GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Europees protestants verzet in de Tweede Wereldoorlog1

Bekijk het origineel

Europees protestants verzet in de Tweede Wereldoorlog1

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bestaat er een protestants verzet in Europa in de Tweede Wereldoorlog?

Let wel, de vraag is dus niet of er verzet van protestanten bestaat. Dat is aan de hand van dit jaarboek Van kansel naar barak, over predikanten in gevangenschap en concentratiekamp, spoedig en duidelijk te beantwoorden. Mijn vraag is of er een of meerdere vormen van verzet hebben bestaan, die karakteristiek genoemd kan of kunnen worden voor het protestantisme; voor de godsdienst, voor de kerkorde en voor zijn cultuur. Ik kies voor het bezette Europa als veld van onderzoek en niet enkel voor het bezette Nederland. In deze Europese dimensie zijn er bij alle verscheidenheid twee hoofdstromen van het protestantisme aan te wijzen: het lutheranisme en het calvinisme. Ik sluit in deze korte voordracht dus andere varianten uit zoals bij voorbeeld de religie van de Getuigen van Jehova, een groep die juist om haar geloof door de nazi's is vervolgd.

Nog een opmerking vooraf: de keuze valt op protestants verzet. Verzet is één kant van het onderwerp. Er is in de Tweede Wereldoorlog ook sprake van protestantse collaboratie, maar dat blijft vandaag onbesproken.

Het lutheranisme is de dominante religie in de landen rondom de Oostzee; in (Noordelijk) Duitsland, in de Scandinavische landen en in de Baltische kuststaten. Deze zee, ook wel de Baltische genoemd, is daarom wel getypeerd als een ‘mare lutheranum’, een lutherse zee. De Latijnse uitdrukking is afkomstig van een van de beroemde lutheranen uit het Interbellum, de aartsbisschop van Uppsala, Nathan Söderblom. Lutherse kerken in de staten rondom de Oostzee zijn doorgaans staatskerken. In Duitsland was dat na 1918 niet meer het geval; de grondwet van de Republiek van Wei-mar kende voor het eerst in de Duitse geschiedenis een scheiding van kerk en staat. Maar de Duitse Evangelische Kerk was in haar organisatie wel nauw verbonden met de verschillende deelstaten,

7 de Länder. De Kerk in Duitsland was bovendien niet exclusief luthers. In sommige landsdelen overheerste het calvinisme, en onder meer in Pruisen bestond er een confessioneel gemengde vorm in een verenigde of Unions Kirche.

Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, met als consequentie de invoering van de totalitaire staat, heeft de Duitse Evangelische Kerk zich moeten beraden op haar positie in dat zogeheten nieuwe Duitsland. Zij kreeg te maken met de opkomst en groei van de beweging van ‘Duitse christenen’, voor wie het christelijk geloof kon worden vereenzelvigd met een Germaanse cultuur en die zich bij de nationale revolutie van het nationaal-socialisme wilden aansluiten als gold het een nieuwe verlossing in christelijke termen. De Evangelische Kerk kreeg onder invloed van de Duitse christenen en van de revolutionaire sfeer in 1933 een nieuwe eenheidsorganisatie opgelegd met een zogeheten ‘rijksbis-schop’ aan het hoofd.

Daartegen rees verzet. En de aard van de oppositie is naar mijn veronderstelling typerend voor het protestantisme. Dit verzet kreeg eigenlijk twee vormen. De eerste is de keuze voor de belijdenis als uitdrukking van een strijd om de zuiverheid van het christelijk geloof, tegen de germanisering van het christendom in. Op zondag 17 juli 1932, twee weken voor de Rijksdagverkiezingen en dus voorafgaand aan de eigenlijke Machtergreifung van Hitler, had in Altona, een stadsdeel van Hamburg, de sa een demonstratie georganiseerd, die was uitgelopen op een stadsoorlog tussen nationaal-socialisten en communisten waarbij 17 mensen waren gedood. De strijd speelde zich af voor de lutherse hoofdkerk van Altona, waar in diezelfde middag een dienst plaats vond. De predikanten van de Propstei (dekenaat) Altona hielden vervolgens op 21 juli een ‘Notgottesdienst’. Een half jaar later, op 11 januari 1933, stelden zij een belijdenis op die werd afgekondigd in het bijzijn van de sociaaldemocratische burgemeester Max Brauer, die voor deze gelegenheid zijn plaats in de lange tijd onbenut gebleven kerkelijke loge van de burgemeester had ingenomen.

