GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een boeiend geschreven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een boeiend geschreven

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een boeiend geschreven vlugschrift zond Ds. Vethake ter perse onder den titel:

^^Wat is er geschiedV' en waarin hij den gang teekent van het tegen hem gevoerde Synodale proces.

Wat Ds. Vethake schrijft, leest uiterst gemakkelijk en aangenaam.

Hij schrijft glashelder en is altoos teeder.

Hoor slechts wat hij mededeelt omtrent zijn tegenzin, om de Velpsche broeders te helpen:

»o ! Hoe gaarne had ik gezien, dat men mij voorbij ware gegaan, en dat b. v. Ds. Van Schelven, van Dieren, door hen als raadsman verkozen ware! Waarlijk niet gewillig heb ik mij ten dienste der Velpsche Gereformeerden gesteld; maar, wilde ik mij niet aan beginselverloochening schuldig maken, en wilde ik niet tegenover mijne verdrukte broeders en geestverwanten komen te staan, dan moest ik aan hun aanzoek gehoor geven. Toch aarzelde en draalde ik, veel langer dan aan de Velpschen lief was.

Diegenen hunner, die tot mij kwamen, kunnen het getuigen, dat hun komst mij blijkbaar onwelkom was; ik schaam mij thans oprecht over mijne onvriendelijkheid te hunnen opzichte getoond. Hadde ik de inspraak van mijn zondigen wil gevolgd, ik zou hen niet ontvangen, of anders »met een kluitje in het riet" hen van mij gezonden hebben. Maar — de Heere wilde het anders !

Als een onwillige in mijzelven ben ik door Hem op den weg der gehoorzaamheid en der plichtsbetrachting geleid. Hij schonk mij de genade der getrouwheid, — tot bereiking van Zijne voornemens met onze Arn/iemsc/ie Kerk. Dat mag ik thans van achteren klaar en duidelijk inzien.

Openlijk verklaar ik, — en ik vertrouw van U, geliefde Gemeente! dat ge dit mijn getuigenis wel zult gelooven! — dat ik geenszins een botsing met »de kerkelijke Besturen" gezocht heb. Dat het er toe kwam, was zeer tegen mijn zin. Maar de Heere, die het plichtsgevoel in mij werken deed, en die mij voor de verachtelijke houding van enkele ambtgenooten te Rotterdam huive-ig had gemaakt, neigde mijn hart om ook metterdaad getrouw aan de Gereformeerde beginselen te blijven.

Toen derhalve de benoeming van Ouderlingen en Diakenen door de Gereformeerden te Velp was geschied, had ik wel veel lust, maar volstrekt geen vrijheid in mijne conscientie, om het werk hunner bevestiging van mijne schouders te schuiven. Menig uur heb ik doorleefd, waarin ik beslist voornemens was voor het consulentschap te bedanken, maar dan kon ik niet bidden, en dan kende ik geen vrede noch blijdschap der ziele meer. Mijne verklaring daarentegen voor het Classicaal Bestuur: »dat ik van de gedragslijn, tot nu toe door mij gevolgd, niet zou afwijken", werd door innerlijke kalmte en zalige vreugde genadig uit den Hooge bekroond. Waarlijk, de Heere heeft mij niet in het onzekere gelaten, wellien weg ik naar Zijn wil had te volgen!"

Dit is ook een getuigenis, waarin zich iets van het innerlijk leven mengt.

Eilieve, is het u niet meer waard, dan het slecht overgebriefde van een man, die reeds bevangen was door de nadering van den dood.

In een viertal couranten deed voor korten tijd een loos gerucht de ronde, als zou wijlen Ds. Bolkestein op zijn sterfbed hetdoleeren der kerken Christi, waar hij voorheen veel sympathie voor gevoelde, hebben afgekeurd.

Hier deden we het zwijgen toe.

Niet het woord van een levend of stervend mensch, maar Gods Woord moet, zoo oordeelden we steeds, éénig richtsnoer van handelen in de kerken zijn.

