GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Die in mij werht met kracht.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Die in mij werht met kracht.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waartoe ik ook arbeide, strijdende naar zijne werking, die in mij werkt met kracht Col. I : 29.

Jezus' koninkrijk op aarde strekt natuurlijk slechts zooverse als hij metterdaad als Koning in menschenhaiten regeert.

In iets uitweiidigs, in iets vormelijks, in een instelling, of wat er van dien aard meer zij, mag noch kan de aard eni het wezen van-zijn koninkrijk ooit worden gezocht.

Hij sprak het zelf onomwonden uit:5> Mijn koninkrijk komt niet met een uitwendig gelaat, maar is binnen in u."

Vooral in de tegenstelling met Satans rijk is dit zoo helder als glas. Satan regeert in elk hart, dat hem gehoorzaamt en aan de zonde verslaafd is. Vandaar dat Satan zulk een uitgebreide heerschappij over al de landen en natiën der wereld heeft; want overal, waar menschen wonen, en deze de begeerte of den wil van Satan doen, daar is hij feitelijk hun Regent, en heet dies de Overste der wereld.

Nu kwam Christus om dit werk, deze macht, deze heerschappij van Satan in de harten der menschen te verbreken. Voorzooveel Christus i dus feitelijk in een menschenhart deze Sata-j nische heerschappij afbreekt en er zijn eigen | konmkhjke heerschappij voor in de plaats stelt, '\ zoodat deze mensch als nu door Christus ge-! leid, m zijn overleggingen beheerscht, in zijn ! woorden bezield en in zijn daden tot gehoor-I zaaamheid gebracht wordt, voorzóóveel wierd Christus in dat hart Koning en ging de Overste der wereld er uit.

De bede: »Uw koninkryk kome", verklaart de Catechismus dan ook allereerst in dezer voege: -DRegeer ons alzoo door uw Woord en door uwen Geest, dat wij ons hoe langer zoo meer U onderwerpen.'"

Luister en majesteit bezit daarom Jezus' Koninkrijk óók wel, maar die luister en die majesteit breken op aarde niet uit. Die schitteren aan de rechterhand des Vaders. En zullen eens glorierijk betoond worden bij zijn wederkomst op de wolken en in het rijk der heerlijkheid dat daarna komt.

Of iemand dus op aarde al zegt: »Jezus is mijn Koning!" daarmee is hij nog geenszins tot een onderdaan van Koning Jezus geworden, tenzij hij ook feitelijk doe den wil van zijn Heere en Meester.

Niet alsof het enkel in het doen van dien wil school.

Indien een Jood, Mahomedaan of Heiden doet wat Jezus bevolen heeft, maar zonder daarbij te bedoelen, zijn wil te doen, zoo heeft ' dat met het eeren van Jezus' Koningschap ' niets uitstaande, noch kan ooit te weeg brengen dat Jezus over zulk een Jood, Mahomedaan of Heiden Koning zij.

Zonder geloof in Jezus is zijn Koningschap ondenkbaar, en wie niet begint met in hem den van God gezalfden Komng te begroeten en te eeren, en omdat hij van God tot onzen Koning gezalfd is, hem in zijn majesteit te eeren, is geen onderdaan van Jezus en rekent voor zijn koninkrijk niet meê.

Een vreemdeling die in Nederland vertoeft, en in allerlei opzichten doet wat de wet van onzen Koning gebiedt, wordt daarmee nooit zijn onderdaan.

Bij den dienst van den Heere Jezus moet dus altoos vooropgaan, dat ge Satan als heerscher in uw hart afzweert, en Jezus als uw van God gezalfden Koning huldigt. En eerst wanneer dit in u gevonden wordt, draagt het doen van zijn wil het karakter van gehoorzaamheid.

Maar ook omgekeerd, of ge hem al huldigt en als Koning in uw hart uitroept, maar om voorts nog feitelijk de heerschappij van Satan in uw hart te dulden en te bestendigen, dit maakt wel, dat ge u als één van zijn onderdanen laat inschrijven, maar nog niet, dat ge in der waarheid zijn onderdaan geworden zijt, en dat hij feitelijk als Koning in u heerscht.

En eerst waar die twee saamkomen, dat gij hem als uw Koning uw hulde biedt, en dat hij feitelijk zijn koninklijken wil in uw hart doorzet, daar is het werk van Satan in uw hart verbroken en Jezus feitelijk als Koning in uw hart betoond.

Nu is deze heerschappij van Jezus in uw hart intusschen een geheel andere dan van uw aardschen koning.

Uw aardsche koning brengt u zijn wet uitwendig; en nu staat het voorts aan u, om die wet te volbrengen en op te volgen. Doet gij dat nu, zoo is het wel. Maar doet gij het niet. dan komt de politie en de rechter, ge wordt tot gehoorzaamheid gedwongen.