In de belijdenis, geïnspireerd door een van de predikanten, Hans Asmussen, werd een gezuiverd kerkbegrip verwoord: de kerk is een schepping van het Woord van God. Zij moet vrij dat Woord spreken en is daarin van niemand onderdaan en van ieder dienaar. Wie van de verkondiging van de predikant verwacht, dat hij een bepaalde politieke of economische orde rechtvaardigt of de heldendood voor het vaderland als een gelukzalige daad verwoordt, verleidt hem tot een verloochening van Christus en zijn verlossing. Aan het einde van de belijdenis werd het verzetsrecht genoemd. De predikanten van Altona spraken uit dat zij geroepen zijn tot gehoorzaamheid aan de overheid. Indien deze evenwel handelt tegen het beste voor de stad, dan moet eenieder voor zichzelf vaststellen of het ogenblik gekomen is waarop men God meer dan de mensen zou moeten gehoorzamen.2

Deze belijdenis van een gezuiverd christelijk geloof in Altona is achteraf gezien een daad geweest van verstrekkende betekenis. Want voor een tweede keer werd zij uitgesproken in de kerk van Dahlem, een voorstad van Berlijn, op 2 juli 1933, een zondag waarop de ‘Duitse christenen’ overal een dankdienst hadden georganiseerd voor de komst van Hitler en een nieuwe orde in Duitsland. Drie predikanten, onder wie Martin Niemöller, gingen voor in een liturgie van boete en gebed; een bij uitstek religieuze vorm van protest.3 Op deze wijze wilden zij een contrapunt laten horen in een Germaans kerkelijke feestvreugde.

De tweede vorm van verzet zal de calvinisten onder u bekend in de oren klinken. Het was een synodaal verzet. In een aantal gereformeerde gemeenten, met name in het Rijnland, werden initiatieven genomen om te komen tot een synode, waarin de zuivere belijdenis richtsnoer zou zijn van een nieuwe kerkorde. Het was een protestants antwoord op de pogingen van staat en kerk om een kerkelijke eenheidsorganisatie te bewerkstelligen en een kerkelijk bestuur van bisschoppen te introduceren in de geest van het Führerprinzip, het leidersbeginsel. Een en ander werd gerealiseerd in de beroemd geworden Bekenntnissynode in de gereformeerde kerk van Barmen-Gemarke in het Wuppertal aan het eind van mei 1934. Gemeenten en predikanten vormden een belijdende kerk, een Bekennende Kirche, binnen het geheel van de Duitse Evangelische Kerk. Let wel: binnen de Kerk. De in Barmen uitgesproken belijdenis is een compromis van lutherse en calvinistische theologen en predikanten. De naam van de belangrijkste opsteller, Karl Barth, mag hier niet ontbreken.4

Een vergelijkbare vorm van kerkelijk verzet is te vinden in de geschiedenis van de Duitse bezetting van Noorwegen. In dat land was er een lutherse staatskerk. Zij werd vooral door toedoen van Quisling, de nationaal-socialistische minister-president, een religieus strijdtoneel. Quisling, zoon van een predikant, wilde in het kader van de nazi-heerschappij de Noorse kerk onderwerpen aan de totalitaire staat en het christelijk geloof mengen met een Germaanse ideologie. Hij vond een tegenstander van formaat op zijn weg, de bisschop van Oslo, Eivind Berggrav. Op diens initiatief kwamen de bisschoppen van de Noorse kerk op paaszondag 1942 met een document over de grondslag van de kerk, waarin ze uit protest collectief afstand namen van de staatkundige bevoogding en bescherming. Ze traden collectief uit de staatskerk en richten een eigen kerk in. Het grootste deel van de lutherse predikanten en kerkenraden volgde hen in deze stap. De regering Quisling bleef achter met een kerkelijke erfenis, die door enkele collaborerende lutherse geestelijken moest worden bewaard.

