GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„En hij leide bezeltingen in Gdom.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En hij leide bezeltingen in Gdom.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij leide bezettingen in Edom, in gansch Edom leide hij bezettingen; en alle Edomieten werden David tot knechten. 2 Sarn. 8 : 14a.

In Israël blijft Gods kerke ook onder de dagen des Nieuwen Verbonds het beeld van haar eigen worsteling zien; en elk kind van God voelt telkens vannieuws drang, om in wat den mannen Gods in Israël wedervoer, een afspiegeling te zien van eigin levenslot.

Alleen daarom trekken de psalmen ons altoos weer met nieuwe bekoring aan.

D^irin, en daarin bovenal, ligt ook de wondere aantrekkingskracht, die het geschiedverhaal des Ouden Testaments op ons uitoefent. Wat daar verhaald, beschreven, geteekend wordt, is een nog altijd weer vannieuws doorleefde geschiedenis.

Het zijn andere namen, en anders is de omgeving, en het zijn andere cijfers die vermeld staan, maar het is éénzelfde leven, éénzelfde worsteling, éénzelfde geschiedenis die zich eindeloos herhaalt.

Nog altoos heeft Gods volk, en in dat volk Gods kind, zijn Sion en Jeruzalem, zijn Jordaan en zijn dal van Achor, maar ook zijn Filistijnen en zijn Edomieten, tot zijn Goliath incluis.

Edom is Ezau, en Ezau was de zoon van Jacobs naaste bloed, zijn eigen broeder, maar die afdoolde, en vreemde vrouwen nam, en een anderen God begiftigde. En nu wordt Edom een plage op Israels zuiderfrontier. En jaloerschheid paart zich aan wrok over oud zeer, om Edom bitter en fel tegen Israël te stemmen.

Edom kan Israël het licht in zijn oogen niet gunnen. Met Edom is geen verzoening voor Israël mogelijk. Het is worstelen tot den einde toe, met aan het eind óf voor Israël óf voor Edom den dood.

David die Edom in het Zoutdal sloeg, is daarom een held in Israël.

Daardoor gaf hij Israël lucht; bracht hij Israël verademing; herschonk hij aan Israël zijn rechtmatige heerschappij.

Ja, hij deed meer, hij sloeg Edom niet maar, maar zorgde dat hij Edom ten onder hield. Ook voor de toekomst brak hij de macht der Edomieten. Ze moesten niet weer als vanouds op kunnen komen.

En daarom lei David in Edom bezettingen. En nog eens herhaalt de heilige geschiedschrijver, als om er scherp uw aandacht op te vestigen : Hij lei bezettingen in gansch Edom.

Zoekt ge troost en heul in die spiegeling van uw eigen levenslot in Israels weervaren, merk dan ook op dit tweewerf herhaalde woord: »David sloeg Edom niet slechts, maar lei in Edom ook bezettingen, ja bezettingen lei hij in Edom."

Ge kent de gelijkenis van het huis, waar een demon ingeslopen was. De man van dat huis, zegt Jezus, slaagde er eindelijk in, om er dien demon uit te werpen. En toen reinigde hij het huis en sierde het op ... . maar hij liet liet leeg. Een gevolg van dat leeglaten was, dat straks de oude demo», nu verzelschapt van tal van bevriende demonen, terugkeerde, en zóó, zegt uw Heiland, wierd het laatste van dezen mensch erger dan zijn eerste.

Breng dit nu in verband met wat van David staat: »dat hij bezettingen in Edom lel", en ge beseft terstond, door wat verwijt uw hart wordt geprikkeld. Ge streedt wel tegen de zonde; ook behaaldet ge soms de overwinning; maar na de overwinning hebt ge uw plicht verzuimd. Ge leidet geen bezettingen in Edom.

Het tweelingskindeke van Jacob en Ezau worstelt in het hart van elk kind van God. Er is in u een Israël geboren, die roemt in de glorie van zijn Koning en Heere, maar ook leett m u de oude Ezau nog, die, kon hij maar, uit vollen lust des harten het kindeke Israël in u vermoorden zou.

Die macht van Edom in uw hart kent ge dan ook zeer wel. Oude karakterzonden, neigingen en trekkingen van de oude natuur, nawerkingen van een onheilig verleden. Allemaal opwellingen uit de booze bron van het hart, die u naar zonde en onheiligheid trekken. En gij worstelt, als de Geest vaardig over u wordt, daartegen in. Gij voelt dat Edom u bij de keel grijpt, en dat het in den strijd met hem om uw leven gaat. En met Gods hulpe, ja, brengt ge telkens Edom weer ten onder.

