GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toen op 20 October 1888 de toenmalige

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toen op 20 October 1888 de toenmalige

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam^ 8 Maart 1889.

Rector der Vrije UniTcrslteit optrad, noopten de Annalen hem om het heengaan van Dr, Hoedemaker te bespreken.

Hij veroorlo(> fde zich daarbij de vra.g, welke verhouding Dr, Hoedemaker en zijne medestanders nu voortaan in zake het Hooger Onderwijs dachten in te nemen.

Deze vraag was ingekleed in deze, immers vriendelijke, zinsneden :

Ik acht, dat van dit heengaan van Dr. Hoedemaker tweeërlei is te zeggen. Eerst een woord van leedwezen ; want het hart schreit er bij, als bij zoo droeve verlegenheid om nieuwe katheders te bezetten, een zoo goed bezette katheder onverhoeds verlaten wordt door den man, die haar sierde; meer nog, het vriendenhart voelt zich beroofd en het broederart is droef gestemd, als banden, voor mij althais van twintig jaren, verbroken worden, en een aantrekkelijke persoonlijkheid, wiens vertrouwen u waard was en voor wiens oor ge geen geheim hadt, u plotseling den rug toe­ keert insteê van het ronde gelaat. In Hoedemaker Was zooveel vereenigd. Zijn aanleg was zoo lijk. Zijn taal zoo bezielend. Zijn blik op het leven zoo frisch En dat alles nu afgesneden, teloorgegaan na zoo kortstondige genieting. Mijne Hoorders, persoonlijk vooral lijd ik onder die breuke. En dat te meer, om wat ik in de tweede plaats zeggen moet; want tegen dat heengaan heb ik ook mijn beklag.

Hoedemaker was een der stichters van onze school. De overtuiging, dat het naar de stichting eener Vrije Universiteit heenmoest, viel hij reeds vóór vijftien jaren bij. Aan alle saamspreking, die tot ons ontstaan leidde, nam hij van meet af deel. Tegen elk denkbeeld, om half werk te leveren, heeft hij zich het kloekst verzet. En dat we in geen geval een theologi sche school, maar in elk geval een Universiteit moesten worden, dreef hij het sterkst door.

Geen kerkelijk afhankelijke, maar vrije hoogeschool, heel het vaderland ten beste, was steeds zijn leuze.. En om wat oorzaak verliet hij ons thans ? Alleen, omdat dusver het grooter deel van onze kweekelingen de Bediening des Woords zocht in kerken, die zijn sympathie moesten derven. Niet langer derhalve ons beginsel, noch ook onze universitaire inrichting, maar de weg, dien onze kweekelingen in het leven kozen, wierd de toetssteen, die zijn oordeel bepaalde Zoo gaf hij de universitaii e maatstaf prijs. Iets wat, ofschoon inconsequent, in mijn oog deswege toch verschuonlijk is, overmits onze tegenstanders bijna het onmogelijke deden, om in den klank der publieke opinie ons met de Kerkelijke Doleantie te vereenzelvigen, en tegen den overweldigende!! indruk dier publieke opinie bleek het licht be wogen en fijn aandoenlijk sensorium van onzen toenmaligén vriend en ambtgenoot niet onder elke constellatie bestand.

Was het, nu zelfs aan een stichter en hoogleeraar onzer school, die op het Kapitool bij onraad alarm had moeten slaan, zoo dichte nevel voor het oog trok, in Directeuren en Curatoren niet nog eer verklaarbaar, dat de storm der publieke opinie hun te machtig werd ? Schier als een wonder in onze oogen is het dan ook, dat in deze beide Colleges zoo weinig slagen vielen, en de leeggeworden plaatsen reeds zoo snel en zoo uitnemend wierden bezet. We betreuren daarom het heengaan van de broederen Fabius en Van Boetselaar en Felix niet minder, maar na hetgeen in Hoedemaker mogelijk bleek, verstonden we hun onvermo gen, om de Universiteitsgida-chte zuiver te houden, en begrepen we, hoe de booze kerkelijke demon ook hun den blik verward had.

