GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Hebt gij den Heiligen Geest onlvangen?”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Hebt gij den Heiligen Geest onlvangen?”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen toen gij geloofd hebt? (Hand. 19 : 2).

Hoe verkeert gij onder de bediening van den heiligen Doop?

Velen verkeeren er liever ganschelijk niet onder, tenzij zij zelven een eigen kind ten Doop brengen.

Dat merkt ge wel aan de schromelijke leegte, die in de naraiddagbeurten vaak viel waar te nemen als er gedoopt wierd. Nog erger aan de ongereformeerde instelling van afzonderlijke Doopbeurten. En het sterkst aan hen, die wegloopen als de Doopsbediening een aanvang gaat nemen.

Men denkt dan: »Die Doopsbediening is voor die ouders, die daar met hun kinderen verschenen zijn, maar mij gaat ze niet aan!" En natuurlijk, waarom zou men dan nog langer blijven? De preek is uit. DÜS gaat men.

Juist op dezelfde manier, als in de Roomsche kerk, zij die niet commüniceeren opstaan en de kerk verlaten, als de Communie begint.

Maar onderstel, gij deedt zoo niet. Gij bleeft. Gij pleegt ook de bediening van den heiligen Doop bij te wonen. En daarom zij de vraag herhaald: hoe verkeert gij onder de bediening van zulk een Doop ?

Ze boeit u.

Gij vindt iets schoons, iets lleflijks in dat verschijnen in het midden der gemeente van die pasgeboren wichijes. De Doop zelf gaat ook plechtig toe. De aanspraak aan de Doop ouders vondt ge treffend.

En terwijl zoo de kinderen die ter kerk waren op stoel of bank klommen, en zich uitrekten, om er iets van te zien, hebt gij ook in heilige aandoening gestaard op dit aangrijpend tafereel.

Vooral waar het oog anders 200 weinig in onze eerediensten geniet, hebt ge in dat boeiend schouwspel genoten.

Misschien deedt ge zelfs meer.

Een enkel maal dacht ge allicht bij het zien van zulk een Doopsbediening aan uw eigen Doop terug; en, zoo ge vader of moeder zijt, ook aan uw eigen Doopsèelo/U bij den Doop van uw kroost.

Doch daar bleef het dan ook bij.

Verder drongt ge niet door.

Meer had die bediening van den heiligen Doop u, aan uw eigen ziel, niet te zeggen.

Doch hoor nu, wat de heilige Paulus te Efese aan de Johannes-jongeren vroeg.

Hij zei tot hen, lees het maar in Hand 19: fHebt gij den Heiligen Geest ontvangen, toen gij geloofd hebt? " d. w. z. toen ge door den Doop in de kerk zijt opgenomen. Toen antwoordden die mannen van: neen. Ze hadden zelfs niet gehoord dat er een Heilige Geest was. Iets wat natuurlijk niet zeggen wil, dat ze nooit van den Heiligen Geest hadden gehoord. Dat ware ongerijmd. Neen, maar ze bedoelden, dat ze nog nooit van een mededeeling des Heiligen Geestes bij den Doop gehoord hadden.

Zoo zegt ook de Evan elist Johannes: De Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was" (Joh. 7 : 39). Wat natuurlijk niet kan beteekenen, dat de Heilige Geest nog niet bestond ; maar alleen zeggen wil, dat de uitstorting en mededeeling van den Heiligen Geest toefde, tot na Jezus' hemelvaart.

Vandaar dan ook dat Paulus aan die mannen te Efese toen nader %Toeg ; »Waarin zijt ge dan gedoopt? "

En toen kwam het uit, waarom ze den Hei • ligen Geest nog niet ontvangen hadden. Ze waren namelijk wel met den Doop van Johannes, maar nog niet met den Doop van Jezus gedoopt

Ze werden daarop nu pas gedoopt in den naam van den Heere Jezus. Daarbij legde Paulus hun de handen op. En zoo ontvingen ze den Heiligen Geest.

Het is dus een Johannes-doop, en geen Christelijke doop, tenzij bij dien Doop de Heilige Geest wordt ontvangen.

Iets wat de Doop van Jezus zelf u ook leeren kan.

Immers, toen Jezus gedoopt werd, daalde de Heilige Geest op hem neder zichtbaar, als in de gedaante eener duive.

Maar zoo blijkt dan de bediening van den heiligen Doop ook iets heel anders te zijn, dan gij dacht.

Gij dacht, dat die ouders, dat kindeke, die prediker en die koster met de Doopvont den Doop maakten.

Meer zaagt ge niet, en daarom hebt ge niet meer vermoed.

En juist daardoor zaagt ge de hoofdzaak, zaagt ge het eigenlijke, het wezenlijke van den Doop voorbij; en zaagt met het oog uwer ziele niets van wat bij en onder die Doopsbediening door uw God geschiedde.

Geen vermoeden zelfs hadt ge er van, dat er op dat oogenbiik, te midden dier zich verdringende ouders, nog iets anders, iets veel hoogers en heerlijkers geschiedde.

Ge dacht niet aan de daad van God den Heiligen Geest.

