GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,Set geld verantwoordt alles."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Set geld verantwoordt alles."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het geld verantwoordt alles. Pred. 10: -19c.

Vooral onze negentiende eeuw is slavin van het Geld geworden.

Ook wel in vroegere eeuwen was het Geld een macht. Een macht die den één in een vrek omschiep, den ander tot diefstal en moord verlokte, en een derde tot een verkoopen van lijf en eer' bewoog, maar toch het Geld was nog geen koninginne geworden.

Dit komt daar vandaan dat de inklevende macht van het Geld, om als leefde het, nieuw geld uit zichzelf voort te brengen en te genereeren, toen nog slechts in kindschen staat van ontwikkeling was. Wat men nu »de macht van het Kapitaal" noemt, leefde nog niet in het bewustzijn der volkeren. Het ging nog om klinkende munt.

Maar thans wierd dit anders Onder den naam van Crediet heeft het Geld zijn schaduw, zijn beeld op den wand geworpen; en vergt nu dat de zonen onzer eeuw, niet enkel voor het wezenlijk goud, maar ook voor deze schaduw van het goud knielen zullen.

Hierdoor heeft het Geld zijn rijk meer dan vertienvoudigd. Het Geld en zijn schaduw, of het goud en zijn crediet, maken nu saam de geldmacht uit. En gelijk ge door verder af te gaan staan, uw schaduwbeeld al grooter, en eindelijk reusachtig groot kunt maken, zoo heeft ook het Geld deze zijn credietschaduw al grooter. al onmetelijker, al reusachtiger doen uitgroeien, en is, dank zij deze aanwas van het crediet, allengs tot die oneindige afmetingen genaderd, die thans het Kapitaal den indruk doen maken van een afgod.

Men spreekt veel van de aanbidding van het gouden kalf. Doch ten onrechte. Wat Israël in de woestijn aanbad, was volstrekt niet de Geldmacht. Al wat Israël bedoelde, was een zichtbaar teeken van Jehovah voor oogen te zien, en daartoe maakten ze dit beeldje van goud; dat hun geen geld bracht, maar waarvoor ze integendeel hun geld offerden.

Maar wat thans wel insloop, het is de aanbidding van het Kapitaal, van het geld, in zijn dubbelen vorm van goud en crediet. Naar die macht hongert en hunkert schier een iegelijk. Vour wie die macht bezit, ontbloot een ieder eerbiedig het hoofd. Om die macht aan zich te trekken, en priester of priesteresse der fortuin te worden, is geen zedelijk offer in veler oogen te groot.

Ook Gods volk heeft hier op te merken. En dan moet het belijden, dat ook deze schriklijke macht niet door Satan, maar door God geschapen is. Satan schept niets. Het goud in de mijn en het stofgoud op den bodem der stroomen is 's Heeren maaksel. Hij schiep het zilvererts. Zijns zijn alle diamanten en robijnen. En meer nog, alle gaven, van scherpzinnigheid, vindingrijk en machtig beleid, waardoor de geldwolven de schoven van den akker der volken in Kun schuur optassen, is verstandelijk vermogen, dat God in hen schiep, werken doet en in hen in stand houdt.

Ja, ge moet nog verder gaan. Het geheele denkbeeld van Geld, als een algemeen ruilmiddel, dat, in zich zelf tot het verschaffen van genot onbekwaam, toch het vermogen om u alle

genot te verschaffen in zich draagt, is niet een booze vinding van den mensch, maar uit de ordinantie der schepping zelve voortgekomen. Eén Vi'aardemeter voor alle waardij lag in den aard der dingen.

Alleen maar de mensch heeft ook deze macht misbruikt en doen ontaarden. In stee van deze geweldige macht onder den band der gerechtigheid en der barmhartigheid te stellen, heeft hij deze macht aangewend, om te gaan zitten in Gods stoel, en izijn hart te zetten als Gods hart.

Een groot kapitalist, die met den stroom der wereld afdrijft, voelt zich als een god. Wat zou hem deren! Voor zijn geld kan hg alles! Voor zijn geld ligt heel de wereld aan zijn voeten; ©m zijns gelds wille aanbidt-hem al wie van zijn geld leven moet.

In het Geld voer de hoovaardij, en toen eens de hoovaardij er in was gevaren, wierd het Geld middel om teugelloos aan zijn driften bot te vieren; anderen op den nek te trappen ; en als een Djaggernaut de volken te vertreden onder de raderen van zijn zegekar.

Geld of God wierd de vraag, waarvoor onze eeuw op haar Karmel kwam te staan.

Wie zal God zijn? De Vader van onzen Heere Jezus Christus, of... deze schriklijke Mammon ?

