GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Frankrijk.

Rede van bisschop Freppel. De schoolbataillons. De Par ij sche gemeenteraad als bevorderaar van het ongeloof. Resultaten van de B ij belverspreiding op de Parijsche tentoonstelling.

De handschoen, die de tegenwoordige Fransche regeering aan de Roomsche geestelijkheid heeft toegeworpen, is opgeraapt. Toen de minister van eeredienst bij de jongste generale verkiezingen eene circulaire aan de Fransche geestelijkheid zond, om haar te bevelen geen invloed uit te oefenen bij den stembusstrijd, hebben vele hoogere en lagere ambtsdragers in de Roomsche kerk, sommigen op tartenden toon, te kennen gegeven, dat zij zich aan die ministerieele 'aanschrijving niet wenschten te onde'"werpen. Velen hebben dit dan ook niet gedaan en werden daarvoor met verlies van landstraktement gestraft. Dit lokte weder een protest uit van de zijde der bisschoppen, waaruit blijkt, dat men de machthebbers in den Staat niet wenscht te steunen. Ditzelfde bleek ook bij de nieuwjaarsreceptie van den bekenden bisschop Freppel van Angers, lid van de kamer van afgevaardigden. Bij die gelegenheid hield deze bisschop eene rede tot zijne geestelijkheid, waarin hij de gedragslijn der regeering tegenover de kerk scherp berispte, en het betreurde dat Frankrijk in Europa geïsoleerd staat. Dat een man van den invloed van Freppel zulk eene rede uitspreekt is een teeken des tijds. Het geeft te kennen dat de Fransche geestelijkheid zich niet nederleggen wil bij het streven tot het behoud van den vrede, dat de Fransche regeering aan den dag legt. Misschien is het er om te doen, om zich aangenaam te maken bij hét Fransche volk, waarvan een groot deel nog steeds op «revanche» zint.

Een andere opmerkelijke zaak is, dat bij een deel van den Parijschen gemeenteraad, waarin socialisten of communisten de meerderheid hebben, het plan bestaat, om de z, g. «schoolbataillons» af te schalifen, en dan tevens het belachelijk soldaatje spelen der schooljeugd te laten vervallen. Jaren geleden werd het instellen van de bataillons als een vaderlandslievende stichting algemeen toegejuicht; de ouders zorgden in hunne geestdrift zelven voor de uniformen hunner kinderen. Maar daarop volgde de tijd, waarin de gemeenteraad moest besluiten, eene menigte uniformen gratis af te geven. Van lieverlede kwam men ook tot het inzicht, dat de gewapende scholieren veel meer neiging toonen hun chef dan hun meester te gehoorzamen, tengevolge waarvan de bandeloosheid der jeugd gedurig toeneemt, en dat al dat sol daatje spelen eigenlijk slechts als lichaamsoefening eenige waarde bezit. Die oefening kon men zonder wapens en uniformen even goed verkrijgen. Het is daarom-niet noodig, het kostbare soldaatje spelen der jeugd te laten voortduren, daar bovendien daardoor veelmeer de militaire, krijgp-Iustige geest ontwaakt, dan dat men vaderlanasliefde kweekt. Toch werd een voorstel om de schoolbataillons af te schaif'en, nog mei een kleine mtcrderheid verworpen, daar de leden van den gemeenteraad bevreesd waren, hunne populariteit te verliezen. De afschaffing is echter slechts een quaestie van tijd, ook omdat men in andere groote steden van Frankrijk en in België dezelfde treurige uitkomsten met de schoolbataillons verkregen heeft als in Parijs.

Bekend is het, hoe de Parijsche gemeenteraad alles in het werk stelt, om propogi, nda te maken voor het naaktste ongeloof De beschreven vaderen van Frankrijks hoofdstad hebben de straten van electrisch licht voorzien en zouden zij nu de geesten in duisternis en bijgeloof laten zitten? Aan dien toestand moet een eind gemaakt. Er werd-besloten op het stadhuis twee reeksen voordrachten te laten houden, om aldus »hooger populair onderwijs" aan de menigte te verschaffen. Die eerste reeks moet het .transformisme of de ontwikkelingstheorie den volke verkondigen, waardoor men het bewijs wil leveren, dat alle dingen zonder inwerking van bovennatuurlijke oorzaken ontstaan zijn. Vervolgens wil nien les laten geven in de zedekundige geschiedenis der menschheid. Daarbij zal dan gesproken worden over het Boeddhisme van het Oosten en het Christendom van het Westen; over den eeredienst van den Godmensch als het Grieksch anthropomorphisme; over de verheerlijking van het vrouwelijk element in de vereering van de moeder Gods enz. De gemeenteraad zal er zorgvuldig voor waken, dat de voordrachten zoo worden gehouden, dat geen ketterijen daarin voorkomen, d. w. z. dat er geen woord over den God van hemel en van aarde, zijdelings of rechtstreeks, in gesproken wordt.

De regeering heeft aan dit plan hare goedkeuring onthouden; ook weigerde de prefect van de Seine uitdrukkelijk, om het plakkaat, dat bovengenoemde voordrachten aankondigt, te onderteekenen; maar de heeren gemeenteraadsleden storen zich daaraan' niets.