Ge hadt niet gelet op wat uw Catechismus u geleerd had, dat het Sacrament, en dus ook de Doop door God ingesteld was, om het geloof te sterken.

Gij hadt er niet mee gerekend, dat, al kan zulk een klein kindeke nog niet gelooven. God toch ook in zulk een klein wicht, reeds vóór den Doop, het gelookvermogen kan hebben ingeplant. Evengoed als dat kleine kind nog wel niet spreken kan, maar daarom toch reeds het spreekvermogen van zijn God ontving. En zoo kwam het ook niet in u op, dat God de Heere door een daad van zijnen Heiligen Geest, dat ingeplante geloofsvermogen - bij dat kindeke door den Doop sterkt.

Doch nu wordt het u dan ook iets heel anders.

Nu is dat aandoenlijke u bijzaak. Dat plechtige slechts de vorm. En nu ontsluit zich uw oog bij de bedi ning van den heiligen Öoop voor dien Onzienlijke, die ongezien, toch tegenwoordig is, en door zijnen Heiligen Geest een daad van genade verricht aan het hart van zgn verkorenen.

Doch dan kunt^e hierbij ook niet blijven staan.

Immers ook gij zijt gedoopt, en zijt als gedoopte, met die kinderkens die gedoopt worden, in. eenzelfde Verbond der genade begrepen.

Hun Doop is dus geen aparte Öoop, maar een bediening van dien éénen zelfden Doop die door God als zegel op zyn Verbond is gezet.

Zoo dikwijls er gedoopt wordt is het dus altoos de terugkeering van dien éénen zelfden Doop, waarmee Jezus en al zijri volk gedoopt wierd; en zoo dikwijls die Doop weer bediend wordt, is het altoos weer diezelfde God, die opnieuw aan zijn volk zijn Verbond verzegelt.

Eén Heere, één Geloof, één Doop.

Vandaar dat in iiw Doopsforraulier altoos gesproken wordt van »ons en onze kinderen"; en beleden wordt, dat God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest, niet enkel aan die kinderen, maar ons betuigt de zekerheid zijner heiligheden.

»Als wij gedoopt worden in den Naam des Vaders, zoo betuigt ons God de Vader" enz.

De Doop van die kindekens gaat dus ook u zelf aan; spreekt ook u persoonlijk toe; en het is op die kinderkens dat God alsnu zijn zegel zet van een Verbond der genade, dat ook u insluit, en dus ook u opnieuw bezegeld wordt.

Niet die kinderkens als zoodanig hebben op den Doop recht; maar ze hebben dat recht alleen, omdat ze in het Verbond geboren zijn; en dus als het zaad der kerk in het midden der gemeente M'orden binnengedragen.

Ja, .nóg nauwer raakt die Doopsbediening heel het volk Gods, en dus ook u, zoo gij tot dat volk behooren moogt.

Immers de werkingen van den Heiligen Geest zijn geen werkingen, die slechts één oogenbiik duren, en die Hij dan varen laat.

Eer omgekeerd Iaat God de Heilige Geest een werk dat Hij begon, nooit varen. Heeft de Heilige Geest dus ook in het verborgene uwer zie), toen ge /.elfgèdoopt wierdt, op een geheimzinnige en voor ons qrjLjegiijpelijke wijze, hetgeloofs vermogen in é versterkt; en zijt ge, dank zij die sterking, later tot daadwerkelijk giAooi gekomen; dan heeft de Heilige Geest ook u sinds uw Doop niet losgelaten, maar u in het oog gehouden, en u vcrzeld, ja, woning in u gemaakt.

Als gij eet, voedt Gods almacht uw lichaam door spijs; maar niet om u, als ge van tafel opstaat, nu voorts aan u zelf over te laten. Neen, diezelfde almacht Gods, die u spijsde, blijft u houden, hoeden en dragen, en als die almacht Gods u ook maar één oogenbiik losliet, hieldt ge op te bestaan. »In Hem leeft ge, beweegt ge u en zijt ge.

En zoo nu ook hier.

Bij en door uw Doop heeft de Heilige Geest u gesterkt; maar niet om u daarna te laten varen. Neen, maar om van oogenbiik tot oogenbiik dit gesterkte genadeleven in uw ziel in stand te houden en te dragen.

Ook op het oogenbiik dat ge onder de Doopsbediening van die-kinderkens verkeert, is dus de Heilige Geest bezig, om in u het genadeleven te onderhouden. En diezelfde Heilige Geest, die daar door den Doop het geloofsvermogen in die kinderkens sterkt, is ook bij u in uw bank, of op uw stoel, waar ge zit, woont in u, en bewijst ook u genade.

En nu gebruikt die Heilige Geest de bediening van den Doop aan die kinderkens als een middel, ora ook in u de sterking van uw eigen Doop te laten nawerken en u de genade te bevestigen.

Maar dan is het bijwonen van de bediening van den heiligen Doop ook heel iets anders voor u.

Zoo wordt het: niet meer iets aandoenlijks, maar iets heiligs.

Een genade bijzonderl^k aan dat kindeke, maar in algemeenen zin ook aan u bewezen.

Een liefdebetoon van den Ontfermer aan uw eigen hart,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Hebt gij den Heiligen Geest onlvangen?”

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's