Maar dan komt Edom met bondgenooten opzetten. Dan komt hij niet alleen, maar met de wereld in gezelschap, en met de macht van de publieke opinie, en met den spot der blijgeestigen, en met de bezadigdheid van dusgenaamde welmeenende vrienden, enten slotte met drie vier dienstknechten van Satan, en priesters en priesteressen der afgoden, en herni mwt zijn aanval, en grijpt u aan en slaat u terug, en zou u, zoo er geen wonder van genade geschiedde, in een oogwenk voor altoos er onder hebben.

Maar de Heere strijdt dan voor u, en de voorbede Christi werkt, en de Heilige Geest vertienvoudigt den heldenmoed in u, en het einde is dat Edom in het Zoutdal verslagen ligt, en Hadad-Ezer en de Syriër van Damascus erbij.

Dan triomfeert ge.

Dan bleef u de zegepraal.

En voor uw toekomst is het dan de vraag maar: Of ge als David, na uw zegepraal, wel bezettingen leidet in Edom?

Doet ge dit niet; trekt ge u na uw overwinning eenvoudig jubelend in uw Jeruzalem terug, om Gode glorie te geven en Hem te danken voor de overwinning, —dan groeit straks ongemerkt Edoms macht weer aan.

Hebt ge een zonde, die u lang plaagde en vervolgde en ten onder hield, eindelijk gewond, neergeworpen en ten onder gebracht, dan zult ge den eersten tijd voor dezelfde zonde niet weer vallen. Daar heeft ze dan geen macht genoeg voor.

Maar ze behoudt haar wrok tegen u, en zint er op, om zoodra haar horens slechts weer even aangegroeid zijn, met dubbele woede op u in te rennen.

Let ge daar nu niet op, en laat ge dat aangroeien van de horens rustig aan zulk een zonde toe, en denkt ge niet meer om haar, dan doet straks die zonde met uw zorgeloosheid haar voordeel, en overvalt u eer ge er op bedacht zijt, en wreekt zich over de nederlaag, die ge haar hadt toegebracht.

Dat duurt nu bij den een korter, bij den ander langer. Ook hangt het van den aard van zulk een zonde en van gelegenheden af. Maar het eind is dan toch altoos, dat na korte poos de oude worsteling weer moet hervat worden, en dat beurtelings Edom en beurtelings Israël onder ligt.

Dan blijft het een vallen en opstaan tot den einde toe, en van voortgaande reinigmaking en van een stil wassen in Christus Jezus merkt ge nauwlijks iets.

Er liggen dan geen bezettingen in Edom. Edom kan daardoor ongemerkt haar kracht weer tegen u verzamelen.

En zoo gaat het op en neer.

Een tijdlang Edom zwak, en d^n Edoms kracht weer aangegroeid. En gij ruste, juist zoolang als Edom geen horens meer heeft. Maar zóó zijn Edom de horens niet weer uitgeschoten, of de oude onrust en gejaagdheid overvalt u weer.

Had dan ook David geen meerder veldheerstalent getoond, nooit zou Salomo na hem zulk een rustigen tijd van vrede en krachtsaanwas doorleefd hebben.

Maar nu David in het geslagen Edom bezettingen lei, en heel Edoms gebied bewaakte, en zijn wachten had uitgezet, en elk begin van oproer in Edom onderdrukken kon, nu ontstond er voor Israël een gerust en veilig leven, en zoo heeft, dank zij Davids voorzichtigheid, Salomo's kroon gebloeid.

En datzelfde nu is het, wat ge ook bij Gods kinderen waarneemt.

Strijden en worstelen doen ze allen, eenvoudig omdat Edom ze allen aanvalt.

Ook is dit bij beiden gelijk, dat ze de litteekens aan zich hebben van de wonden die Edom ze sloeg, en den buit in hun binnenkamer bezitten dien ze op Edom hebben veroverd.

Maar na de zegepraal, die op Edom bevochten wierd, komt het verschil.

Dan toch ziet gé kinderen Gods, die als David onverwijld bezettingen in Edom leggen; die er op bedacht zijn, dat Edoms macht weer aan kan groeien; en daarom scherp waken en toezien bij de eerste ritseling die in Edom weer vernomen wordt.

Bij dezulken roert-Edom zich dan wel weer, maar hij kan géén breuke meer in hun hart slaan; want de bezettingen zijn er; en Edom wordt terstond weer ten onder gebracht.

Maar zoo is het niet bij allen.

Helaas, er zijn er ook, die dat leggen van bezettingen in Edom verzuimen. En dan wint Edom weer aan. En Edom krijgt weer sterke horens. En het einde is, dat het weer op een worsteling van dood of leven gaat, en hun ziel in gevaar komt.

Die eersten nu ziet ge, met dat de haren grijzen, winnen en toenemen en wassen in godzaligheid.

Die anderen blijven de oude knechten, ook al klimmen de dagen hunner jaren tot zestig en zeventig jaren.

Bij u dan, liggen er bij u bezettingen in Edom of dusver niet?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„En hij leide bezeltingen in Gdom.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's