Maar zoo is het in Jezus' koninkrijk niet.

Wie Jezus als zijn Koning huldigt, bekent daarmee tevens »onnut en onbekwaam te wezen" om dezen wil van zijn Koning ook maar in eenig opzicht naar eisch te volbrengen.

Uw erkennen van Jezus als Koning beduidt dus, dat ge alsnu belijdt: i". dat Jezus' koninklijke^ wil de eenig goddelijke en ware is; 2°. dat gij met zijn onrein gemoed machteloos tegen dien wil overstaai; ; maar ook 3°. dat Jezus, Uiv Koning, machtig is, om in u te werken met kracht, en alzoo de volbrenging van zijn wil in uw hart tot een feit te maken.

»God is het, die in ons werkt het willen en het werken naar zijn welgevallen."

»We zijn geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God voorbereid heeft, opdat wij daarm wandelen zouden."

Op die kracht van Jezus, die in uw hart zich moet openbaren, komt dus alles aan.

Laat die kracht af; staat ze stil; houdt ze op te wei ken, — dan is alle heerschappij van Jezus in uw hart weg. Immers al schijnt het dan soms nog, dat ge met een uitwendigen schijn hem naloopt en als uw Koning eert, toch is zijn heerschappij in uw hart dan verbroken, en hij regeert u niet meer.

Dit diepe besef maakte dan ook de kracht van Jezus' apostelen uit, en is steeds de bron van kracht geweest voor al Gods heiligen op aarde.

Ook zij toch wisten wel, dat het ten slotte op de daad aankwam; maar ze wisten ook, dat die daad dan alleen Gode welgevallig is, zoo ze door Jezus als Koning in ons gewerkt wordt.

Alleen wat Jezus in ons werkt is wel gedaan; al wat we zelf doen, buiten Jezus' aandrift en inwerking, is niet slechts ongenoegzaam, maar in zijn wezen zondig.

Daarom noemt de apostel dan ook zonde al wat niet uit het geloof is. En geloof is immers juist het niet putten uit zijn eigen niet en dood, maar uit de bron van eeuwige kracht die in Christus voor ons ontsloten wierd.

Alles komt er dan ook voor u maar op aan, dat ge de innige zielsgemeemchap met uw Heiland zoekt.

Al wat die gemeenschap belemmert, leidt u van hem af, werpt u op u zelven terug, en maakt u ganschelijk onbekwaam, om werkelijk een onderdaan van uw Koning te wezen, en hem als Koning in u te laten regeeren.

Maar dan ook omgekeerd, al wat u in die gemeenschap inlijft en bevestigt, en u alzoo aan Jezus aansluit, en uw hart voor hem openzet, en zijn kracht in uw ziel doet vloeien, brengt vanzelf te weeg, dat zijn koninklijke heerschappij in uw binnenste wint aan kracht en werkelijkheid, en dat ge werkelijk de eere van zijn onderdaan te zijn geniet.

Dat is dan ook de reden, waarom Gods vrome kinderen op aarde, de kracht voor hun werk in het gebed., in de heilige gemeenschapsoefening en in het Sacrament zoeken.

Het is hun om Jezus te doen.

Ze zien in en gelooven, dat hij is de Rotssteen, waaruit het water zal vloeien, zoodra ze slechts met den staf des geloofs op dien Rotssteen slaan.

Eerst moeten ze Hem hebben. Dan komt en volgt 'net goede werk vanzelf.

Al wat van hem kan vervreemden, brengt over hen een gevoel als des doods. Vandaar dat de zonde hun steeds meer zóó smartelijk is, (jat ze, terstond na eenige zonde gevoelen: »NU hield Jezus op in mij te werken", en ze dan geen rust hebben, eer ze de verzoe-„ing weer hebben gevonden, opdat de gemeenschap met het heilig Godslam hersteld zij.

wie daarom nauw wil leven, ga geen dag tegemoet, aleer hij eerst in'de vroege morgenure zijng gemeenschap met zijn Heiland hebbe gevonden. Zoolang hij gevoelt dat die doorwerkt, gaat ook zijn werk goed. Zoodra hij merkt dat die mindert, zondert hij zich af, om weer bij zijn Heiland te komen. En zoo wordt heel zijn leven één worstelen, om de gemeenschap met zijn Heiland in stand te houden, en zoodra die verbroken wierd, ze weer aan te binden,

Wie zoo met zijn Jezus leeft, leeft veilig.

In dien werkt Jezus koninklijk.

In zulk een werkt zijn heerlijke werking met kracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 maart 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Die in mij werht met kracht.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 maart 1890

De Heraut | 4 Pagina's