Uit eene mededeeling in de

Uit eene mededeeling in de Oranjevaan zien we, dat volgens een andere lezing de toedracht der bekende ovatie deze zou zijn geweest: dat op 7 Januari de Classicale predikanten van Amsterdam aan de kosterij der Nieuwe kerk vergaderd waren; ' dat Ds. Lütge dit convent van Classicale dominees t. w. der H.H. Berlage c. s., presideerde; dat Ds. Lütge toen een toespraak heeff gehouden, om vooral de hulpe Gods te herdenken (dan zeker gebleken in de hulp van politie, in het verraad van de kosters, in het openbreken van brandkasten, en in de Uitwerping van broederen); dat daarop Ds. Adriani als voorzitter van een commissie ad hoc, zich tot Ds. Vos lichtende, hem uit naam van de collega's voor ssijn zorg bedankte, herinnerde hoe hij vooral had gewerkt en geleden, en hem als klein blijk van groote erkentelijkheid in een gesloten couvert een zekere som overhandigde, om daarvoor een p^ls te koopen; dat Dr. Vos zich zéér verrast en gevoelig toonde over al die hartelijkheid zijner ambtgenooten ; dat hij aan de bestemming der geldelijke bijdrage zou voldoen, welke met zijne behoeften en wenschen overeenkwam; en dat hij, haar dragende, steeds aan den goeden geest, waarmee de collega's jegens hem bezield waren, gedachtig zou zijn; en dat kort daarop de samenkomst van de Classicale heeren door Ds. Lütge ^., met een innig gebed ook voor den scriba van het Classicaal Bestmtr, Dr. Vos, wierdgeopend''

Hierbij teekent de Oranjevaan aan:

Ds. Lütge, de zich noemende volgeling van Dr. KohlbrUgge, innig biddende voor Dr, Vos, voor den man, die volgens het getuigenis van bekwame rechtsgeleerden en van het Openbaar Ministerie der Amsterdamsche rechtbank, in strijd met de reglementen en wetten aan de schorsing der 80 Kerkeraadsleden een zoo werkzaam aandeel heeft genomen!

En ook ons wil het voorkomen, dat het aandeel "•an Ds. Lütge in deze zaak (ook indien deze lezing van het verhaal, wat we niet kunnen beoordeelen, juist mocht zijn) toch vrij wel neerkomt op wat we meedeelden.

Immers het feit is en blijft: i". dat in een officieele samenkomst van de heeren Berlage c. s. een Vos-ovatie heeft plaats gehad; 2". dat deze ovatie hem gebracht is als huldeblijk voor de energie waarmee hy de Gereformeerde broederen heeft vervolgd en doen vonnissen; 3". dat dit huldeblijk bestaan heeft in het hem schenken van geld voor een pclsjas; 4". dat ook Ds. Lütge hier bij was; 5". dat Ds. Lütge deze vergadering leidde; 6". dat het geld voor de pelsjas ook namens Ds. Lütge wierd geschonken; en 7"-dat Ds. Lütge officieel Vos' uitwerping van de broederen als een hulpe des Heeren heeft geroemd; en 8". met een innig gebed voorging voor Vos die zijn broederen uitwierp.

En nu is het waar, Lutge zou dan niet de pels zelf hebben omgehangen, maar wat doet die bijkomstige kleinigheid er toe.-" Wat déze lezing meldt van „de hulpe Gods" en dat „innig gebed" is nog veel erger.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen