GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OLAF DE NOOR.

XIV.

Met. kracht en geweld.

»Ik heb" zoo deelde Harald mee, »in den laatsten tijd vreemde dingen gehoord.

»Men zegt dat gij, Olaf, de goden hebt verworpen en in het land der Saksen (Brittanje) tot den godsdienst der Christenen zijt overgegaan."

De koning achtte het niet raadzaam daarop nu reeds te antwoorden. Hij zweeg dus en de ander ging voort:

»De geruchten die er loopen en de komst van dien vreemden man, dien bisschop, hebben de priesters en waarzeggers achterdochtig gemaakt. Zij stoken het volk tegen u op, en dat is vooral gevaarlijk, nu er nog pas strijd in 't land geweest is. Daarom raad ik u op uw hoede te zijn."

»En wat denkt gij dan dat ik doen moet? " vroeg Olaf.

»Het beste is, " sprak de oude man, »dat gij aan het volk toont, hoe het dwaze geruchten zijn die men van u verteld heeft. Gij moet een groot feest geven ter eere van de goden. Dan ziet elk hoe 't er mee staat. En dan hoop ik 't nog te beleven, hoe gij zelf met de schepen uitgaat, om in de landen der Christenen buit te behalen."

»Dat zal ik niet doen, " sprak Olaf beslist. »Niet? " vroeg Harald verbaasd.

Nu moest de koning spreken. Hij verhaalde zijn oom al wat wij reeds weten. Deze schudde telkens bedenkelijk het hoofd en sprak eindelijk:

»Het doet mij leed; ik - had zulks niet van u verwacht. Zoo gaat al onze grootheid onder. Doch ik zal u niet ontrouw worden. Alleen maar — ik vrees dat gij niet lang op den troon zult zitten."

Wat Olaf ook mocht spreken, en hoe ook bisschop Sigurd mede zich beijverde om den ouden edelman te overtuigen, dat hij het voorbeeld van zijn neef moest volgen, het baatte niet. Harald antwoordde steeds: »het kan wel zijn dat gij gelijk hebt en uw goden beter zijn dan de mijne; maar ik ben nu te oud om nog een anderen godsdienst aan te nemen." En daarbij bleef het. Evenwel toonde de oude man zich steeds voor den jongen koning een trouwen bloedverwant en vriend.

Zoo naderde de tijd van het feest, dat de heidenen zouden vieren uit blijdschap dat de a koude winter nu weldra voorgoed afscheid zou nemen en de lente komen. Maar ook 't zou weldra Paaschfeest zijn. En bisschop Sigurd drong er op aan, dat de koning althans in zijn paleis dit laatste feest vieren zou.

Dat was echter gemakkelijker gezegd dan V gedaan. De koning peinsde er lang over en eindelijk besloot hij op Paschen een groot feestmaal in de koninklijke burcht aan te richten. Daartoe noodigde hij vooreerst al de vrienden van zijn huis, zijn vroegere tochtgenooten, die Christenen waren — althans in naam — gelijk hij zelf. Op deze kon hij rekenen en het zou hen niet hinderen, als er niet geofferd werd aan de valsche goden. Evenwel men moest ook anderen vragen, die minstens er evenveel aanspraak op hadden genoodigd te worden. Dat er zich onder de genoodigden ook priesters, waarzeggers en dergelijke bevonden was natuurlijk; zij behoorden tot de meest geëerde lieden onder het volk en waren altijd de eerste geweest bij alle groote gelegenheden. Liet men hen thuis, dan zouden zoowel zij als het volk verbitterd worden.

Het Paaschfeest brak aan. Door den bisschop was, zoo goed het ging, in een der zalen van het paleis kerk gehouden. Voor 't eerst _ van hun leven woonde de meeste der aanwezigen, die nu den Doop hadden ontvangen, een Christelijke samenkomst, een godsdienstoefening, bij. Dat alles hun vreemd en wonderlijk voorkwam is te begrijpen, vooral wanneer we denken aan al de gebruiken en plechtigheden die men in de Roomsche kerk heeft, en die bisschop Sigurd althans zoo goed mogelijk volgde. Het vreemdste was voor de Noren het bidden tot een God, dien men niet zien kon; die, zooals de bisschop zei, woonde hoog in de hemelen en toch vlak bij hen was. Velen onder hen meenden dan ook] dat het kruisbeeld, 't welk de bisschop bij zich had, en op een altaar plaatste eigenlijk hun nieuwe god was.

Den volgenden dag zou het feest plaats vinden. Reeds den vorigen avond kwamen vele gasten van heinde en ver en den volgenden morgen was 't getal tot een paar honderd aangegroeid. Het paleis of liever het groote, houten gebouw dat de koning bewoonde, kon natuurlijk aan de meesten geen nachtverblijf verschaffen, en zij hadden elders een onderkomen gevonden. Doch wie er ook kwamen geen priesters of toovenaars. En ook toen de koning des morgens op het feest kwam was nog geen hunner verschenen.

»Dat voorspelt niets goeds", sprak Olaf tot de krijgsoversten die bij hem zaten; „wij moeten op onze - hoede zijn

»Gij moet dadelijk boden uitzenden, om te zien wat de priesters uitvoeren", sprak Sigurd; »ik ben overtuigd dat zij kwaad tegen ons brouwen."

In alle stilte maar ook met haast werd die raad opgevolgd. Eenige vertrouwde mannen werden uitgezonden. Reeds tegen den middag keerden zij terug. Zij verhaalden hoe er op een paar uur afstand een groote menigte volks bijeen was; in hun midden de priesters. Deze offerden aan de goden, en, zoo voegden de mannen er met ontzetting bij, »zij zijn bezig met tooverkunsten, om u, koning Olaf, daardoor te dooden".

Was de koning een christen geweest, dan zou hij zich zeker om dat laatste weinig bekreund hebben. Nu echter verschrok hij evenzeer als de boden. Hij haastte zich bisschop Sigurd te roepen en om raad te vragen. Deze echter stelde hem gerust en sprak: »Onze God is machtiger dan de duivel en al zijn dienaren. Vrees niet, zij kunnen u met al hun kunsten niet deren".

Eenmaal van zijn bijgeloovige vrees verlost, bezon Olaf zich, wat te doen.-De gasten waren thans in het veld bezig zich te vermaken en misten hem dus niet. Na kort beraad besloot hij met enkele der trouwste aanvoerders en een bende krijgslieden zelf naar de plaats te gaan waar 't volk bijeen was, om te zien wat er geschiedde.

't Bleek weldra, dat de boden naar waarheid bericht hadden. Reeds van ver hoorde men geschreeuw en werden allerlei booze en toornige uitroepen tegen Olaf vernomen. Plotseling verscheen hij zelf. Verschrikt stoof het volk, toen het zijn hooge, krachtige gestalte zag, uiteen. Slechts de priesters weken niet. '

De koning ontstak in toorn. »Grijpt de priesters en waarzeggers!" riep hij zijn mannen toe. Deze gehoorzaamden.

sBrengt ze naar de Skerry-rotsen", sprak Olaf driftig; bindt ze daar vast. Het water is thans laag, straks zal de zee hen overstroomen en degenen verdelgen, die 't mij wilden doen."

En — om 't kort te zeggen — zoo geschiedde het. De ongelukkige dienaars der valsche goden werden gegrepen, vastgebonden en hun einde was »dat de zee over hen kwam en hun doodskreten versmoorde."

Zoo werd »met kracht en geweld" de afgoderij uitgeroeid. Den Heere zij dank, nu geschiedt het anders.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's