GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zending.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit önde da^en.

EERSTE POGINGEN.

III.

De Engelsche schrijver geeft loffelijk getui-\ genis aan den Zendingsijver der Nederlanders en der Duitschers in de 17de eeuw.

Hij herinnert aan het seminarie dat de Gereformeerde hoogleeraar Walatus te Leyden stichtte, ter opleiding van Zendelingen. (We hebben eenige jaren geleden deze stichting uitvoerig besproken.) Zijn' ambtgenoot Hoornbeek schreef in 1659 het werk: Summa Controversia cum Gentilibus, Judees, Muhamides et Papistis, dat dus zoowel tegen dwaling als legen bepaald heidendom was gericht.

In dit opzicht — en dit getuigt van den Zendingsgeest in deze landen — was er, hoe fel de strijd overigens mocht zijn, zelfs eenheid van zin tusschen Remonstranten en Contra Remonstranten. Hugo de Groot bv. schreef zijn welbekend werk over »de waarheid van den Christelijken godsdienst, " eigenlijk als een handboek voor zendelingen, en moedigde predikanten en onderwijzers aan tot het gaan naar Indië. Want, als boven gezegd, de Zending was uiteraard koloniaal.

In Duitschland, dat eerst in den allerlaatsten tijd overzeesch gebied verkreeg kon dit laatste natuurlijk niet het geval zijn. 't Heeft echter niet verhinderd, dat de Duitschers zich reeds toen, gelijk nu nog, steeds loffelijk in den arbeid der Zending onderscheidden.

Merkwaardig is in dit opzicht de baron Von Welz, min of meer geëvenaard door den meer bekenden, eveneens adellijken heer Von Zinzendorf, een eeuw later. Von Welz was een ijverig, geleerd en practisch man. Hij schreef in 1664 twee verhandelingen. De eerste was getiteld : «Christelijke en oprechte opwekking aan alle rechtzinnige christenen van de Augburgsche Belijdenis betreffende een bijzonder genootschap, waardoor, met Gods hulp onze Evangelische godsdienst kon worden uitgebreid." Het tweede is een »Uitnoodiging tot een genootschap van Jezus om het christendom en de bekeering der heidenen te bevorderen.

»Is het" zoo vraagt hij o. a. in deze geschriften, sbehoorlijk het Evangelie voor ons zelf te houden? Behoorlijk dat studenten in de godgeleerdheid alleen voor binnenlandsche kerken worden opgeleid ? Behoorlijk dat Christenen zooveel aan kleeren, eten en drinken uit geven, en er niet aan te denken het Evangelie te verspreiden." Hij drong er sterk op aan, dat een wel ingerichte Zendingsschool aan elke hoogeschool zou zijn verbonden, en werd daarna zelf zendeling. Na van zijn titel afstand te hebben gedaan, werd hij bevorderd tot «apostel der heidenen" en vertrok met ruim ƒ 20, 000 naar onze West Indien (Suriname) waarheen zoo menig landgenoot hem later volgde. Van Welz stierf spoedig, doch zijn optreden bewijst wat geest ook toen in enkelen werkte.

Later vinden we hoe een man als de beroemde Leibnitz het voorstel deed om Duitsche zendelingen over Rusland naar China te zenden. En dat hij hiermee vollen ernst maakte blijkt wel hieruit, dat toen 'vy 1700 de Berlijnsche Academie van Wetenschappen werd gesticht hij dit plan in de statuten liet opnemen.

Dit al echter waren ns.'^er bewijzen van goeden wil en ernstige begeerte dan verschijnselen die tot bepaalde uitkomsten leidden.

Als het op practisch werken aankomt dan, zoo getuigt de Engelsche navorscher, behoort aan »de Nederlanders de eer dat hun staat de eerste Protestantsche was, die het belang erkende van het geestelijk welzijn voor zijn heidensche onderdanen te zoeken." Hij voegt er echter bij dat het geschiedde op zeer gebrekkige wijs, met ontoereikende hulpmiddelen en teleurstellende uitkomsten, »gelijk men trouwens kon voorzien."

Ter nadere toelichting wijst hij allereerst op Ceylon, dat in 1636 door de Nederlanders aan de Portugeezen werd ontnomen. De Roomschen werden er uit de meeste hunner kerken verdreven, en men trachtte de Hindoes en Boeddhisten voor de belijdenis der nieuwe landsheeren te winnen.

Blijkbaar werd allereerst een kerstening in 't algemeen bedoeld, want, ' zoo wordt*ons op 't gezag van Tennant verzekerd, voor de toelating tot den doop werd slechts geëischt kennis van het Onze Vader, de Tien Geboden, een morgen-en avondgebed en een gebed vóór en na den eten. Natuurlijk gaf dit geen kenmerkend onderscheid tusschen de Roomsche en de Gereformeerde leer. Dus werd bepaald dat geen inboorling een betrekking in dienst der regeering zou kunnen bekleeden of ook land bezitten, tenzij hij niet alleen gedoopt was, maar ook verklaarde in te stemmen met de Helvetische Geloofsbelijdenis.

De schijnbare vrucht hiervan was een ontzaglijk aantal bekeerlingen; »de werkelijke de treurigste huichelarij en onherstelbare schade voor den waren godsdienst." Er was een tijd dat het aantal bekeerden ongeveer een half millioen bedroeg. Doch zoodra hadden de Britten 't land niet veroverd, en hield alle politiek voordeel of burgerlijk belang bij 't belijden van het Protestantisme op, of ruim vier vijfden der naamchristenen vielen aanstonds weer af, en zonken terug in 't Heidendom.

Ds, Storrow merkt hierbij op, hoe dit te meer zeggen wil als men weet, dat »de Nederlanders zich ijverig betoonden in het oprichten van scholen en het verspreiden van Heilige Schrift". Als hoofdoorzaken van de droeve mislukking noemt hij de bepaald verkeerde lokmiddelen ©m belijdenis van het Christendom te bewerken en het groot gebrek aan recht geestelijk inzicht en drangreden van de zijde der leeraren. Waren zij ernstig en bekwaam geweest, dan zou er, ondanks de verkeerde middelen, toch nog veel goeds zijn verkregen.

Evenzoo spreekt de schrijver over de verdere pogingen onzer oude republikeinen op 'tZendingsveld. Hij roemt hun ijver, maar vindt ook alom dezelfde gebreken.

Nadat de Nederlanders zich in 't begin der 17e eeuw op Java hadden gevestigd, deed de regeering moeite om het volk tot de belijdenis des Christelijken geloofs te brengen. Evenzoo ging 'top Formosa in 1626 in Ambogua in 1647. Daar, zoowel als op Sumatra, Celebes en op andere eilanden, verkreeg men naar beweerd wordt bekeeringen bij tienduizenden, ja honderdduizenden. Maar het werk was gewoonlijk oppervlakkig en vormelijk, en zelfs dan nog werd er de hand niet aan gehouden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Zending.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's