Bisschop Berggrav koos als uitgangspunt voor het door hem ontworpen document het onderscheid tussen de rechtvaardige en de onrechtvaardige staat.5 Hij beriep zich op Paulus’ brief aan de Romeinen en stelde dat iedere burger gehouden is de staat te gehoorzamen als gehoorzaamde hij God. Maar indien een staat Gods wet veracht, kan zij niet een rechtvaardig gezag vertegenwoordigen en dus ook niet verplichten tot gehoorzaamheid. In deze redenering kwam de lutheraan Berggrav de calvinistische opvatting van verzetsrecht nader. Maar de Noorse bisschop – en met hem de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer – formuleerde deze consequent vanuit de lutherse theologie. Het traditionele onderscheid tussen het geestelijke en het wereldlijke rijk is relatief. De nationaal-socialistische staat kon worden verworpen op grond van het argument, dat deze het mandaat overtreedt, dat God aan de wereldse overheid heeft gegeven. De kerk kon dat doen omdat zij volgens de leer van de twee rijken een zelfstandige positie heeft en moet behouden. Bisschop Berggrav heeft met het initiatief van deze verklaring een belangrijke en nieuwe bijdrage geleverd aan de lutherse staatkundige ethiek. Deze vernieuwing is gebaseerd op een theologische traditie volgens welke de kerk de plicht heeft om de legitimiteit van de staat te beoordelen.

Ik voeg aan deze twee lutherse voorbeelden drie calvinistische toe, zij het in het laatste geval vanuit een geschiedwetenschappelijke twijfel en dus in een vraagvorm.

In de hervormde kerk in Nederland en de gereformeerde kerk in Frankrijk waren de Barmer thesen in de jaren dertig een lichtend voorbeeld geweest, vooral voor jongeren. Toen de oorlog uitbrak in 1940, hadden zij hun eigen kringen – die van Lunteren in Nederland en die van Pomeyrol in het niet-bezette deel van Frankrijk. Deze kringen vormden een pressiegroep voor het belijdende karakter van hun kerken. Karl Barth was hun theologische leidsman, in boeken maar ook in brieven die in oorlogstijd als illegale pamfletten werden gepubliceerd. Onder invloed van de Lunterse kring legde de Nederlandse Hervormde Kerk haar synodale neutraliteit af en werd gaandeweg een belijdende kerk in haar openlijke en steeds kritischer kanselboodschappen. Dat proces werd eerst na de oorlog voltooid in een generale synode op 31 oktober en 1 november 1945. In Frankrijk nam de president van de synode van de église Reformée, dominee Marc Boegner, de taak op zich te spreken namens een belijdende kerk.

Is het schisma in de Gereformeerde Kerken in Nederland in augustus 1944 tot op zekere hoogte ook niet een daad van verzet? De

kern van dat schisma is een dispuut allereerst over de betekenis van de doop en in tweede instantie ook over de kerkorde. Maar speelde de oorlog niet evenzeer een rol? De protagonist van het schisma, de hoogleraar en predikant Klaas Schilder, was in 1940 vanaf de Duitse inval in mei in verzet en werd door het bezettingsregime daarom de mond gesnoerd. Hij onthield zich daarna van verzetsactiviteiten, maar stond gedurende de oorlog niet alleen in theologisch opzicht maar ook in de politieke keuze tegenover een voorman in de Gereformeerde Kerken, H.H. Kuyper. Deze had immers de taak op zich genomen het theologische en culturele erfgoed van zijn vader, Abraham, te bewaren, en leek in de eerste oorlogsjaren meer uit op accommodatie dan op verzet. Was de Vrijmaking, zo vraag ik mij af, zijdelings ook een bij uitstek religieus antwoord op deze houding van een leider van de Gereformeerde Kerken met betrekking tot de Duitse bezetting?6

Een opmerking ter afsluiting van dit gedeelte van mijn – het zij met nadruk gezegd – korte voordracht: de nationaal-socialistische leiders – Hitler voorop – hebben in eigen land en in de bezette gebieden in Noord- en West-Europa de christelijke kerken gedoogd. In nazi-Duitsland zijn individuele predikanten en priesters vervolgd. Het jaarboek Van kansel naar barak biedt een aantal schokkende maar ook roerende voorbeelden. De kerken werden bovendien geheel of gedeeltelijk van hun maatschappelijke instituties beroofd; maar ze zijn niet vernietigd. Datzelfde gold vanaf 1940 voor de bezette gebieden in het westen. De afrekening met het christendom, die wel degelijk tot het nationaal-socialistische programma behoorde, werd uitgesteld; eerst in Duitsland om de nazi-heerschappij te kunnen vestigen en later in de Tweede Wereldoorlog om de steun van het achterland te bewaren. Maar ze zou na de eindoverwinning aan de orde komen.