Nu kiest natuurlijk elk kind van God, als zoo de vraag staat, met Elia voor Jehovah Maar werkt die keuze ook in het hart en in het leven door?

Reeds bij Israël waren er zoo velen, die op elk Pascha weer naar Jeruzalem, trokken, maar om als Pascha achter den rug was, in stilte weer naar de hoogten en naar de bosschen te sluipen, en daar de knie voor het Baai-beeldje te buigen.

En zoo is het, helaas, nog.

Nog lichter gaat een kemel door het oog van een naald, dan een rijke in het koninkrijk der hemelen. En ongelooflijk en onbegrijpelijk is het, wat tal van lieve Christenen nog altoos slaven en slavinnen van hun geld zijn.

Altoos meer schrapen. Niets wagen als het geld in gevaar kan komen. En als er geld mee te verdienen is, een deur meer open in hun conscientie.

Een toenemen der zonde, die niet kon uitblijven. Want het is de zonde onzer eeuw, en de Christenen die in deze eeuw leven, en niet toezien op de uitgangen van hun hart'J moeten dus wel in veel verzoeking vallen. Maar een zonde die deswege niet minder doodge-V aar lijk blijft.

En doodgevaarlijke zonde, let nu wel op, volstrekt niet enkel voor de groote kapitalisten, maar sterker haast nog voor den jongeling of de jongedochter die niets heeft; en die alle rangen en standen der maatschappij derwijs heeft aangetast, dat dorst naar geld de allesoverheerschende trek is geworden.

Het geld boeit het oog; geld prikkelt de zinnen; geld vervult de gedachten; er wordt op geld gepeinsd en gezonnen; en de gedachte aan geld neemt zoozeer aller hart in, dat geld te winnen voor velen het rijkst ideaal, ^«/(f te verliezen een nagel aan hun doodkist wordt.

Van de loterijen, de speelbanken, de roekelooze speculatiën zwijgen we nu nog.

Wie zich daaraan bezondigt, is nog een schrede verder op den boozen weg. Dit zijn menschen die in koortsachtigen gelddorst aan het ijlen slaan, tot God ze op hun weg ontmoet, hun plotseling uit de hand slaat al wat ze saamschraapten, ze zoo ontnuchtert, en weer op de knieën voor Hem brengt.

Wel mogen Gods kinderen daarom toezien, dat ze worstelen, om zich aan deze zonde te onttrekken.

En dat op allerlei manier.

Een kind van God moet tegen deze geldzonde de gelddeugd overstellen in milde barmhartigheid voor 's Heeren huis en voor al wie in nood is. Niet, dit versta men wel, door zijn geldafgod nog met het kroontje van weldadigheid te sieren, zooals velen doen, die ƒ 30.000 's jaars opleggen, en dan... eenige guldens aan de armen toewerpen. Neen, maar door welbewust en opzettelijk gedurig een stuk van den geldafgod af te breken en het te vergruizelen op het altaar des Heeren. Nu Satan het geld tot zijn instrument maakt, moet Gods kind het geld dienstbaar stellen aan de macht des Heeren. Rijk, mild en overvloedig geven, is genezing van een wonde in uw hart, is een uitgaan uit de verzoeking. .

Daarom moet een iegelijk gev-ïn. Ook wie weinig heeft. Want allen hebben genezing van noode. En rijke kapitalisten, die reeds in het geld zwemmen, moesten nooit iets opleggen, maar al de winst van elk jaar geven voor 's Heeren dienst. Daar ontvingen ze het voor.

Ze rentmeesteren den Heere.

Maar er is meer. Een kind van God moet dan ook weigeren mee te doen aan de zonde van hen die een geldwolf alleen om zijn geld eere en invloed gunnen. Een man met geld, maar zonder liefde, zonder geloof, moet hem niets, en een arm kind van God, dat liefde en lof ten offer mengt, moet voor hem dierbaar, en groot in zijn oog zijn.

Elk kind van God heeft toe te zien, dat hij nooit uit vrees voor schade ook maar in iets zijn Heere verloochene, of den dienst zijns Heeren onvervuld late.

Een kind van God moet om winste van geld niet te zeer verheugd, om verlies van geld niet te zeer bedroefd zijn.

Hij moet er los van wezen, en te inniger kleven aan zijn God.

Want hoe ge het ook wendt of keert, op die tegenstelling komt het altoos voo.-Gods kind weer neder.

Die Geldmacht is de afgod der eeuw, en Jehovah onze gerechtigheid moet zijn God zijn. En dus moet ook ons geld aan de macht en het gebod, aan den dienst en aan de eere van dien God onderworpen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

,,Set geld verantwoordt alles.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's