GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ingezonden Stukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden Stukken.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten verantwoordelijkeid van de Redactie.)

Van Irenische zijde schreef men onlangs de olgende woorden:

Ook Anjum heeft zich afgescheiden. Men heeft daar el wat lang gewacht. Te lang zelfs, als; men let op het hard geroep, dat ook van daar uitging. Na eel praten, is men dan toch eindelijk tot daden overgegaan. Goed zoo. Wij zullen ons verheugen, als die gemeenten, die van zulke plannen nog zwanger mochten gaan, ze zoo spoedig mogelijk uitvoeren. Wij raken op die wijze verlost van predikanten, die, antirevolutionair zich noemende, toch in hart en nie-. ren revolutionair zijn, en in schending van heilige beloften geen bezwaar zien, als het maar geldt het kerkgenootschap, welks brood zij eten. Wij roepen daarom zulke revolutionaire, ontrouwe predikanten en kerkeraadsleden toe, wat de Heere eenmaal tot den verrader sprak: Wat gij doet, doe dat haastiglijk ! Dat talmen en zeuren verveelt. Dat als vriend met ons verkeeren, terwijl men verradersplannen in het harte koestert, is niet langer te dulden. Daarom, men haaste zich-Des te eerder komt onze kerk weer tot rust.”

Het smart ons dat de Redacteur van een Christelijk blad zoo iets ter neder kan schrijven. Niet om ons, evenmin om de zaak, die er niet door geschaad wordt, maar om den schrijver dezer regelen zelf, die met dit schrijven duidelijk te kennen geeft, dat hij weinig eerbied heeft voor het Woord van God en voor de eer van Christus.

De schrijver schijnt te denken dat wij uit liefhebberij of om beweging te maken, ons los maakten van de Synodale Hiërarchie. God alleen weet hoe moeielijk het ons viel en wat er vooraf ging, eer het zóó ver kwam, dat wij er toe overgingen ons los te maken van de Synodale Hiërarchie.

De schrijver moge onze handelingen als revolutionair brandmerken en beweren dat wij ons ten onrechte antirevolutionairen noemen, doch wij zouden dan wel eens willen vragen: Wat is antirevolutionair?

Is het niet om naar den Woorde Gods te handelen, al komen wij desnoods in botsing zelfs met de machten en overheden dezer wereld? Gode te gehoorzamen gaat bij den antirevolutionair boven al.

> Goed", zegt gij, »maar dan moest gij de Herv. Kerk met al wat daarbij behoorde, verlaten hebben. Gij hadt toch op u genomen u te onderwerpen aan de reglementen." Antwoord : Wij waren ook gehouden ons te houden aan het Woord Gods en alle leeringen te verwerpen, die daartegen strijden. Dat leert ons duidelijk het bevéstigings-formulier voor predikanten, ouderlingen en diakenen. Waar nu conflict tusschen twee geboden bestaat, tusschen dat van God en dat van de menschen, kiezen wij de zijde van Gods Woord en verwerpen wij een bestuur, dat den weg van Gods Woord kennelijk heeft verlaten.

Goed zoo, antwoordt gij, maar dan moest gij royaal de Kerk met al het hare hebben verlaten. Dan waart gij vrij naar Gods Woord en vrij van de reglementen. Nu echter zijt gij oneerlijk!"

Zoo denkt gij\ maar is die gedachte juist ? Hoort eens:

1°. Is eigenlijk die geheele organisatie wel wettig; en is der gemeente met het Koninklijk besluit van 9 Febr. 1866 geene vrijheid gegeven van handelen in het beheer onzer goederen ? Is ons toen de verplichting opgelegd, ten eeuwigen dage te blijven onder het Synodaal verband ?

2°. Omdat wij een belofte gedaan hebben, om de reglementen op te volgen, legt dat op ons den eisch, dat te blijven doen, als wij, zien dat die belofte in strijd is tegen het Woord Gods?

3°.Mogen W5 de kerk verlaten, ter wille van de reglementen, of moeten wij de reglementen verlaten, ter wille van de kerk, vooral als wij zien dat de kerk verdorven wordt door de reglementen ? Nood breekt wetten; dat geldt ook hier. Ter wille van het heil der kerk moeten de reglementen verlaten. En ieder weldenkende moet zeggen: Beter de reglementen verbroken, dan het belang der kerk. Als een stuurman een reglement ontvangen heeft, maar hij ziet, in tijd van nood, dat de boot of het schip verongelukken zou, indien hij zich aan het reglement hield, dan breekt hij met het reglement en brengt onder Gods zegen, de boot behouden aan wal. En als dan zijne superieuren zeggen (maar dat| zullen zij niet doen): Waarom hebt gij u niet aan het reglement gehouden? dan heeft hij recht om te zeggen : Het reglement deugt niet. Beter het reglement over boord, dan de passagiers. En wilt gij mij stuurman af maken, mij best; ik heb toch de voldoening het schip behouden aan wal te hebben gebracht.