Ik wil in tweede instantie enkele opmerkingen maken over de relatie tussen verzet en protestantse cultuur. Met ‘cultuur’ bedoel ik het samenstel van factoren uit een bijbelse en nationale traditie, dat kenmerkend is voor de protestantse leefgemeenschap in de diverse landen van Europa. En in een studie naar deze cultuur moeten we een onderscheid maken tussen het protestantisme in Noord- en West-Europa enerzijds en dat in Midden- en Oost-Europa anderzijds.

Om met dat laatste te beginnen: het beeld is diffuus. Transsylvanië bij voorbeeld is een protestants kernland in Midden-Europa. De protestantse kerken zijn telkens verbonden met een van de volksgemeenschappen in dit waarlijk multiculturele gebied. Kerk en staat vallen hier dus niet samen. Het betekent, dat het lutheranisme van de zogeheten Volksduitsers in het Roemeense en Hongaarse deel sterk is beïnvloed door het nationaal-socialisme. Het betekent ook, dat het calvinisme er vanouds en nu opnieuw nauw verbonden is met de geloofsgenoten in het Hongaars moederland. Want Hongarije heeft als bondgenoot van nazi-Duitsland een gedeelte van Transsylvanië kunnen terugwinnen. Roemenië was eveneens een bondgenoot van nazi-Duitsland, maar probeerde het verlies van een deel van Transsylvanië te compenseren door een verovering van de landstreek rond de stad Odessa in de Sovjet-Unie.

De oorlog is in dit gebied weliswaar volop aanwezig maar slechts zeer gedeeltelijk in de vorm van een bezettingsregime. Verzet is er slechts waarneembaar, wanneer het een onderdrukte volksgemeenschap betreft. Maar de bondgenoten van nazi-Duitsland – Hongarije en Roemenië – namen wel de vervolging van de joden voor hun rekening of werden daartoe gemaand en tenslotte gedwongen. In 1944 bij voorbeeld werden de joodse burgers van de toen Hongaarse stad Sighet in Transsylvanië door Hongaarse gendarmes aangehouden en naar Auschwitz gedeporteerd. Een overlevende uit die groep was Elie Wiesel, die er later van zou verhalen. Hongarije was inmiddels onder rechtstreekse invloed van nazi-Duitsland komen te staan. De bisschoppen van de gereformeerde (calvinistische) kerk in Hongarije hebben zich aan het einde van de oorlog in een publieke oproep tegen de deportaties gekeerd. De vraag is evenwel in hoeverre individuele Hongaren de bedreigde joodse medeburgers hebben kunnen en willen helpen en in hoeverre de protestantse godsdienst hen daartoe heeft kunnen inspireren. Ik hoop daar in de komende tijd een antwoord op te vinden.

Het beeld is anders in West-Europa. De vraag naar de protestantse cultuur als factor van verzet laat zich bij voorbeeld duidelijk beantwoorden aan de hand van het voorbeeld van het Franse protestantisme. De gereformeerde kerk in Frankrijk bedient een minderheid. Calvinisten vindt men in de financiële ‘haute bourgeoisie’ maar ook onder de boeren in de Cevennes in het zuidoosten. Het verzet in deze kringen heeft zich geleidelijk ontwikkeld. Aanvankelijk, na de Duitse overwinning in juni 1940, was deze kerk – en met name haar president, dominee Marc Boegner – geporteerd voor de conservatieve revolutie die het bewind in Vichy onder leiding van maarschalk Pétain uitriep. Maar spoedig werd Boegner de eerste die zich mondeling en schriftelijk keerde tegen de politiek van discriminatie en vervolging van de talrijke buitenlandse joden in Frankrijk.

Toen deze vervolging op haar hoogtepunt was – de razzia van duizenden joden in het Wintersportpaleis in Parijs in juli 1942 – koos de president van de kerk een historische plaats uit voor een oproep tot verzet. In het zogeheten Musée du Désert, het museum aan de voet van de Cevennes boven de stad Nîmes, waar de vlucht in de woestijn van de vervolgde Franse hugenoten werd en wordt herdacht, riep hij de nationale raad van de gereformeerde kerk van Frankrijk bijeen. Daaruit ontstond een communiqué, dat op 4 oktober 1942 in alle gereformeerde gemeenten moest worden voorgelezen. Een christelijke kerk zou haar ziel en haar bestaansrecht verliezen, aldus de verklaring, indien ze niet de goddelijke wet handhaaft voor het voortbestaan van de natie waarin zij is geplaatst. En deze goddelijke wet staat niet toe, dat gezinnen, door God gewild, worden verscheurd, kinderen worden gescheiden van hun moeders, het asielrecht wordt miskend en het respect voor de menselijke persoon wordt veronachtzaamd.

