de Verlichting zo sterk werd, vindt in de theologie van Schleiermacher een theologische verantwoording. Bij Kuyper vindt dit alles zijn echo. Religie verbindt mensen wel aan elkaar. Ze zijn als individu vrij maar juist in hun individualiteit reiken ze uit naar de ander. De grote aandacht voor het algemeen priesterschap van de gelovigen is de theologische pendant van het ideaal van gelijkheid. En die Geselligkeit, die genootschappelijkheid is precies datgene wat zo kenmerkend is voor de kerk. En ik voeg eraan toe: dat geldt niet alleen voor de kerk, maar daarin gloort een ideaal voor de samenleving.

Dat wil zeggen, de ecclesiologie is hier niet ontvouwd omwille van zichzelf, maar krijgt sociaal-politieke betekenis. Er zit een programma in zonder dat de eigenheid van die kerk overigens wordt opgeheven. Schleiermacher valt niet op één lijn te zetten met Richard Rothe. Later zal Karl Barth in zijn Christengemeinde und Burgergemeinde nogmaals een dergelijke verhouding tekenen.

V

Ik maak een laatste opmerking over de ecclesiologie. Wat mij opvalt – en de bezorgers wijzen er ook op – is hoezeer het uiterlijke bij Kuyper toch het minderwaardige is. Het instituut, de sacramenten, het kerkelijk bestuur of de leiding is iets uitwendigs. De kerk is een geestelijke gemeenschap. Kuyper gebruikt in negatieve zin het woord iudaismus. Dat wil zeggen, men moet door de uitwendige dingen heendringen en daar niet aan vasthouden. Hij verwijt het Calvijn dat deze de deelname aan de uitwendige kerk zo belangrijk vindt en Kuyper vermoedt dat Calvijn nog een magische opvatting van het avondmaal heeft (312): ‘atque sacramentorum usui perperam vim tribuit aliquatenus certe magicam’. Ik vermoed dat Kuyper gelijk heeft dat er in dit opzicht tussen hem en Calvijn een groot verschil is. Hij blijkt als student van Scholten het levensbeschouwelijk dédain voor de uitwendige wereld te delen, zoals dat aan het hegeliaans idealisme eigen is. De religie met haar cultus beweegt zich nog in de wereld van het uitwendige, van de voorstelling, van de zintuigen. Het gaat erom om aan die voorstellingen voorbij te komen, en daar te vertoeven, waar het begrip heerst, de zuivere geest met haar inzicht en doorzicht. Het zijn deze tonen die Kuypers dogmatiek en in zijn latere logos-speculatie weer terugkomen. Het is opmerkelijk, en misschien ook veelzeggend dat Kuyper met Calvijn toch eigenlijk niet veel op heeft. Zijn voorkeur gaat in de Commentatio uit naar een christologische en pneumatologische visie op de kerk. Waarbij de kerk niet zozeer een minderheid is temidden van een vijandige samenleving, maar een broedplaats van de Geest die het geheim is van de nieuwe tijd. Kerk en moderniteit staan in nauwe en onverbrekelijke samenhang. Dat Kuyper een modern mens was, wisten we al. Hoezeer die idealen van vrijheid, gelijkheid en gemeenschappelijkheid hem in het bloed zaten, komt in deze publicatie nog eens in alle kracht naar voren.


1 Noot van de redactie: dit artikel is een weergave van de toespraak gehouden door C. van der Kooi bij gelegenheid van de presentatie op 11 oktober 2005 aan de Vrije Universiteit van: Jasper Vree en Johan Zwaan, Abraham Kuyper’s Commentatio (1860): The Young Kuyper about Calvin, a Lasco and the Church. i: Introduction, Annotations, Bibliography, and Indices. ii: Commentatio, 2 delen, Leiden, Brill 2005, i: xii, 256 pag., ii: 404 pag. isbn: 90 04149406, prijs: EUR. 149,00.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2006

DNK | 77 Pagina's

Over kerk en samenleving.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2006

DNK | 77 Pagina's