Belieft het nu God den Heere een Jacob of Mozes kort voor hun verscheiden met den Heiligen Geest te inspireeren, dan maakt dit zulk een woord zeker dubbel plechtig; maar de eigenlijke waardij van zulk een woord ligt dan toch niet daarin, dat het door menschen kort voor hun dood, maar dat het in hen door den Heiligen Geest gesproken is.

En wil men aan het woord van menschen hechten, dan onderscheide men hierbij zeer.

Immers sommigen zijn in hun sterven geestelijk zeer helder, maar de meesten dof en beneveld. Vandaar dat men 'm den regel beter af kan gaan op hetgeen iemand nog bij volle helderheid van bev.'ustzijn, dan op hetgeen hij in de spanning en overprikkeling of ook bij de inzinking van het sterven gezegd heeft.

Als het op conscientie-zaken aankomt, waarbij vroeger veinzerij de waarheid bedekte, en nu eigen schuld beleden moet, dan ja heeft het getuigenis voor de poorte des doods afgelegd hooge beteekenis. Maar als er gelijk hier sprake is van de plichtsbepaling voor Christenen, hoe bij ingewikkelde en moeilijke vraagstukken te handelen, dan hecht men aan het getuigenis van een min helder geworden geest natuurlijk^ niets.

Dat doen wel zij, die de autoriteit' der Heilige Schrift niet zeer hoog achten; en vooral dat deel van ons kerkelijk publiek, dat veel van tranen en aandoenlijkheden houdt en steeds uit is op zeker geestelijk theatraal effect.

Maar wie hooger ernst kent, en dan menschen die meenden te zullen sterven op hun sterfbed aangehoord, en toch daarna weerzoo heel anders in het leven terug heeft zien keeren, oordeelt anders en oordeelt voorzichtiger.

Repliek op zulke oudevrouwenpraatjes scheen ons daarom in strijd met den ernst der zaak.

Zoolang men het bewijs schuldig blijft, dat we voor Gods Woord ongelijk hebben, verschrikt het getuigenis van een stervend

mensch ons niet in het mins": . Nu echter komt van achteren nog bovendien uit, dat er van heel het sentimenteel verhaaltje eigenlijk niets aan is.

Althans de heer Ds. Boonstra zendt ons, met zijn naam er onder, deze gewichtige verklaring:

Geachte Redactie!

Niet dan met een gevoel van innige smart over het gemis van mijn geliefden vriend M. H. Bolkestein, neem ik de pen op om eene korte inlichting te geven aan hen, wienhetom waarheid gaat en eene kleine geruststelling aan vrienden van den zoo vroeg ontslapen herder en leeraar van Woubrugge.

Men heeft goed gevonden eene verklaring van hem, afgelegd in tegenwoordigheid van getuigen kort vóór zijn sterven Cnaar gezegd wordt) publiek te maken. Die beweerde verklaring moet dan dienst doen tegen »doleeren" en »de oogen openen voor de leugen in Kuypers optreden.''

Deze verklaring is geheel en al verzonnen; daar is niets van waar. Hoe men er dan aan kon komen ? De verklaring zou ik u kunnen geven en ook hier neerschrijven, indien de zaak zelve niet van zoo teederen aard was.

Alleen zeg ik u, dat het bericht (d. i. deze leugen) mij bericht bracht van iemands min gunstige zijde.

Hierbij dit. In 't algemeen beslist niet wat iemand op zijn sterfbed zegt; maar wat iemand zegt (ook op zijn sterfbed) heeft alleen dan vertroostende en voorlichtende kracht, zoo er in uitkomt, dat hij die spreekt, door genade, gebouwd is op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen.

Oud-AlUas, 6 Sept. '87.

P.S. Wageningsch Weekblad, Neder-Veluwe, een Harderwijksch courantje en Petahja gelieven hiervan kennis te nemen.

Voor de eere onzer broederen, die alsnog onder het Synodale juk zich krommen, mochten we wenschen, dat ze van alle /^fléa«/-polemiek voortaan aflieten, en hun pleit stil en waardiglijk voerden, in den geest der liefde, en uitsluitend op Gods Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Een boeiend geschreven

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's