Dat het protest zo lang op zich liet wachten – drie maanden na de razzia – verklaarde dominee Boegner achteraf uit het feit, dat hij de veertien raadsleden moest overtuigen van de wenselijkheid van zo'n gebaar. Enkele predikanten hebben de brief niet voorgelezen. In mei 1943 moest de nationale synode hen eraan herinneren, dat de boodschappen van de raad daadwerkelijk moesten worden uitgesproken. Niettemin, de Franse protestanten zijn eerder tot verzet opgeroepen dan de katholieke meerderheid in Frankrijk. Deze voorsprong in het kritiseren van de eerste anti-joodse maat-regelen kwam voort uit twee reflexen: de spontane solidariteit van de ene minderheid met de andere, die beide ervaring hebben met vervolging in hun geschiedenis, en de geestelijke verwantschap onder lezers en lezeressen van hetzelfde Oude Testament. Protestanten konden niet zwijgen over het gevaar van uitroeiing van het ‘uitverkoren volk’. En wat het eerste betreft: in sommige dorpen in de Cevennes herinnerde een protestantse bevolking zich maar al te goed de godsdienstoorlogen van de zestiende en zeventiende eeuw. Uit die herinnering werd de hulp aan vervolgden in het bieden van onderduik vanzelfsprekend.7

Het Franse voorbeeld laat zich door andere fenomenen in een Nederlandse geschiedenis vermenigvuldigen. Maar vanmiddag heb ik juist in de Europese dimensie gezocht naar typerende ver-schijningsvormen van een protestants verzet; van een kerkelijk verzet en van een cultureel verankerde weerstand.

Ik keer terug naar het onderwerp dat ons vanmiddag samenbrengt: de lotgevallen van gevangen genomen predikanten en de cultuur van de herinnering aan hen. In het jaarboek Van kansel naar barak wordt berekend, dat in totaal 103 predikanten in de concentratiekampen in Nederland gevangen hebben gezeten. Van hen zijn er 37 op transport gesteld naar een kamp in Duitsland; een relatieve meerderheid van hen naar het concentratiekamp Dachau in Beieren waar het nazibewind in de loop van de oorlog vele geestelijken verzamelde en vermoordde. Het zijn de bloedgetuigen, de martelaren van een regime, dat weliswaar de christelijke kerken nog heeft gedoogd maar dat voor dat uitstel wel wraak heeft genomen op individuele belijders.


1 Toespraak bij de presentatie van George Harinck en Gert van Klinken (red.), Van kansel naar barak. Gevangen Nederlandse predikanten en de cultuur van herinnering, 19e Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme na 1800, in het bezoekersgebouw van Kamp Amersfoort, 14 december 2011.

2 Geciteerd in: Klaus Scholder, Die Kirchen und das Dritte Reich. Band 1: Vorgeschichte und Zeit der Illusionen 1918-1934 (Frankfurt am Main etc. 1977) 233-235.

3 Scholder, Die Kirchen und das Dritte Reich, 470.

4 Eberhard Busch, Karl Barths Lebenslauf nach seinen Briefen und autobiographischen Texten (München 1975) 258.

5 Torleiv Austad, ‘Church of Norway during the German Occupation 1940-45.’ Voordracht op het vierde Kaj Munk symposion in Aalborg (Denemarken), augustus 2009.

6 G.J.Schutte in: J. de Bruijn en G. Harinck (red.), Geen duimbreed! Facetten van leven en werk van prof. dr. K.Schilder 1890-1952 (Baarn 1990) 30.

7 Jean-Marie Mayeur, in: Georges Wellers, André Kaspi et Serge Klarsfeld (eds.), La France et la question juive 1940-1944. Actes du colloque du Centre de Documentation Juive Contemporaine (10 au 12 mars 1979) (Paris 1980) 157-158.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2012

DNK | 94 Pagina's

Europees protestants verzet in de Tweede Wereldoorlog1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2012

DNK | 94 Pagina's