Slechts blijft het ons een raadsel, wat zij, zoowel als onze oude vriend Hoedemaker, thans doen zullen. Op alle tonen hebben ze met ons, en immers uit de. diepste overtuiging van het hart, het lied gezongen, dat het onderwijs der Overhcids-hoogeschool voor den Christen onbruikbaar was ; en thans, nu ook wij verworpen zijn, waar vinden ze hun Hooger Onderwijs thans ?

Thans eerst, op 20 Februari 1889, dus vier maanden later, heelt Dr, Hoedemaker heE antwoord op deze vraag gereed.

Hij noemt deze vraag cynisch. Nu smaken verschillen, Andeien vonden de vraag eer te minzaam en te zacht ingekleed. Maar wij onzerzijds veroorloven ons in droeven lA'acynisck te noemen het door Dr. Hoedemaker gegeven ant woord, dat hierop neerkomt: De eeiiige Universiteit in ons land, waar Christus de Hcfere beleden wordt, moet losgelaten.

Een andere Universiteit, die Christus eeren zal, oprichten, kan hij niet.

Zich schikken onder de ongeloovige Rijksuniversiteiten kan en mag hij ook niet, maar nochtans moeten daar thans onze zonen heen.

Over dit laatste punt uit hij zich in dezer voege: Ons neerleggen bij het Hooger Onderwijs, zooals dit aan de openbare scholen wordt gegeven.

Dit kunnen en mogen wij niet Wij kunnen hiermede althans geen vrede hebben.

Maar, het is iets anders in dezen toestand te berusten, en iets anders ons voor het oogenblik bij het onvermijdelijke neer te leggen en zelfs dankbaar te zijn voor het feit, dat het aan onze Openbare Hoogescholen niet aan ge tuigen der waarheid ontbreekt, en voor de zekerheid, dat bij de vorming van toekomstige Evangeliedienaren der Hervormde' Kerk nog met andere elementen te rekenen valt, dan het door hen - ontvangen onderwijs.

Wij kennen ze, Gode zij dank, die niet als een kameleon de kleur hebben aangenomen van hunne Academische omgeving.

Zóó spreken wij met het oog op depractijk van het oogenblik.

Zoo is dan de overgang gemaakt.

Och, wie kan ook stilstaan op een hellenden bergweg.' Ook tot dit uiterste moest het komen.

Dr, Hoedemaker door de „noodzakelijkheden en de gedienstigheden der practijk" practisch weer verzoend met de Staatsuniversiteit, Op de vraag: „Waar moet ik mijn kind heenzenden om te studeeren? " luidt zijn antwoord thans feitelijk: iVaiar de Staatsuniversiteit ! Nog één stap, en wierd hem een kathe-•ler aan een Rijksuniversiteit aangeboden, hi; zou dien aannemen.

Wel acht hij „op het terrein der beginselen" nog een vierde iets mogelijk.

Blauwe idealen! Maar practisch is de verzoening met de Staatsuniversiteit tot stand gebracht.

Deze laatste stap'moet Dr, Hoedemaker zeer pijnlijk zijn gevallen, Den man, die zoo kras gesproken en zoo beslist geschreven heeft, dat het niet mocht.

Ja meer nog, den man, die toen er nog aanvankelijk sprake was van een gedeeltelijke eering der Staatsuniversiteiten, krasser dan iemand het ongeoorloofde voor God van iets dergelijks staande hielJ, Of, om ons niet op het gesprokene, maar op ket geschrevene en gedrukte woord te beroepen.

Eens schreef Dr, Hoedemaker:

o Ja. Er kunnen nog wel geloovige predikanten aan onze Academiën worden gevormd, predikanten ook, die Godlof! in de gemeente ten deele vergeten, wat zij aan de school hebben geleerd Er kunnen nog wel zielen worden bekeerd onder de prediking en kinderen worden opgevoed onder Christelijke invloeden in het huisgezin en de school.

God is genadig. Zijn rijk zal komen. Zijn woord bestaan! Maar hebben wij dan vergeten, wat geschreven staat: -oGij zult den Heere uwen God niet verzoeken? ' ') Toen heette het dus: God verzoeken.

Thans raadt Dr. Hoedemaker dit aan.

Is cynisch hier te sterk.'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Toen op 20 October 1888 de toenmalige

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1889

De Heraut | 4 Pagina's