Aan de Bijbelkiosk van het Britsch en Buitenlandsch Bijbtlgenootjchap, die gedurende de Parijsche tentoonstelling in de galerij van het Paleis der vrije kunsten gestaan heeft, zijn niet minder dan 260, 000 Evangeliën afgegeven. De boekjes werden niet den bezoekers opgedrongen of in den zak gestoken, maar op plakkaten werden de menschen genoodigd, enkele boeken uit te kiezen en te nemen. Het is te hopen, dat door de werking van den Heiligen Geest het verêpreidde Woord Gods voor menigeen ten zegen zij. Niet bemoedigend voor hen, die zich zooveel arbeid getroostten, was het, dat zich in de bus voor het Britsche Genootschap bij den ingang v; in de kiosk geplaatst, slechts een Som van ƒ 6.50 bevond. Een gering bedrag, als njen bedenkt, hoevele maanden de tentoonstelling geduurd heeft, ' en hoevelen een boekje kwamen halen. Als men weet, dat de kosten voor het bouwen van den reusachtigen Eiffeltoren spoedig gedekt waren door de entreegelden van hen, die dit wonder van bouwkunde gingen bestijgen, en men vergelijkt daarmede de onnoozele ƒ 6, 50, die men wilde offeren voor de verspreiding van Gods Woord, dan toont dit aan, waarvoor de menschen, die men »het publiek" noemt, iets en waarvoor zij niets over hebben.

Rusland.

Uit de Oostzee-provinc i ë n.

Steeds droever wordt de toestand der Lutherschen in de Oostzee-provinciën. De Russische regeering bUjkt voor geen middel terug te deinzen, om de levensaderen der Luthersche kerk af te snijden. Vandaar dat het er op wordt toegelegd, om alle scholen, lagere, middelbare en hoogere, Russisch te maken. Katkow, de man die in 1864 den veldtocht tegen de Oostzee-provinciën opende, die zelfs wist te bewerken dat de generale .s^aperintendent Walter zijn ontslag kreeg, schreef toen nog het volgende: »Rusland zal zonder twijfel steeds aan de Duitsche rede en beschaving in deze landen zijn besten steun geVen. God moge er ons voor bewaren, dat wij bijv. het opvoedkundig systeem, dat daar op denzelfden grondslag gevestigd is als bij andere beschaafde volken, door eenigen maatregel zouden gaan omverwerpen, zoodat wij bijv. de daar bestaande gymnasiën op het treurig peil van onze inrichtingen tot onderwijs der jeugd zouden brengen. Laat het onderwijs op de gymnasiën en de hoogescholen in de Duitsche taal blijven gegeven worden. Een protest tegen deze orde van dingen ware van onzen kant werkelijk valsche nationale trots, waarvan wij, Gode zij dank, vrij zijn."

In 1867 zeide keizer Alexander tot de vertegenwoordigers der Baltische provinciën, dat nooit iemand iets anders van hen verlangen zou dan het gebruik hunner eigen taal, zoodat het hun vrijstond, om in hunne provinciale rechtbanken alle zaken in het Duitsch te verhandelen. Doch de taal van den Staat moest de Russische zijn. Voorts viel de keizer nog uit tegen de pers, die het deed voorkomen, alsof men de Oostzeeprovinciën op ééne lijn met Polen wilde gaan behandelen.

Maar waarom is men dan sedert 1871 zoo geheel van gedragslijn veranderd ten opzichte der Baltische provinciën? Men verdenkt de Luthersche Oostzeeprovinciën, dat zij sedert het ontsti.an van het groote Zuid-Duitsche rijk verlangen om met Duitschland vereenigd te worden. Zoolang men Pruisen voor een vazalstaat van Rusland hield, en Oostenrijk in den Duitschen Bond de grootste macht had, kon men het Duitsche element in Rusland dulden; maar sedert in 1866 Pruisen het ambitieuse Oostenrijk uit Duitschland gedrongen en zich aan het hoofd van den Noord-Duitschen Bond geplaatst had, begon men in de Slavische landen den invloed van het Evangelische Duitschland te gevoelen. De anti-Duitsche strooming werd in Rusland sedert het ontstaan van het Duitsche keizerrijk steeds krachtiger, en van lieverlede wist een Shamram het daarheen te sturen, dat men de Duitschers aan de Oostzee op ééne lijn met de Polen ging behandelen.

Men denkt, dat het gevaar voor Rusland verminderen zal, wanneer men aan de Oostzee Russisch spreekt en zich aansluit bij de de Grieksche orthodoxe kerk. Maar daarbij vergeet men, dat de gevaarlijkste vijanden van het Russische rijk de Nihihsten zijn, die Russen van geboorte en ook bijna allen nog met uitwendige banden aan de Grieksche kerk verbonden zijts en dat sedert eeuwen de Lutherschen aan de Oostzee in de moeilijkste tijden aan hun wettige overheid, den Russischen Czaar, getrouw zijn gebleven. Toen Lijfland onder Poolsche heerschappij gebracht was en de Jezuïeten met al de hun ten dienste staande middelen de bevolking zochten te bewegen, om tot de Roomsche kerk over te gaan, kwam het tot ósn strijd tusschen Polen en Zweden. Gustaaf Adolf, Zwedens koning, rukte op Lijfland aatj en belegerde Riga. De stad verdedigde zich op het uiterste tegen den koning, die toch dezelfde belijdenis had als zij, en toen zij zich eindelijk moest overgeven, daar alle ammi-'nitie verbruikt en zij trouweloos door de Polen in den steek was gelaten, verklaarde Gustaaf Adolf bij het binnentrekken van de vesting, dat hij geen betere trouw, geloof en mannelijkheid van hen begeerde als zij aan de koninklijke majesteit en kroon van Polen tegenover hem bewezen hadden. In deze trouw hebben de Balten tot hiertoe volhard , uitgaande van den stelregel, dat men den keizer geve, wat des keizers is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1890

De Heraut | 4 Pagina's