Maar gij zegt: »Was dan de kerk in nood, dat zoo iets moest gebeuren, dat men het reglement op zij stelde ? " En óns antwoord is: Beslist ja! Naar Synodaal reglement moest de kerk zonder roer en zonder stuurman en zonder kompas maar drijven op de golven der zee, om, wie weet waar, te stranden en tegen de rotsen verpletterd te worden. Geen Woord, geen Christus als Hoofd en Gebieder meer, geen stuurlieden, die het scheepke der kerk mochten sturen overeenkomstig den eisch en de belijdenis van Gods Woord.

En dat ging niet aan. Hadden de stuurlieden zich aanvankelijk onderworpen aan het hun gegeven commando, zij hadden niet be-

grepen, wat eigenlijk dat commando inhield, totdat het hun eindelijk al duidelijker werd, dat zij, eigenlijk gezegd, niet mochten sturen naar het kompas en dat zij wel stuurlieden mochten blijven, maar op conditie, dat zij niet meer mochten sturen, dat zij wel bij het roer mochten blijven staan en praten en zingen en de passagiers amuseeren, maar niet sturen En toen hun dat duidelijk werd, zeide hij: Neen, dat kan nooit^ dat mag niet. En sturen zullen vfi], al worden wij uitgeworpen, des noods in zee. Want dat is onze roeping, want wij hebben met God te doen; en ook wel beschouwd, hebben wij in ons hart ook geene andere gedachte gehad, dan om onze roeping trouw te vervullen. Toen wij onzen ambtseed aflegden, hadden wij in de gedachte als getrouwe stuurlui op te treden, en wij konden nooit denken, dat zij, die ons toelieten of aanstelden om als stuurman dienst te doen, zoo dom en dwaas zouden wezen, om ons als stuurman aan te nemen, in de meening en op conditie, dat wij het roer van het schip en het kompas wel mochten zien^ maar nooit mochten gebruiken.

Maar zoo is het niet, '' zegt gij. »Zeker moogt gij het ^Voord gebruiken." Ja zeker, om er over te spreken, maar niet om daardoor de kerk te sturen.-De tucht mag niet gebruikt.

Alles moet geduld in de Kerk, Christus mag er niet in heerschen als Hoofd en Gebieder. Naar zijnen wil mag niet gevraagd, maar alleen naar de reglementen. En dat wel, terwijl die geheele Kerk eene inrichting van Christus is, ee i huis Gods, dat dan ook wel inderdaad mag ingericht wórden naar de wetten des oorspronkelijken Stichters. Die wetten zijn er nog en van die wetten mag niemand afgaan. Dus moeten wij die wetten handhaven, daar die gelden boven alle andere wetten of reglementen van later tijd. Dus zijn wij volkomen in ons recht, een opgedrongen, onwettig reglement te laten varen en ons te houden aan de wet en den regel van onzen Heere en Gebieder Jezus Christus.

Maar goed zoo! zegt gij! Gaat uw gang, alleen verlaat dan de goederen van dat kerkgenootschap, waarmede gij niet vereenigd zijt; gij eet zijn brood, dus moet gij het ook dienen.

Voorzeker! Het genootschap verlaten wij, maar wij blijven bij de Gereformeerde kerk, ter plaatse waar wij wonen. Moeten wij de gebouwen enz. verlaten, als dat zoo wordt uitgemaakt door den rechter, dan zijn wij gereed. Maar onjuist is de opmerking, dat wij het brood eten van het kerkgenootschap. De Synode betaalt geene traktementen uit. Dat brood hebben wij van de kerk, en wel van de plaatselijke kerk, maar niet van de Synode. En als dan die plaatselijke kerk zegt: Wij willen de Synode niet meer, is het dan niet recht en billijk dat zulk een kerk een leeraar heeft, ook buiten de heerschappij der Synode staande ? Een anderen leeraar wil zij niet. En zou nu die kerk hare goederen moeten overgeven? En aan wie of wien! Welk recht heeft de Synode er op, waar die goederen al lang bestonden eer er van een Synode, zooals ze nu bestaat, sprake was ?

Neen, niet van het kerkgenootschap, maar van de kerk zijn de goederen herkorastig. De kinderen des huizes hebben er over te beschikken. De goederen zijn aan de Gereformeerde kerken behoorende, en de gebruikers zijn verplicht, naar de oorspronkelijke bestemming aan de goederen gegeven, die goederen te gebruiken.

Is de gemeente zich bewust van hare roeping, dan mag zij die goederen niet besteden tot onderhoud van hen die de kerk verwoesten, maar wel van hen die haar opbouwen. En wanneer nu hetzij de Kerkeraad, hetzij de gemeente overtuigd is, dat men niet langer de Synode mag dienen, omdat zulks in strijd is tegen den wille Gods, dan behoeft de Synode daar niets tegen te doen. Laten dan de leden voor zichzelven spreken en zich beklagen bij den burgerlijken rechter en wij zullen zeer kalm den afloop van het geding afwachten.

Heeft de uitdrukking: »het brood te eten van h et kerkgenootschap er niet alles van, alsof de zaak van uittreding een zaak ware alleen der predikanten en niet der gemeente ?

Nu, hierover is geen betoog noodig. Op vele plaatsen is de drijfkracht bij de gemeente zoo groot, dat, al moet men alles overgeven, men dat liever doet dan langer te bukken onder den ijzeren schepter der Synodale Hiërarchie.

Maar afgezien van het reeds gezegde, mag die uitdrukking: »wiens brood men eef', ooit in dien zin gebruikt worden? Mag als regel gelden: »wiens brood men eet, diens woord men spreekt? '' En dat schijnt toch wel. Het schijnt wel, dat wij maar alle gruwelen mogen en moeten doen, omdat wij onderhouden worden door de kerk. Dat gaat niet aan. Maar dan zelfs, waar dit woord doorgaat (en in goeden zin mag het doorgaan, alleen op conditie, dat men geene ongerechtige dingen doet) keeren wij dit woord tegen den schrijver van bovengenoemd stukje in de Banier. Dan zeggen wij: Juist omdat wij predikanten zijn van de Gereformeerde Kerken in ons vaderland, past ons, dat wij, die haar moeten dienen en ook van haar onderhouden worden, haar dienen naar den wil van Christus, om als getrouwe dienaren van Christus, voor Hem verantwoord te zijn, wien wij in het Evangelie hebben te dienen. En mocht het dan gebeuren, dat men ons toevoegde: »Dan betalen wij u niet langer uit; " dan zeggen wij: Best, doet wat gij meent te moeten doen, maar wij zullen onze getrouwheid aan Christus niet opofferen aan ons geld, maar wel ons geld ter wille van Christus. En wee dengene, die den Christus verloochent en nochtans het brood der kerke eet; die van Christus niets weten wil, maar wel het traktement genieten, dat verbonden is aan de bediening des Goddelijken Woords, dat men evenwel vertrapt en verguist. Wie zou meer in zijn recht zijn: hij, die den Christus verloochent en ongedeerd het brood der kerke eet, of hij die Christus belijdt en de kerk naar den wil van Christus wil inrichten, terwijl hij groot gevaar loopt, al zijn inkomsten te verliezen en misschien, indien de Heere het niet verhoeden zoude, naakt aan den dijk te worden gezet?

Daarenboven, van brood te eten dat wij niet verdienen, kan geen sprake zijn. Wat men ons ontnemen kan, ontneemt men ons. Aan sommigen is alles ontnomen. Waar wij iets behouden, is dit toe te schrijven aan de trouw der gemeente en voor een deel aan de gelukkige omstandigheid, dat de Kerkvoogden geen handlangers zijn van de Synode. Als de Synode kan, laat ze ons geen kruimel brood en laat ze ons van honger uitmergelen. De feiten spreken. Maar God zij geloofd, wij eten eigenlijk noch brood van eenig Kerkgenootschap, noch van de Kerk, maar van onzen God, die in zijn trouw zorgt op wonderbare wijze, dat ons brood en water gewis is.

Neemt vrij alle brood ons af, onze God zal Toor ons zorgen.

Ten slotte nog een woord:

Gij vergelijkt ons met Judas, Dat woord ver­ bittert ons niet, maar het doet ons leed om uwentwil. Wij vragen u; Wie verraden den Heere Christus om geld? Wij, die vragen naar Christus' wil en die om onze handelingen zoo veel, sommigen alles, moeten overgeven? Wij, die toch wel toonen, dat het beginsel ons meer weegt dan het geld, of zij, die door u geduld worden in de kerk, hoewel zij de eer van Christus vertrappen en Hem als Koning der kerk verguizen? Dat is Judaswerk, om den Christus over te geven aan de vijanden, om Hem in de handen der vijanden te spelen; om bij de vijanden zich te scharen en de vrienden van Christus te verlaten. Aan de zoodanlgen doen wij de vraag: »Vriend, waartoe zijt gij hier bij de vijanden van Christus? Wenscht gij met hen te leven en te sterven en hun deel te ontvangen ? Zijt gij dan werkelijk eens geestes met de verloochenaars van Christus? " En zoo neen, vergezelschapt u dan niet langer met hen en trekt niet meer op tegen hen, die gij als broeders erkent. Zijt gij ééns geestes met de ongeloovigen, zegt het dan vrijuit. Maar neen, dat is niet noodig 1 Gij hebt het reeds gedaan. Maar het is mogelijk, dat men wederkeert, waar men vreeselijk gedwaald heeft. Waar dat het geval is, o zegt het en belijdt het openlijk. Want het is zóó smartelijk te zien, dat zij, die voor de eer van Christus moesten staan, zich scharen aan de zijde der ongeloovigen en der vervolgers. Gelooft ons vrij, wij wenschen niet, dat gij voortholt op den weg der Christusvervolging, maar dat gij met al de belijders van Christus u vereenigt, in gehoorzaamheid aan zijn Woord, en in liefde tot Hem en zijn volk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 januari 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Ingezonden Stukken.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 januari 1887

De Heraut | 4 Pagina's